Soms raak je onverwacht in gesprek met iemand. Zomaar op straat. Voor een tuinhekje, op een bankje in het park, op een muurtje op het perron van een treinstation. Het kan overal gebeuren.
Op donderdagmiddagen kun je mij doorgaans in het buurthuis vinden. Daar zit ik dan te klaverjassen. Dat vind ik gewoon een heel aangename bezigheid. Wanneer je zestien rondjes hebt gespeeld, is de pot ten einde. Wij hebben dat punt eerder bereikt dan anderen – gewoon door vlot te spelen – en er ontstaat een gesprek. Het onderwerp? Het nieuws.
“We leven in gevaarlijke tijden,” hoor ik links van mij zeggen. “Sla de krant maar er maar op na: moord en doodslag!”
“Ja… maar dat niet alleen. Ook milieurampen, oorlogen, zinkende veerboten … vreselijk allemaal.” Ik verneem een diep zucht rechts van mij.
“Het lijkt alleen maar erger te worden,” klinkt het recht tegenover mij.
Ik kan mij niet inhouden en zeg: “Het is nog nooit zo veilig geweest, en er vallen veel minder slachtoffers bij ongevallen en rampen dan vroeger. Wereldwijd.”
Drie paar ogen kijken mij argwanend aan. Heb ik iets verkeerds gezegd? Verontschuldigend haal ik mijn schouders op om het vervolgens nog wat erger te maken: “Ga maar na: minder moorden, betere vroege waarschuwingen, betere technieken… overal camera’s die verdachte situaties vroegtijdig onder de aandacht brengen en zo. En vrijwel iedereen heeft een mobiele telefoon om alarm te slaan als er iets is.”
“Lees jij geen kranten?” vraagt de een.
“Het is op TV!”
“Tiktok, Insta, Youtube, X … noem maar op,” vult de jongste van het stel aan (al met al ook al in de vijftig, kun je nagaan).
“Ja… zeker wel kranten en het journaal, maar geen asociale media,” antwoord ik. “Weten jullie trouwens wat de gevaarlijkste plaats op aarde is om te wonen? Hmm?”
“Amsterdam?” oppert iemand.
“Nee. Midsummer, en nog zo wat fantasieplaatsen. Neem Midsummer. … daar wordt iedere week een moord gepleegd, maar ook weer opgelost. De politie daar heeft het hartstikke druk maar heeft een oplossingsscore van 100%. Ongeëvenaard.”
De uitdrukking op de gezichten van mijn tafelgenoten is werkelijk bijzonder interessant. Ze vertonen een mengeling van irritatie, geamuseerdheid en regelrechte verbouwereerdheid. Ik ga door: “Wanneer er vroeger een keer iemand werd vermoord, las je dat op zijn vroegst de volgende dag een keer in een krant. En als er ergens op de wereld een boot zonk, hoorde je dat pas dagen later. En wanneer er in een ver land waar niemand interesse in had een ramp plaats vond, hoorde je dat pas – als je geluk had – maanden of zelfs jaren later. Nu hoor je drie minuten nadat iemand een ergens een scheet liet precies waar het naar rook. Kom op zeg.”
Verpletterende stilte.
“Je kunt niet ontkennen dat het voor vrouwen tegenwoordig onveiliger is dan vroeger,” sneert de jongste (die van begin vijftig dus). “Ik ga ’s avonds liever niet meer over straat.”
“Pas maar op dan,” kaats ik terug. “Misschien is het op straat wel veiliger dan thuis. De meeste aanrandingen, verkrachtingen en zelfs moorden vinden in huiselijke kring plaats. Niet op straat!”
“Femicide!”
“Niemand heeft het over mannicide… ik bedoel, er worden in Nederland nog altijd meer mannen vermoord dan vrouwen hoor. Maar daar hoor je niemand over….”
“Criminelen!”
“Die waren er vroeger ook, niks nieuws onder de zon.” Ik voel dat ik maar beter mijn mond kan houden. De stemming is duidelijk tegen mij.
Ik krijg een dienblad met omgekeerde nummertjes voor mijn neus. Ik pak er een en draai het om. Nummer twaalf … ik moet naar een andere tafel voor een volgend potje. Gelukkig.


Geef een reactie