Deze week hoorde ik in een actualiteitenrubriek op tv jonge vrouwen zeggen dat ze nooit een kind zullen baren. Ze hebben er geen behoefte aan, aan een kind, vinden het te gevaarlijk om een kind op de wereld te zetten met al die oorlogen, het milieu, een veranderende samenleving, waarin alleen tweeverdieners kunnen overleven, of goedverdieners en een tekort aan goede huisvesting voor ouders en kind. De meeste vinden kinderen wel leuk, maar dan van een ander, effe knuffelen en dan weer terug in de armen van moeder.
Dat tekort aan baringen zal een enorme invloed hebben op de maatschappij met steeds meer ouderen en dus een tekort aan nieuwe aanwas.
Mijn moeder was vijf jaar zwanger van zes kinderen, kleine opvretertjes in haar buik. Twee van haar kinderen zijn al gestorven, zij ook, de rest volgt ook, dat is zeker. Ik noem mijn eigen doodgaan ‘de gang naar Beekbergen’ daar ligt al een graf in de mooie bossen klaar om de Goedmoedige Reus te ontvangen. Met een steen erboven op: ‘Uitgeschreven’.
Ik was nog geen vier jaar oud, alleen met mijn moeder in de woonkamer van een arbeiderswoning in de Hildegardisstraat in het Oude Noorden van Rotterdam. We luisterden samen naar een uitzending van Kleutertje luister via een oude radio met een groen knipperend oog, om de fijnafstemming te regelen.
Ik was een paar jaar ouder, we waren verhuisd en elke zaterdagavond maakte mijn moeder een puddinkje voor haar kinderen. We hadden allemaal een eigen vormpje. Ze goot de gekookte pudding in die vormpjes en de volgende zondag stond de stijve, trillende pudding zonder vorm op een bordje op tafel, als we gingen eten. Met vel en dat aten we ook op.
Twee dierbare momenten die na tientallen jaren weer bij mij boven komen, nooit weg zijn geweest eigenlijk. Geluk, zorgzaamheid.
Ik ben blij dat mijn moeder mij gebaard heeft en dat ik haar mocht leren kennen. Maar ik begrijp de andere vrouwen ook wel, die geen kinderen willen.
Moge iedereen gelukkig zijn, met name jij.
Vrede en alle goeds, zeggen de Franciscanen.
Moedig voorwaarts!