Zes boeddhistische geestelijke verzorgers werkten in 2012 in justitiële inrichtingen, zoals gevangenissen en huizen van bewaring. De dienst was net opgericht. Kees Klomp sprak met de bgv’ers Alie Rozendal en Cuong Lu. Wat drijft hen dit werk te doen?
Wat maakt geestelijke verzorging nu precies expliciet boeddhistisch?
Cuong Lu: Mensen lijden zonder te weten wat het eigenlijk is. We zijn niet getraind om het lijden te kunnen herkennen. Het wordt ons op school niet geleerd. In het boeddhisme zien we het lijden niet als een probleem. We zien het als een waarheid. De gedetineerden hebben genoeg lijden. Het boeddhisme helpt hun om het lijden als een waarheid te zien en daarmee ook veel positieve elementen in het lijden aan te raken. Veel gedetineerden zien hun eigen lijden voor het eerst in hun leven na het beoefenen van de meditatielessen. Ze worden daardoor een stuk rustiger en ook gelukkiger. Dat is de kracht van het begrip.
Alie: Dat begrip blijkt heel bijzonder te zijn voor veel gedetineerden. Wij krijgen van veel gedetineerden te horen dat ze onze boeddhistische benadering als heel anders ervaren. Dat kennen ze niet. Gedetineerden krijgen normaliter nauwelijks begrip. Ze zijn op alle mogelijke manieren veroordeeld; door de rechter, de maatschappij, hun omgeving. En vooral ook door henzelf. Bij ons zijn ze echter werkelijk welkom. Onze harten staan helemaal open. We zijn er helemaal voor ze. We zien ze. We bekommeren ons om hen. We vertrouwen ze. Onvoorwaardelijk.
Cuong Lu: Het vermogen om zonder oordeel te zijn is een sterke kant van het boeddhisme. Het effect ervan is gigantisch. Gedetineerden hebben veel schuldgevoelens. Zonder een goede begeleiding negeren of onderdrukken ze gewoonweg hun gevoelens . En dat werkt natuurlijk niet. Mijn oefening is aanwezig te zijn zonder te oordelen. Dat is erg fijn voor hun. Ze hebben dan contact met een mens en niet een rechter. De Boeddha was een mens met veel inzicht en begrip. Ik zet het werk van de Boeddha voort. Ik ben aanwezig en ik luister. “Ik luister” in plaats van “Ik oordeel”. Soms begonnen ze dan ook te huilen. Inzicht en begrip helpt dat ze zachter worden. Zachter, menselijker en gelukkiger.
Hoe kun je helpen?
Alie: Omdat wij verschoningsrecht en ons beroepsgeheim hebben kunnen de gedetineerden alles met ons delen. Wij hoeven niets te rapporteren, alles is strikt vertrouwelijk. Zo kunnen ze veilig hun hart legen. Daarmee bieden we gedetineerden eigenlijk de mogelijkheid om hun zachtheid en kwetsbaarheid te manifesteren. Gedetineerden zijn noodgedwongen gewend om zichzelf vooral niet bloot te geven en een rol te spelen. In de gevangenis heerst een hele macho cultuur. Maar gedetineerden zijn natuurlijk gewoon mensen, dus die behoefte aan openheid en kwetsbaarheid is er wel. Bij mij op de kamer kunnen ze hun macho masker laten vallen en even werkelijk zichzelf zijn.
Cuong Lu: Ik probeer vooral te helpen door aanwezig te zijn als een vriend. In de gevangenissen hebben de gedetineerden zeer veel moeite om elkaar te vertrouwen. Ze gaan met elkaar om maar zijn eigenlijk geen vrienden. Ik ben aanwezig en ik luister. Ik geef aandacht en ik geloof. Ik geloof in hun capaciteit om hun pijn te transformeren. Ik geloof in hun mogelijkheid om rust en geluk in zichzelf aan te raken. Ze kunnen het echt. Ze kunnen het wel als er iemand bij staat en in hun gelooft.
Alie: Gedetineerden leiden vaak een heel onrustig leven. De stress van hun delict en de gevolgen daarvan (onderzoek, rechtszaak, schuld, trauma, verlies van autonomie, verlies van gezin, huis, baan, familie, vrienden) gecombineerd met de stress van het gevangenisleven is moeilijk te hanteren. Ze hebben vaak een enorme behoefte aan stilte en rust. Er kwam een keer een gedetineerde naar mij toe die zei: ‘ik wil gewoon een keer met u oefenen omdat u rust uitstraalt. Ik heb die rust nodig. Ik wil dat u mij leert rustiger te worden’. Als je gedetineerden leert hoe ze de rust en stilte in zichzelf kunnen ontdekken en ze helpt ervan te proeven, heeft dit een enorme impact. Het effect is soms overrompelend.
Cuong Lu: Gedetineerden zijn vaak geweldige, gevoelige beoefenaars. Er is veel bereidwilligheid en leergierigheid. De gevangenis is vruchtbare grond voor beoefening. Mensen zijn helemaal op zichzelf aangewezen. Er is niks of niemand anders. Ze worden daarom de hele tijd met zichzelf en hun gedachten en gevoelens geconfronteerd. Mensen zitten het overgrote deel van de dag in hun eentje achter de deur. En dat soms jaren lang. Ze hebben geen illusies om achter aan te rennen. Zo ontstaat er vanzelf ruimte voor diepgaand zelfonderzoek. Gedetineerden hebben de tijd en gelegenheid. Onder goede begeleiding kunnen ze deze tijd en gelegenheid goed gebruiken. Gedetineerden kunnen heel snel, heel diep, heel ver vorderen in hun beoefening. Ik heb gedetineerden letterlijk horen zeggen dat ze pas in gevangenschap écht geluk hebben gevonden. Pas in de gevangenis konden ze hun lijden aanraken. Buiten de gevangenis konden ze dat nog negeren. Iemand zei: ‘ik had niet verwacht dat ik mijn geluk juist in de hel zou kunnen aanraken. Ik zit misschien in de gevangenis, maar ik ben vrij. Ik heb mijn geluk gevonden’.
Hoe ziet jullie werk er in de dagelijkse praktijk uit?
Alle: We werken met meerdere boeddhistische geestelijke verzorgers die tezamen heel Nederland bedienen. Elke geestelijke verzorger werkt in een bepaalde regio en bezoekt de verschillende gevangenissen die daarin te vinden zijn. Dit zijn allerlei verschillende instellingen. Van instellingen voor langgestraften en vrouwengevangenissen tot huizen van bewaring. In elk van die instellingen tref je verschillende gedetineerden met verschillende behoeften. In huizen van bewaring heerst vooral veel acute stress. Er zitten mensen die net zijn opgepakt en veel mensen die voor het eerst te maken krijgen met vrijheidsbeperking. Dat is bijzonder traumatisch. We proberen ze zo goed mogelijk, soms maar eenmalig te helpen. Bij langgestraften is er veelvuldig contact en vooral behoefte aan begeleiding bij en verdieping van de beoefening. De gedetineerden hebben soms een expliciete interesse in het boeddhisme en lezen er bijvoorbeeld ook veel over. Dat is een andere vorm van begeleiding. In beide gevallen ligt het initiatief wel bij de gedetineerden. Zij bepalen wanneer zij behoefte hebben aan geestelijke verzorging en zij bepalen of deze geestelijke verzorging christelijk, islamitisch of boeddhistisch van aard is. Wij werken als geestelijke verzorgers altijd op uitnodiging van de gedetineerde. Ze kunnen door het invullen van een briefje een afspraak maken voor een individueel gesprek met een geestelijk verzorger. Mijn dag bestaat dus vooral uit het nakomen van deze gemaakte afspraken. Dat afspreken is ook noodzakelijk omdat er in gevangenissen een strikt regime en een strakke regelmaat wat betreft werken, luchten en overige activiteiten heerst. Tenslotte hebben we ook regelmatig groepsbijeenkomsten – meditatiesessies – in de stilte centra van de verschillende instellingen.
Wat is er voor nodig om een goede geestelijke verzorger te zijn?
Cuong Lu: De gevangenis is een zeer uitdagende omgeving. Je eigen beoefening wordt continu enorm op de proef gesteld. Om als boeddhistisch geestelijk verzorger te werken moet je echt een goede, gevorderde beoefenaar zijn. Je moet echt zonder oordeel kunnen zijn. Je hoort en ziet de verschrikkelijkste dingen die door mensen zijn gedaan. En je moet goed om kunnen gaan met het besef dat er eigenlijk maar heel weinig verschil is tussen jou en de gedetineerde; tussen de binnenkant en de buitenkant van de gevangenis. Je krijgt veel indrukken en inzichten te verduren en te verwerken. Je moet aanwezig kunnen zijn met veel ruimte in jezelf. Er moet veel ruimte zijn voor de ander. Je moet het lijden in de ander waar kunnen nemen en met het volste begrip kunnen aanraken. Je mededogen moet goed ontwikkeld zijn. Je moet rustig zijn. Alleen dan kun je – zonder oordeel – helpen. Alleen dan kun je de gedetineerden écht toelaten.