In het najaar 2021 beloofde ik min of meer een cursus theologie te gaan volgen. De schriftelijke cursus telt maar liefst 48 lessen en ik denk dat er over iedere les ongetwijfeld iets valt te schrijven, doordat de inhoud mij op gedachten zal brengen die ik wel wil delen. Vandaag:
Opbouw van de Kerk(en)
Evam me sutam (aldus heb ik gehoord): “Jij bent Petrus, de rots waarop ik mijn kerk zal bouwen” (Matth. 16, 18). Twee opmerkingen: 1) De ‘boeddhistische’ openingsregel is niet toevallig. Dat Jezus de zin ‘Jij bent Petrus …” heeft uitgesproken, heb ik gelezen van horen zeggen. Anders kan ik het niet verwoorden. Ik ben er niet zelf bij geweest, en ik moet Mattheüs in deze maar gewoon vertrouwen. 2) Het blijft volstrekt onduidelijk wat Jezus voor ogen stond toen hij dit zei. Wat voor kerk? Hijzelf was joods. Doelde hij op iets dat op een synagoge leek? Of wat?
De les Theologie waarover ik deze keer mijn gedachten laat gaan, heeft als onderwerp ‘Opbouw van de Kerk(en)’. Wat mij opvalt is dat er behalve dat ene zinnetje “Jij bent Petrus …” geen letter over Theo in de les staat. Althans, ik kan die niet vinden. Het gaat 14 pagina’s lang over mensenwerk, en niets anders. Het zijn mensen die de kerk(en) hebben opgebouwd zoals wij die tegenwoordig kennen. En dan heb ik het niet over stenen gebouwen met torens – die zijn inderdaad ook allemaal door mensen gebouwd – maar over instituten. Eerlijk gezegd boeit mij dat totaal niet! Ik heb weinig op met kerkelijke instituten en en nog minder met kerkelijke instituties. Instituten zijn organisaties met een bepaalde taak en instituties zijn pakketten van afspraken die regelen hoe mensen met elkaar omgaan. Wanneer je zegt dat de kerk een instituut is, zeg je dus dat het een organisatie is met een bepaalde taak. In dit geval: de leer van Jezus Christus beleefbaar maken, uitdragen en bewaken. En binnen die organisatie kent men instituties: regels die gevolgd moeten worden. Het instituut kerk en de daarin voorkomende instituties kwamen allemaal niet uit de lucht vallen en al helemaal niet uit de hemel. De organisatie is door de eeuwen heen strak hiërarchisch opgebouwd en doet bijna militair aan. En de regels zijn vastgelegd in kerkelijke wetten, regels en richtlijnen waar je niet zomaar van af mag wijken op straffe van bijvoorbeeld uitsluiting. Om die uitsluiting kracht bij te zetten, verbrandde men vroeger overtreders levend; gooiden ze geboeid in een zak in het water om ze te verdrinken of deden iets anders met ze dat nogal ‘naar’ was. Regels moeten nu eenmaal gevolgd worden, goedschiks of kwaadschiks. (zie ook: “Het verhaal van Nederland”, NPO). Tegenwoordig mag je alleen niet meer meedoen.
De organisatie van de kerk(en) is, zoals gezegd, nogal hiërarchisch. Bovenaan de hiërarchie van de Katholieke kerk staat de Vicarius Jesu Christi (waarnemer van Jezus Christus), onder gelovigen beter bekend als Paus. Paus betekent: vader. Papa. Maar er zijn meerdere pappa’s, in ieder geval twee: de patriarch van Alexandrië is óók Paus. En in India lopen ook nogal wat pappa’s rond die eerbiedig aangesproken worden met “Babaji”.
Zet ze allemaal op een rij en je kunt het spel “Wie van de drie, vier, vijf, honderd etc. is de ware pappa?” spelen. Maar alle gekheid op een stokje, er is natuurlijk maar één Vicarius Jesu Christi. Of twee… of…
Nou ja. Onder de maarschalk volgen de generaals. Sorry, onder de Paus vind je de kardinalen, daaronder de bisschoppen, daarna de priesters, etc.
Althans, bij de katholieken. Bij Protestanten ligt dat iets anders, maar ook daar tref je een hiërarchische structuur aan. Orthodoxe kerken hebben die structuur ook, maar gebruiken deels andere benamingen, zoals ‘patriarch’ dat overigens ook verwijst naar iets pappa-achtigs. De kerk(en) gebruiken tot op de dag van vandaag allerlei historische – vaak aan het Latijns ontleende – benamingen voor allerlei functies: vicaris; nuntius, scriba.
Hebben leken ook iets te vertellen? Nou, als ik het allemaal goed begrijp: niet. Natuurlijk mogen zij zeggen wat ze willen, zolang het maar binnen de lijntjes van de kerkelijke leer blijft. Kleur je buiten de lijntjes, dan ben je zondig bezig. Je mist dan het doel waar de hele kerk voor is opgericht en waar zij zich mee bezighoudt: de leer van Jezus Christus beleefbaar maken, uitdragen en bewaken. Tragisch is wel dat de interpretatie van die leer, en het hoe en waarmee die leer uitgedragen en bewaakt moet worden, door de eeuwen heen aan al te menselijke interpretaties is blootgesteld en doorgevoerd. De kerk(en) is mensenwerk! Dat wordt nogal eens vergeten, vooral door lieden die menen precies te weten wat God wil.
Ik snap ook niet waarom kerken hele kerkelijke wetboeken nodig hebben om de twee regels die Jezus formuleerde te interpreteren: “Heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart, met heel uw ziel, heel uw verstand en heel uw kracht” en ”Heb uw naaste lief als uzelf’. Wat is daar onduidelijk aan? En hoe haal je het in je hoofd te denken dat je dat af kunt dwingen? Met nog geen honderd boeken vol kerkelijk recht kun je iemand dwingen een ander lief te hebben. Je kunt hoogstens iemand dwingen te doen alsof. En ik denk dat juist dát honderden jaren lang het meest voorkomende resultaat is geweest van alle kerkelijke instituties: doen alsof. Dat denk ik. Zeker weten doe ik dat niet.
Als ik één ding heb geleerd uit deze les, is het dat de opbouw van de kerk van A tot Z mensenwerk is. Dat was het in het verleden, dat is vandaag de dag zo en ik vermoed dat het ook wel zo zal blijven. Helaas loopt niet alleen die bestaande opbouw maar ook de (mijns inziens) noodzakelijke renovatie achter op de ontwikkelingen in de maatschappij. De instituten en instituties van nu hebben een ontstaansgeschiedenis van eeuwen. Dat maakt ze in zekere zin sterk, want blijkbaar robuust genoeg om de tand des tijds te doorstaan. Aan de andere kant maakt het ze obsoleet, dat betekent: verouderd, niet meer van deze tijd, in onbruik gerakend. De maatschappelijke ontwikkelingen van de 21ste eeuw gaan nog sneller dan die in de 20ste eeuw… en die versnelling lijkt niet af te remmen, integendeel. Eén van die oorzaken is de toenemende wetenschappelijke kennis, technologisering en automatisering. De levensduur van een organisatie is momenteel – met een beetje geluk – een paar generaties; en zeker geen tientallen of zelfs 100 generaties. Niet dat mensen vroeger niet konden nadenken, dat konden ze zeer zeker wél en dat deden ze ook, maar tegenwoordig staat ieder mens méér informatie ter beschikking om over na te denken dan ooit tevoren. Mensen hebben ook meer mogelijkheden om met elkaar te communiceren, en dat doen ze ook. Dat maakt die communicatie vaak vluchtiger en daardoor oppervlakkiger, maar niet per definitie. Nieuwe ideeën en inzichten kunnen zich razendsnel verspreiden. Ook ideeën en inzichten over opbouwen van de kerk(en). Wie of wat daar niet tegen bestand is…wordt geruïneerd. Letterlijk soms.