In de 20e en 21e eeuw heeft men al deze bespiegelingen over concrete locaties van de hemelen om aan hellen, aardse paradijzen en wat dies meer zij bij het vuilnis moeten zetten. Onder de aardkorst bevindt zich slechts een borrelende soep van kokende magma en een harde kern van ondoordringbaar spul, buiten de atmosfeer begint een oneindig universum dat voor het overgrote deel uit niets bestaat. Hemelen hellen zijn in feite ongrijpbare metaforen geworden, die desalniettemin door miljoenen en miljoenen gelovigen altijd als een concrete werkelijkheid worden gezien (blz. 160).
Een geografie van de menselijke verbeelding
We leven in een tijd waarin we voortdurend met de dood worden geconfronteerd. Kwam dit eerst door een pandemie, nu door een oorlog die op een paar duizend kilometer van onze huiskamers in volle hevigheid woedt. Het protestlied uit 1964 met de titel “Eve of destruction” heeft opeens een griezelige actualiteit gekregen. Als een vitale oude man plotseling door een ziekte uit ons leven verdwijnt, of als een jong meisje ergens levenloos onder het puin vandaan wordt getrokken, dan is het moeilijk om te geloven dat alles dan meteen is afgelopen. Opa is niet meer onder ons, maar hij moet toch ergens zijn? De levendigheid en de speelsheid van een klein kind kan toch niet zomaar verdwijnen?
Een mens hecht aan het leven en als dit plotseling stopt, dan lijkt het leven vaak werkelijker dan de werkelijkheid zelf. In zo’n geval zoekt de mens troost in zijn verbeelding. Misschien is de dood wel de sterkste stimulans voor de verbeelding die de mens kent. De “Hemel en hel in kaart” is een historische geografie van deze menselijke verbeelding. Het is een historische reportage van de belangrijkste voorstellingen van het leven na de dood die over de gehele wereld zijn bedacht. Deze waren vaak erg ingewikkeld, maar de prachtige illustraties maken veel duidelijk en bovendien geven de vele fictieve landkaarten een mooi overzicht. De lezer hoeft nergens de weg kwijt te raken.
Natuurlijk wordt er nergens toegegeven dat het alleen maar bedenksels zijn. Het zijn visioenen, ingevingen, openbaringen, geestelijke uitstapjes en dus de absolute waarheid en niets dan de waarheid. Vaak werden ze geaccepteerd als deel van het dagelijks leven, net zo concreet als het weerbericht. We kunnen dit herkennen in de vele illustraties en afbeeldingen en schilderijen die door de eeuwen heen bewaard zijn gebleven.
Gilgamesh
De eerste bewijzen van voorstellingen van een leven na de dood stammen al uit de oude steentijd (60.000-10.000 jaar geleden). Later, in de jonge steentijd, werden er in Mesopotamië al tempels gebouwd. Dit ging waarschijnlijk samen met de ontwikkeling van de landbouw. Het schrift werd uitgevonden en door de vondst van kleitabellen met spijkerschrift kunnen we nu iets weten over de ideeën die men toen had ontwikkeld over het leven na de dood. Een van de oudste literaire teksten ter wereld is het Gilgamesh epos, dat ergens in het derde millennium voor onze jaartelling is geschreven. Hierin wordt verhaald hoe de held Gilgamesh door het rijk van de doden zwerft, op zoek naar een manier om zijn gestorven vriend Enkidu weer tot leven te wekken.
In Egypte was daarentegen de dood het begin van een nieuw leven, zoals blijkt uit begrafenisteksten waarvan de oudsten al 5500 jaar geleden werden geschreven. De dode moest met lichaam en al veilig naar en door het dodenrijk kunnen reizen en daarom begon men vanaf 2400 jaar voor het begin van onze jaartelling de doden te mummificeren. De opvattingen over wat de overledene allemaal te wachten stond veranderden in de loop van de tijd, maar het is altijd een ingewikkeld verhaal geweest. De Grieken en Romeinen waren meer op deze wereld ingesteld. Volgens sommigen kwam men na dit leven in een schimmenrijk terecht, volgens anderen in een soort hemel, maar er waren ook filosofen die het voortbestaan na de dood afwezen.
In alle verhalen over het leven na de dood komt er wel een element van straf en beloning voor. Het is duidelijk dat men probeerde om het gebrek aan rechtvaardigheid in dit leven op de een of andere manier te compenseren. Dit is zeker het geval in het jodendom, het christendom en de islam. Het jodendom is door alle beschavingen waar het mee in contact is geweest ook beïnvloed en kent hierdoor verschillende stromingen. Veel meer echter dan christendom en islam legt ze de daarom de nadruk op het bestaan voor de dood.
Nieuwe ontwikkelingen
Als een soort onderbreking in de geschiedenis zijn er in het boek zelfs 15 pagina’s gewijd aan oosterse voorstellingen van gene zijde. Hierbij worden India en China op een hoop gegooid en wordt ook nog eens een periode van 5000 jaar in een hoofdstuk beschreven, wat de duidelijkheid en nauwkeurigheid niet erg ten goede komt. Na een hoofdstuk over de Germaanse en Keltische voorstellingen van het dodenrijk en het islamitische hiernamaals, komt het boek goed op dreef. Allerhande wat minder bekende reizen naar het dodenrijk zoals die van Sint Brandaan en Tondalus passeren de revue voordat we bij het hemelse Jeruzalem van Sint Augustinus aankomen. Natuurlijk mag vervolgens de Comedia van Dante Alighieri niet ontbreken. Via Luilekkerland wordt de lezer vervolgens de weg gewezen naar de overbevolkte hel van Calvijn. De drukte neemt nog verder toe in de barokke voorstellingen van de hel. Een nieuw hoogtepunt beleeft de lezer met de beschrijving van het hiernamaals van Swedenborg (1688-1772). Het hiernamaals is hier een stuk minder gruwelijk, het is menselijker en zelfs kleinburgerlijk geworden. De heidenen worden er bovendien een stuk beter behandeld en er is duidelijk minder behoefte aan overdreven gruwelijke lichamelijke straffen. Er is eveneens veel meer doorstroom mogelijk. De oude voorstellingen hadden vaak een nogal absoluut karakter: de doden moesten ofwel voor eeuwig in de verschillende hellen allerhande folteringen ondergaan, ofwel voor eeuwig psalmen zingen in de nabijheid van God. Nu wordt de dode herenigd met zijn geliefden en mag hij of zij voor eeuwig genieten van zijn of haar hemelse vinexlocatie.
Conclusie
Het is geen boek om in een ruk uit te lezen. Het is een boek om van te genieten, gedrukt op een goede kwaliteit papier en voorzien van prachtige illustraties. Zo’n boek noemt men in het Engels een “coffeetable book”. Er staat heel veel informatie in, maar toch is het vlot geschreven en goed leesbaar. Als je echter al die ingewikkelde voorstellingen van het hiernamaals te snel tot je neemt, gaat het je wel een beetje duizelen. De fictieve landkaarten nodigen ook uit om telkens bij bepaalde cultuur en een periode even stil te staan en je gedachten de dodenreis mee te maken. Bovendien vormen de landkaarten op zich weer een attractie want ze zijn uiterst ingenieus gecomponeerd.
Het gedeelte over de oosterse voorstellingen van het hiernamaals vormt echter een zwakke plek. De informatie die daar wordt geboden in sommige punten gewoon onjuist. “Oepanishad” betekent niet “lezing” en de Poeranas of godenverhalen zijn niet gelijk met de Oepanishaden in de achtste eeuw voor het begin van onze jaartelling geschreven, maar pas in de derde eeuw na het begin van onze jaartelling. De geboorteplaats van de Boeddha wordt bovendien verward met de plaats van zijn verlossing. Laozi is geen filosoof, zoals wordt beweerd, maar een mythische figuur en zijn boek is niet gebaseerd op de Ijing. Verder zijn de auteurs zich niet bewust van het verschil tussen het volksdaoïsme en het filosofische daoïsme en zijn de onsterfelijken geen goden. In de bibliografie komt dan ook geen enkel boek over de oosterse cultuur voor, of het zou moeten zijn de “Geschiedenis van de filosofie” van Hans Joachim Störig. Tenslotte staat er nog een voorwoord in van de voetbaljournalist Jan Mulder, maar die heeft het zoals gewoonlijk voornamelijk over zichzelf.
Vergeleken met de grote hoeveelheid correcte informatie die het boek biedt, zijn dit echter maar kleine gebreken. Aan het eind van het boek krijgt de lezer toch wel een indruk dat onder al deze verschillen een zekere gemeenschappelijke structuur valt te bespeuren. De goeden worden altijd beloond en de kwaden worden altijd gestraft. Elke voorstelling van een hiernamaals is een poging om de gebreken van dit leven te compenseren. Blijkbaar voelen de meeste mensen heel goed aan dat deze gebreken niet in dit leven zelf kunnen worden verholpen. Het enige dat erop lijkt te zitten is om te hopen dat het uiteindelijk toch wel weer goed zal komen en je dan voor te stellen hoe dat dan eigenlijk zou moeten. Boeddhisten, daoïsten en stoïcijnen hebben echter een alternatief gevonden: jezelf in dit leven van dit leven bevrijden. Daar heb je geen goden, engelen of duivels voor nodig en het levert niet van die mooie plaatjes op.