Ik sta in de lift van het gebouw waarin het Boeddhistisch Dagblad is gevestigd. En heb op de knop voor naar beneden gedrukt, maar de lift stijgt omhoog. Daar heb ik het niet zo op. Als kind las ik het boek Abeltje van Annie M.G. Schmidt. Als liftboy maakt hij lange en rare reizen in een op hol geslagen lift die door een dak van een gebouw is geschoten. Liften hebben voor mij iets vijandigs, ik vertrouw ze niet. Als de liftdeur zich opent controleer ik of de liftkooi er inderdaad is. Dat ik niet in een zwart gat stap en in een soort bardo terecht kom waar op elke verdieping aan je wordt getrokken. Ik heb altijd een gsm op zak waarmee ik het noodnummer kan bellen. Als de kabels breken ga ik springen en hoop dan op het moment dat de lift te pletter slaat te zweven. Zo fantaseer ik me voor. Als een detective inspecteer ik altijd de liftkooi voordat ik instap. Ruik sigarettenrook en parfum en zie natte sporen op het versleten marmoleum op de vloer. De eigenaars van die sporen ken ik niet. Het zijn voorbijgangers. Verticale reizigers, net als ik. Een lege lift is op z’n mooist. Lekker stil.
Op de zevende en hoogste etage stapt een man in. Goedemiddag, zeggen we tegen elkaar. We zakken en ik heb geen zin om te praten over het weer, Boeddha, dharma en sangha, het stuifmeel en opbloeiende bomen of de politiek. Hij ook niet. Ik geniet van de stilte. Op de vijfde etage stopt de lift en de deur gaat open. Er is niemand. Ja, zeg ik, zo wordt het toch nog een hele reis. Ja, zegt de man, ben je hier misschien ingestapt. De halve minuut die de lift er over doet om tien meter te zakken- gekeurd in 1995, lees ik op een sticker die boven de deur is geplakt, denk ik na over mijn en zijn woorden. Een hele reis, ben je hier misschien ingestapt. Nee, nog korter. Reis, ingestapt, stap. Korte zinnen nemen niet zoveel ruimte in in je geheugen. Kznnzriijg. De lift stopt. Goedemiddag, zeggen we tegen elkaar. Gelukkig niet: hè, hè, we zijn er. Ook applaudisseren we niet, zoals na een geslaagde landing op een vliegveld. Het is zo het is. Nee, nog korter. Nu. Korter kan niet. Nog korter is om niets te zeggen. In de blanco ruimte hieronder staan 150 niet uitgesproken woorden, tien zinnen, het kost zeker een minuut om ze uit te spreken. Maar dat doe ik niet en jij weet niet wat er staat omdat ik niet heb geschreven. Ik bied ze je aan, geniet ervan. Druk je handen tegen je oren. Hoor je de stilte? Stttt. Waar je het een weglaat vult het volgende. Altijd.
Dit is deel 25 in een serie columns van Joop Hoek.
Moge iedereen gelukkig zijn, ook zonder lift.
Jules Prast zegt
:-)