Inzichtmeditatie vraagt om hulpmiddelen, zoals geslepen glas of een scherp mes. Die hulpmiddelen krijgen wij niet van buitenaf aangereikt, maar moeten we zelf ontwikkelen. In die zin lijkt deze meditatie op jezelf aan je haren omhoog trekken. Maar het is mogelijk de geest te ontwikkelen, zodat hij als een scherp mes onze vastgeroeste meningen doorsnijdt. Gedeelte van een lering die Sayadaw U Pandita (1921 – 2016) gaf op 28 december 2015 in de laatste 60-daagse Special Retreat voor buitenlanders die hij leidde.
Gewortelde opvattingen
Mensen die nog nooit de oefening van het ontwikkelen en vestigen van achtzaamheid (sati, mindfulness) zijn tegengekomen, die er als vreemdelingen tegenover staan, of die er nog niet mee vertrouwd zijn, zien nog niet hoe geest en materie in ons wezen in een oorzaak-gevolg-relatie tot elkaar staan. En daarom zijn de opvattingen die zij daar van oudsher over hebben nog niet verhelderd. De opvatting dat er een persoon is, een persoon die van kinds af aan tot nu bestaan heeft. De opvatting dat zien fijn is, dat horen fijn is, dat denken en zintuiglijke ervaringen fijn zijn. En vandaar het willen zien van fijne dingen, het willen horen, ruiken, proeven en aanraken van fijne dingen. En de opvatting dat dingen gebeuren omdat ik dat wil. En bovenop deze opvattingen, die vasthouden aan het idee dat er een persoon is, ontwikkelt men ook het geloof in een ziel, dat er in dit wezen een ziel is. En dat deze ziel wordt gecontroleerd door een hoger wezen, een parama atta. En hoe wezens ook bewegen, wat zij ook denken, wat men ook doet: dat dit te danken is aan de wil van dit hogere wezen.
Deze opvattingen komen in iemands geest. Het zijn opvattingen die afkomstig zijn uit de tijd dat wij jong waren, het zijn opvattingen afkomstig uit vorige levens. Het zijn heel krachtige gehechtheden. En totdat men gaat oefenen en de ware Dhamma gaat zien, bedekken deze opvattingen de ware toestand van de dingen.
Speciale inspanning
Als we aan het werk zijn om te weten te komen hoe dingen werkelijk zijn, hoe materie en geest in ons werkelijk zijn, hebben we aan gewone inspanning niet genoeg. We hebben vurige inspanning nodig, intense inspanning. Men moet zich niets gelegen laten liggen aan lijf en leden. Men moet niet bang zijn om pijn te ervaren. Men moet niet bang zijn om ziek te worden omdat men niet genoeg slaapt. Niemand is ooit aan de oefening bezweken. Het is een feit dat yogi’s met een zwakke gezondheid hun problemen hebben overwonnen. Er zijn zelfs yogi’s die terminaal ziek waren die hun ziekte hebben overwonnen en zijn doorgegaan met leven.
Vertrouwen, respect en continuïteit
Dus – met geloof in de voordelen die de oefening brengt: probeer het! Er moet geloof zijn, men moet vertrouwen hebben dat dit werkt. En als men geloof heeft en besloten heeft de taak op zich te nemen, dan moet er ook respect zijn, een respectvolle toepassing van de oefening, sakkaccakiriya. En er moet continuïteit in de oefening zijn, zodat de ene waarneming onmiddellijk volgt op de andere, met uiterst precieze zorg. Men moet werken zonder onderbreking. Als men de oefening op deze manier doet, volgen samadhi en pañña, concentratie en wijsheid, automatisch. Er zal dan geen enkele noodzaak zijn te proberen ze tot stand te brengen.
Niet gemakkelijk, maar niet onmogelijk
Laat het idee van een vorig leven gerust achter je, en denk alleen maar aan dit leven. We leiden een leven als mens en tot op de dag van vandaag hebben we ons geschoold, hebben we gewerkt en in onze inkomsten voorzien, en hebben we een hoop tijd doorgebracht met ons te wijden aan zintuiglijke genoegens. En ook met: onszelf niet te begrijpen, te denken dat dít is hoe de dingen zijn, dingen te zien als blijvend, als fijn, en met te denken dat dít gebeurt omdat ik díé keuze gemaakt heb, vanwege mijn wil. Deze opvattingen zijn in dit leven heel erg sterk.
Om deze opvattingen te overwinnen kunnen we niet volstaan met gewone krachtsinspanningen. En terwijl we proberen speciale krachtsinspanningen toe te passen om deze opvattingen te overwinnen, kijken we soms naar wat er gebeurt en zeggen we: oh, er is nog geen enkel resultaat, dit werkt niet, dit is het niet. Als we er zo naar kijken en door de achterdeur weglopen, is dat niet goed. We moeten vastbesloten zijn. De Boeddha zegt dat deze opvattingen verzwakt moeten worden, langzaam verwijderd moeten worden, langzaam en geleidelijk.
Want we hebben het idee gehad over het lichaam en het leven dat het blijvend is, dat het fijn is, dat het beheersbaar is, dat het heerlijk is. Uur na uur, seconde na seconde hebben we deze opvatting gehad, dus in één uur is deze opvatting 3600 keer opnieuw bevestigd in onze geest, uur na uur, dag na dag, maand na maand, jaar na jaar. Deze opvattingen worden heel erg sterk ingeprent, sterk verankerd. Dus het werk om dit lichaam te zien als veranderlijk, niet bevredigend, zonder een onvervreemdbaar ik en niet mooi, is niet gemakkelijk te doen. Maar het is niet onmogelijk. En wanneer men de methode begrijpt en toepast, is het heel goed te doen.
Instrumenten ontwikkelen
Het is als wanneer we een bril moeten gebruiken om iets te zien en we anders niet kunnen zien. Of als we iets moeten zien wat heel klein is, en we een microscoop gebruiken of een vergrootglas om dingen te vergroten, waardoor ze veel groter lijken dan ze werkelijk zijn, misschien wel tien keer zo groot. Dus de bril moet geslepen worden, we moeten kracht uitoefenen op het glas, zodat kleine dingen, minuscuul kleine dingen zichtbaar worden en gemakkelijk gezien worden.
Meditatie is uit op het brengen van kracht in onze geest. En alleen als deze kracht volledig is, beginnen we geest en materie te zien en beetje bij beetje kennis te ontwikkelen en uiteindelijk waar geluk te ervaren. Dat moeten we begrijpen.
In de wereld zijn er dingen die we met het blote oog niet kunnen zien. En wanneer we oud zijn, worden de ogen zwak. Dus om dingen te kunnen zien die we met onze gewone ogen, met het blote oog, niet kunnen zien, moeten we dingen zoals een bril gebruiken of een microscoop of een vergrootglas. En als we die gebruiken, als de objecten die we proberen te zien en de lenzen juist geplaatst zijn, dan zullen we in staat zijn om het object te zien. Maar dat kunnen we alleen met gebruik van deze speciale glazen. En net zo moeten we om in ons lichaam de heel fijne subtiele dingen te kunnen zien die we met onze gewone intelligentie niet kunnen zien, kracht aan onze geest toevoegen. En net zoals we bij het slijpen van glas dat in een instrument gebruikt wordt, dit met de juiste kracht moeten doen, we genoeg kracht moeten toevoegen om te kunnen zien wat we willen zien – net zo moeten we in de geest de noodzakelijke kracht toevoegen en de krachten volledig ontwikkelen. Dan zullen we in staat zijn om te zien. Dus meditatie is uit op het zien van dingen in onszelf die buitengewoon subtiel en fijn zijn. En op het toevoegen van kracht aan de geest, zodat we deze dingen kunnen zien. Dit zal men moeten begrijpen, en voor dit idee zal men respect moeten hebben. Dat is heel belangrijk.
Dus om te denken dat dit lichaam en dit leven niet blijvend is wanneer we gedacht hebben dat het blijvend is, om het te kunnen zien als onbevredigend, om het lichaam te kunnen zien als onbevredigend wanneer we erover hebben gedacht als iets aangenaams; om vrij te zijn van het idee dat er een ziel is, om ons wezen te zien als anatta, als zonder een beheersend ik of een ziel, wanneer we gedacht hebben dat het een ziel heeft; om het te zien zoals het werkelijk is, als niet iets heerlijks, wanneer we over ons lichaam hebben gedacht dat het iets prachtigs is – om op die manier te kunnen zien, hebben we een instrument nodig. We hebben een paar instrumenten nodig en we moeten die instrumenten gebruiken.
Welke instrumenten?
Boeddha zegt welke instrumenten het zijn die we moeten gebruiken. En dit zijn allereerst viriya, inspanning, als tweede sati, achtzaamheid (mindfulness), als derde samadhi, concentratie en als vierde pañña of wijsheid. De Boeddha zegt dat we die moeten gebruiken om te kunnen zien. Dus als ze zwak zijn, moeten we ze ontwikkelen zodat ze sterk worden. En als ze door ze te ontwikkelen sterk worden, zal het lijken alsof we dingen kunnen zien die we normaal niet kunnen zien tenzij we een bril gebruiken. Net zo zullen we helder kunnen zien. Dat is wat de Boeddha zei.
Wapens en vijanden
Dus hiervoor moeten we viriya, sati, samadhi en pañña gebruiken. We moeten deze groep wapens gebruiken om onszelf te kunnen zien zoals we zijn. De Boeddha zei dat vóórdat de vijand komt opdagen, we onze wapens moeten maken, en dit zijn de wapens die we tegen de vijand kunnen gebruiken, die ontwikkeld moeten worden.
De vijand in onszelf zijn de kilesa’s, de bezoedelingen: hebzucht, haat, begoocheling, dunk, (verkeerde) meningen, sceptische twijfel, luiheid, rusteloosheid, gewetenloosheid en schaamteloosheid. Die hebben ons hele leven de overhand over ons gehad. En om die te overwinnen moeten we wapens maken en moeten we deze scherp maken. Scherp en effectief. Dus onze energie moet scherp zijn, zodat we dapper zullen zijn. Alleen als er energie is, zal er achtzaamheid zijn. Achtzaamheid moet ook sterk zijn. Alleen als er achtzaamheid is, zal er concentratie zijn. Alleen met concentratie en nauwkeurig richten observeert de geest het object nauwkeurig. En als we dat doen, als we al deze factoren ontwikkelen, dan wordt de geest volgroeid en sterk. En in dat stadium, omdat er achtzaamheid is, hebben de kilesa’s die opgekomen zouden zijn als er geen achtzaamheid was, geen kans, dus dan kunnen we de kilesa’s overwinnen. Deze oefening is dus een revolutie tegen de kilesa’s, die in onze levens altijd als een bezettingsmacht zijn geweest.
De wapens scherpen
Als je een mes gaat gebruiken om iets te snijden, fruit of vlees in de keuken, of hout, mag het mes niet bot zijn. Je zult het niet kunnen gebruiken als het bot is. Een mes moet scherp zijn als je gaat snijden. Heel je leven hebben de bezoedelingen de overhand gehad. En de factoren van het mes van de geest – inspanning, achtzaamheid, concentratie en wijsheid, die als een mes zijn: deze factoren zijn er òf nooit geweest òf ze zijn bot. Dus je moet deze factoren scherp maken, zoals we ons mes scherp maken.
Als we een mes scherp maken, moeten we een wetsteen gebruiken en moeten we het lemmet van het mes op de juiste wijze tegen de steen houden. We moeten het oppervlak van de steen nat maken en we moeten het lemmet op de juiste manier houden om de snede te ontwikkelen. We moeten dit blijven doen, en als we het mes op de wetsteen scherp maken, wordt de snede langzaam scherp. Dus we moeten het mes op de juiste wijze tegen de steen houden om de snede te creëren, de scherpe snede, en we moeten ook het lemmet van het mes steeds weer over de steen trekken. Dat is onze taak wanneer we proberen het mes scherp te maken.
De geest als wapen
De yogi moet het opgekomen object met inspanning observeren, zodat achtzaamheid op het object kleeft en de richting nauwkeurig is en het is alsof de geest tegen het object aanwrijft – de geest moet bij het object blijven. Men moet effectief waarnemen op een manier alsof de geest tegen het object aanwrijft, werkelijk tegen het object aanwrijft. En als we dat doen, zal de botte geest scherp worden. Dus het proces van het proberen scherp te maken van de geest lijkt heel erg op het proberen scherp te maken van een mes.
En omdat men het mes op een bepaalde nauwkeurige manier moet houden en men het mes over de steen moet blijven trekken, kan men niet stoppen voordat het lemmet volledig scherp gemaakt is. Dus wanneer je gerichtheid nauwkeurig is, moet je nauwkeurig blijven richten en je ook inspannen om te observeren wat er ook maar opkomt. Dit is de taak van de yogi. Als je dit niet doet, als je de geest niet op deze manier ontwikkelt, dan zal de geest en je kennis je leven lang bot zijn. Je moet voorkomen dat de geest bot blijft. Je moet je inspannen en nauwkeurig richten, iedere keer als er een object is om te observeren. Sayadawgyi hoopt dat alle yogi’s hun geest scherp zullen kunnen maken en hun kennis zullen aanscherpen en botheid zullen overwinnen.