‘In 1956 leerde ik van mijn juf rekenen en schrijven. Op het bord tekende ze met kleurkrijt een appel en schreef ernaast de twee woorden “een appel”. Dat tekenden we in ons schriftje na en samen met haar spraken we de woorden hardop uit. Daarna tekende ze twee appels met het plusteken ertussen en schreef ze ernaast de woorden “een appel plus een appel is twee appels” en ook dat spraken we hardop uit. En zo voort tot tien. Juf was hoogblond en had gelakte nagels terwijl andere vrouwen die ik kende net als mijn moeder en zusjes donker haar hadden en geen nagellak. Voor juf wilde ik mijn stinkende best doen, ik bewonderde haar. Dat is overgegaan toen ik ook zonder haar appels sommen kon maken en opschrijven.
In 1967 gaf een vriendje van de middelbare school me een boek over boeddhisme te leen met de aanbeveling “Hier, moet je lezen”. Ik vond de denkwereld van dukkha, anicca en vooral anatta fascinerend. Al snapte ik er evenveel niet van als wat ik er wel van snapte. En dat zat me helemaal niet lekker, dus was er werk aan de winkel. Ik begon me in de leringen te verdiepen.
In 1977 studeerde ik af in de godsdienstfilosofie; hoofdvak mythologie, eerste bijvak Chinees boeddhisme, tweede bijvak hermeneutiek. Een carrière op de faculteit lonkte en lag bij wijze van spreken voor het oprapen. Maar ik wilde mediteren, niet studeren op studies over mediteren. En zo is het ook gegaan, van 1980 tot 2000 heb ik sati (oplettendheid, mindfulness, Achtsamkeit) beoefend. Eerst vier jaar als vipassana-leerling in NL en Sri Lanka, daarna als leraar in NL van een klasje meditators. Het klasje heb ik opgeheven toen ik hen niet meer te bieden had dan wat ze al hadden opgestoken. En ook voor mezelf was het genoeg is genoeg.
In 2003 ben ik om gezondheidsredenen geëmigreerd van bewolkt Nederland naar de zonnige klimaatzone van Zuid-Italië. Emigreren houdt in dat je je boeltje overziet en besluit wat wel/niet meegaat. Er is heel veel niet meegegaan, waaronder mijn boeken over dukkha, anicca en anatta. Wat wel is meegegaan is oplettendheid, dat was na twintig jaar training in me geslopen en erin geslepen en er niet meer uit te krijgen. Oplettendheid is als fietsen, je kunt het leren en met oefenen onder de knie krijgen en afleren kun je het niet.
Anno 2022 lees ik over boeddha-natuur (publicerende zennies), bewustzijn (publicerende dzochcennies), stadia van verlichting (publicerende theravadannies) en zo meer en zo voort en het gaat maar door. Ik snap het wel want het boeddhisme is een bron waaruit ik gedronken heb en daar spuug ik niet in. Maar ik ben er ook niet blijven rondhangen. Citaat uit de Alagaddupama-Sutta: “…ik [heb] de Dhamma onderwezen, als te vergelijken met een vlot, bedoeld om mee over te steken, niet om vast te houden. De gelijkenis van het vlot begrijpend, moeten jullie zelfs de leringen opgeven, laat staan de dingen die in strijd zijn met de leringen.”
Wat mij betreft is dat de sleuteltekst in de boeddhistische canon: welkom maar blijf niet plakken, het is hier geen hangplek. De boeddhistische leringen heb ik net als mijn appeljuf achter me gelaten, oplettendheid is meegegaan.’