Het is niet iets om trots op te zijn maar ik ben waarschijnlijk een van de eerste grieppatiënten in ons land zonder in eerste instantie te weten dat het om griep ging. Dat zit zo. In de eerste week van januari van dit jaar begon ik te hoesten, het water droop uit beide ogen, koortsig en pijntjes. En het duurde, en het duurde, het was niet leuk.
Lijden in je eentje is onprettig, dus toen ik merkte dat meerdere personen in mijn sociale netwerk dezelfde langdurige lichamelijke verschijnselen vertoonden gaf dat een goed gevoel, geestelijk dan. Want lichamelijk ging ik door het leven als wrakkie. Ook de anderen kachelden voort.
Een paar weken terug kreeg dit gekuch een naam: een griepepidemie. Eerst in België waar de Vlaamse minister van gezondheid de landgenoten opriep om samenscholingen te vermijden, mondkapjes te dragen en handen te reinigen met ontsmettende gel. Een dag of acht later arriveerde de griep via Zuid Nederland in Nederland en werd ik officieel grieppatiënt. Twee weken later verdubbelde het aantal patiënten en weer twee weken later nog een keer. Het werd een epidemie en Het Journaal opende er mee. Deskundigen zeiden dat de griepgolf zo lang duurt omdat griepers te snel weer aan het werk gaan en besmettelijk zijn.
Mijn zus is aan griep overleden en een broer van mijn vriendin, de kleindochter van zeevisser Thijmen, aan de gevolgen van corona. Dus ik ben extra voorzichtig in mijn omgang met mijn omgeving. Ik probeerde na te gaan hoe bij mij- de schuwe man, de griep in mijn leven kwam.
De eerste week van januari dit jaar kwam ik nauwelijks buiten, ging alleen naar de apotheek om pillen aan te schaffen. De deur van de apotheek moet je zelf openen door op een grote knop te drukken. In hetzelfde gebouw is ook een huisartsenpost gevestigd, met twintig artsen, met honderden patiënten per arts die ook op die knop drukken. In een bericht las ik dat de meeste besmetting wordt overgebracht via de handen.
Ik kocht liters ontsmettende gel, mondkapjes en grieptesters maar die geven aan dat ik niet besmet ben met een virus of corona. Politie te paard houdt de wacht bij de toegang tot de Kloosterbunker, degenen die ik toch binnenlaat krijgen een mondkapje uitgereikt. Dat ze ook dankbaar in ontvangst nemen.
Ik probeer niet als een bezetene over te komen, maar dat is moeilijk. Wie ik ook spreek in mijn sociale netwerk, ze beginnen vrijwel allemaal over hun langdurige griepklachten. En die van anderen die ze kennen. En ik heb toch al zo’n hekel aan zeurverhalen.
Ik voel me steeds herbesmet, ondanks mijn minimale schuchtere contacten. Deze week controleerde ik de centrale afzuiginstallatie in de ruimten van de Kloosterbunker. Maar die zuigt af. En zette de kast die virussen onderschept – overgehouden uit de coronatijd, weer aan om virussen en fijnstof te verwijderen. Een paar keer per dag ontsmet ik mijn handen met gel. En eet een sinaasappel.
Komende donderdag wil ik naar buiten gaan, om effe een frisse neus te halen en een lekker broodje bij Dennis. Ja, de eetlust keert weer terug.
Ik merk dat griep ook iets doet met de geest, het lichaam als voertuig.
Moge iedereen gelukkig zijn, met name jij.
Vrede en alle goeds, zeggen de Franciscanen.
Moedig voorwaarts, zegt Wrakkie.
![](https://plaatjes.boeddhistischdagblad.nl/wp-content/uploads/2020/03/07210838/Griep-koorts-thermometer-bed-ziekte-virus-Pixabay-590x341.png)