Als Chef tegenwoordig bij Appie zijn boodschappen doet, valt hij bij de ingang van de supermarkt op zijn knieën. Hij slaat een kruis, maakt een diepe buiging, maakt een korte buiging, vouwt zijn handen boven het hoofd en noemt de manager Vader. Hij weet: hij betreedt een spirituele plek, Appie heeft een goddelijke verschijning aangenomen en is niet zomaar een grootgrutter maar een Schepper.
De van oorsprong Zaanse kruidenier heeft ‘de nieuwe Albert Heijn kalkoen’ gecreëerd. Als vervanging van de plofkalkoen. De ‘nieuwe kalkoen’, Halleluja, Appie zij geloofd, heeft iets meer ruimte in de stal die nog steeds vol gepropt is met levende dieren die snakken naar frisse lucht en een grassprietje. Als Heer Appie zo zijn klanten zou behandelen zou de wereld te klein zijn. Kalkoenen hebben de pech ‘maar’ dieren te zijn en bij dit Goddelijke Concern zijn ze in slechte handen.
Als Chef de catacomben betreedt en zich voortbeweegt tussen de andere gelovigen, ziet hij pakken met vlees van dode dieren. Sommige pakken hebben een ster- nee, geen gele, maar een ster die het geluk van het dier aangaf toen het nog leefde. De meeste pakken in dit Heilige der Heiligen hebben één ster. Het sterrensysteem is door mensen bedacht toen de natuurlijke omgeving van dieren is afgeschaft. Die dieren, geprezen zijn ze, hebben daar niet om gevraagd, willen leven in vrijheid. Maar de meesten brengen hun korte leven door in stinkende stallen omdat God Appie dat zo wil.
Weg met die sterren, weg met die mensen die dit systeem bedenken. Het is nep, bedrog en sloopt de natuur, de eigenlijke, oorspronkelijk wijze van leven. Ze ordenen. Ze discrimineren.