Bescherming bevolking
Alle jongens van de lichting 1949 hoeven niet in militaire dienst, en Menno dus ook niet. In plaats daarvan moet hij zich als noodwachtplichtige melden bij de Bescherming Bevolking, afdeling Zeist. Hij krijgt een grijs uniform, een paar schoenen en een pak aanwijzingen die werkelijk kant nog wal raakten. Alle oefenavonden vallen op donderdag, ééns in de maand. Ongeoorloofd verzuim staat gelijk aan dienstweigeren en kan bestraft worden. De verplichting om bij de BB te dienen, loopt door tot het veertigste levensjaar. De een of andere idioot heeft bepaald dat hij – een tenger mannetje, maar inmiddels wel gediplomeerd verpleegkundige – in tijden van nood en rampspoed als gewondendrager aan de slag moet, terwijl een zwaargespierde bouwvakker die geen bloed kan zien als gewondenverzorger moet dienen. Ze halen hun schouders erover op en ruilen van plaats. Niemand zegt er iets van.
Tijdens de oefenavonden bekwamen zij zich in EHIO en leren zij dat zij de dood slechts in enkele uitzonderlijke gevallen zelfstandig mogen vaststellen, bijvoorbeeld als het hoofd van een slachtoffer van diens romp gescheiden is, of wanneer het lichaam geheel verkoold is. Een slachtoffer dat in de lengte doormidden gekliefd is, voldoet daardoor niet aan de criteria en wordt derhalve geacht nog te leven. Doden hoeven zij niet te helpen of te vervoeren. In de lengte doorkliefde personen dus wél.
De BB’ers oefenen in het aanleggen van allerlei verbanden, het spalken van gebroken benen en het knevelen van ledematen om slagaderlijke bloedingen te stoppen. Een bloeding aan de hals mag je echter niet stoppen door de hals te knevelen, leert Menno. Hoe dat dan wel moet, blijft een raadsel. Hoe je een gebroken been spalkt, doet niet ter zake. Zit de spalk goed? Dan krijgt je een pluim. Niemand let erop of je het zogenaamd gebroken been vrolijk alle kanten op slingert, of in de rondte draait. Alleen het eindresultaat telt. Menno lacht zich krom, vooral wanneer zijn gewonden-verzorger tegen de vlakte gaat bij het zien van een plasje nepbloed.
Wanneer hij niet op donderdagavond kan oefenen, moet hij op de dinsdag inhalen bij een andere groep. Deze groep heeft echter een andere taak. Zij trainen hem in het beschermen van de bevolking tegen Atoom-, Biologische- en Chemische wapens.
Op de eerste avond dat Menno daar is, leert hij wat te doen wanneer de Russen een atoombom op vliegbasis Soesterberg gooien.
“Stel,” begint de instructeur met krachtige stem, “stel dat de Rus een atoombom op Soesterberg gooit. Wat moet je dan als BB’er doen?”
“Bidden.” roept iemand.
“Nee,” reageert de instructeur onverstoord, “dan spoed je je naar hotel Figi. Dáár is een schuilkelder en dáár ligt alles wat je als BB’er nodig hebt”.
“Ik zeg dus tegen mijn vrouw en kinderen: ‘Nou tot straks maar, ik moet naar Figi, en jullie redden je zolang wel even hè?’ ” schampert Menno, “en dan? Dan zit ik in de schuilkelder van Figi …”
De instructeur verwaardigt zich niet zijn richting op te kijken. Hij gaat gewoon door: “Eén van de dingen die je daar aantreft, is dit hier…” Hij houdt een geigerteller omhoog. “Daarmee meet je de hoeveelheid straling buiten het gebouw…. Als dat te hoog is om lang buiten te blijven – dat wil zeggen dat de wijzer óver de rode streep heen uitslaat – ga je weer naar binnen, tot de volgende dag. Dan doe je het opnieuw. Net zo vaak tot de kust veilig is. Daarna ga je overal waar je maar kunt helpen.”
Menno schiet in de lach. “En wat valt er dan nog te helpen? Helemaal niks. Ga ik naar huis om mijn gezin te helpen. Ach, wat jammer nou … allemaal al dood. Iedereen in de straat … in de hele wijk. Allemaal dood. Sta ik dan met mijn geigertellertje.
Welke idioot heeft dit verzonnen?”
De instructeur schraapt zijn keel, staart hem enkele ogenblikken aan en brult: “Zo zijn de instructies. Punt”.
“Weet je dat je in oorlogstijd als BB’er onder het commando staat van het leger?” vraagt Jos. “Het betekent dat je een beroep kunt doen op de wet Gewetensbezwaren om zo van deze onzin verlost te worden.”
“Nee, dat wist ik niet,” antwoordt Menno verbaasd en opgetogen tegelijk. Hij verdiept zich vervolgens in het ‘dienstweigeren’.
Dat leidt ertoe dat hij een rekest schrijft, waarin hij herhaaldelijk stelt dat hij ernstige gewetensbezwaren heeft tegen alles wat met oorlogsgeweld te maken heeft. Hij wenst vrijstelling van alle vormen van dienstplicht – zelfs al hoeft hij als overtollig soldaat van lichting ‘49 niet eens écht onder de wapenen.
Vanaf het moment van indienen van het rekest hoeft hij niet meer naar de onzinnige oefenavonden van de BB. Na een jaar krijgt hij bericht dat men zijn bezwaren erkent, en dat hij niet langer bij de BB hoort. In oorlogstijd moet hij zich melden bij een ziekenhuis, om daar zijn plicht te vervullen. Zijn grijze uniform en legerschoenen moet hij wel inleveren.
Geef een reactie