Soms raak je onverwacht in gesprek met iemand. Zomaar op straat. Voor een tuinhekje, op een bankje in het park, op een muurtje op het perron van een treinstation. Het kan overal gebeuren.
Het was een sombere novemberdag, maar het regende niet. Nog niet in ieder geval. Ik had voor de zekerheid wel een regenbroek in de fietstas gestopt. Langs het fietspad stonden twee jongetjes en een meisje achter een tafeltje. Op het tafeltje: twee teddyberen, allebei donkerbruin en de een ietsje groter dan de ander. De jongetjes keken nog somberder dan het weer. Het meisje speelde met haar vlechtjes. Ik remde en stond precies voor het stel stil.
“Wat moet dit voorstellen?” vroeg ik zo vriendelijk mogelijk.
“We moeten onze teddyberen verkopen…” zei het jongste jochie. Ik schatte hem een jaar of acht.
“Moeten jullie je teddyberen verkopen? Waarom? Van wie?” vroeg ik, en pakte een van de beertjes op. Het voelde lekker knuffelbaar aan. “Zijn jullie er allergisch voor of is er iets anders mee? Bijten ze?”
Het meisje grinnikte. “Nee…”, giechelde ze. “Ze hebben geen eens tanden”.
“Oh… gelukkig. Maar waarom moeten ze dan weg?”
“Mamma vindt dat we er te groot voor zijn om een teddybeer te hebben,” legde de oudste van het drietal uit. Hij keek er boos bij. Ik kreeg sterk de indruk dat hij het er niet mee eens was.
“Hmmm” bromde ik zo beerachtig mogelijk. “En wat moeten ze dan kosten?”
“Twee euro…” fluisterde de oudste.
“Samen… “ voegde de middelste er aan toe. “Ze moeten wel samen blijven.”
Ik knikte en keek bedenkelijk. “Twee euro?” Na een gespeelde aarzeling vervolgde ik krachtig. “Daar doe ik het niet voor.”
“Eén euro vijftig dan?” piepte de oudste.
Ik schudde het hoofd. “Nee! Vijf euro, voor minder doe ik het niet…”
De drie keken elkaar aan. Daarna herpakte de oudste zich en zei: “maar …”
Ik viel hem onmiddellijk in de rede. “Ok ..ok … je bent een harde onderhandelaar. Ik snap het… ik snap het. Vooruit dan: 6 euro!”
“Maar meneer …”, probeerde de oudste nog eens, maar toen veerde het meisje op. “Tien euro!” riep ze enthousiast. Slimme meid.
Ik kneep mijn ogen samen en keek zo indringend mogelijk naar de jongens en vroegg “Zijn het lieve beertjes?” Ze knikten heftig. Het meisje knikte ook, met een grote grijns op haar gezicht. “Twaalf euro!” riep ze met hoge stem.
“Ok…” zei ik. “Twaalf euro. Toevallig heb ik dat bij me en je kunt dat ook mooi samen verdelen. Maar nog even een vraag…. Hoe heten ze?”
“Beer,” zeiden de jongens in duet.
“Beer? Meer niet? Hebben ze geen eigen naam. Hebben ze die nooit aan jullie verteld?”
“Ze kunnen niet praten … “ zei het meisje verontschuldigend. De jongens schudden van nee.
Ik grinnikte een beetje, hield vervolgens het beertje dat ik toch al vast had voor mij gezicht en fluisterde wat in zijn oor. Heel zacht, zodat de kinderen daar niets van konden verstaan. Daarna hield ik het berenkopje tegen een oor en knikte even later alsof ik hem had begrepen. “Hij heet Ollie,” verklaarde ik. “En die andere heet ook Ollie… en omdat dat verwarrend is, noem ik de een Grote Ollie en de andere Kleine Ollie. Ze mogen met mij mee. Ik zet ze dan naast Reuze-Ollie en Mini-Ollie. Die zijn ook bruin en samen vormen ze dan een heuse Ollie-familie.” Ik pakte mijn portemonnee en gaf de kinderen twaalf euro. Zes twee-euro munten. De kinderen keken mij verbouwereerd aan. Ze vroegen zich ongetwijfeld af of ik mijn verstand had verloren.
Voor ik verder reed, gaf ik de kinderen nog mijn adres, met de volgende woorden: “Als jullie ooit deze beren terug willen, kun je ze bij mij komen halen. Ik zal tot die tijd goed voor ze zorgen… Ik heb een soort teddyberen asiel. Nou … fijne dag verder.”
Dat van een teddyberenasiel klopt niet meer. Ik pas inmiddels ook op een knuffelkonijn, op twee knuffelaapjes en een knuffeldolfijn. Ik heb dus eigenlijk een knuffeltjes-asiel. Het begint enige bekendheid te krijgen. Laatst vond ik een teddybeer met de kop tussen de spijlen van mijn houten tuinhekje. “Poehee…” dacht ik. En zo heet ie nu dus.


Geef een reactie