Ik zou het niemand uit boeddhistische kring kwalijk nemen als ze zouden denken dat ik gisteren niet zo ver van een boeddhistische centrum in Rotterdam me op een devote wijze mezelf prosterneerde, op de buik vooruit schoof. Dat ze dachten: wat is die Hoek al ver (heen) in zijn beoefening.
Echter, ik was gestruikeld over een leeg colablikje met statiegeld. Het resultaat was dat ik languit op die stoep lag en twee mannen mijn door ernstige artrose onbewoonbaar verklaarde lichaam overeind hielpen. Ik vroeg nog aan een van hen: Lukt dat wel? Het lukte.
Het was een merkwaardige val. Je kunt snel vallen, neerklappen, uitglijden en een flinke smak maken. Maar je kunt ook wat ik noem meditatief vallen- ik zeg het maar in eigen woorden, in het moment zijn, zo ervoer ik. De val waarnemen alsof je naar een film kijkt.
Toen ik begon te struikelen zag ik in slow motion mijn voeten elkaar kruisen, alsof ik er met een telelens naar keek. Ik ervoer van moment naar moment, ogenschijnlijk heel rustig waargenomen, heel griezelig eigenlijk, hoe mijn rechter onderbeen weg klapte, naar de stoep helde, dat daarop mijn rechterknie de stenen raakte, het linkerdeel van mijn lichaam volgde.
Ik zag helder hoe de stenen op mijn gezicht afkwamen, zoals een terugkerende ruimtevaarder de aarde ziet naderen. De stenen werden steeds groter, gelukkig raakten ze mijn hoofd niet. Ik dacht niet: nou moet ik rustig blijven, ik was gewoon in rust. Bleef in het kalme moment. Dat realiseerde ik me overigens achteraf.
Na de val braken er spannende dagen aan. Mijn hele lijf deed pijn en niet zo’n beetje ook. Mijn samengestelde delen protesteerden als ik liep, zat of lag. Zou ik ooit nog de Kloosterbunker, waar ik meestentijds mijn dagen doorbreng, op eigen benen kunnen verlaten. Ik oefende en slikte pijnstillers.
Gisteren was ik bloednerveus en trok ik de deur van de Kloosterbunker achter me dicht. Ik liep, tien meter, twintig meter, ik liep nog verder en zat in de geparkeerde auto. Een klein jongetje dat met zijn vader passeerde, Thomas heette het ventje, vroeg: Ga jij rijden? Ja, ik ga rijden.
Onderweg naar de stad kwam ik honden, ganzen, fietsers en voetgangers tegen, ze waren als nieuw. Ik genoot van ze, ook zij waren onderweg. De zon scheen. Het leek wel of de energie van die nare val mij opnieuw voedde. Vallen en weer opstaan, zo is toch het hele leven?
Moge iedereen gelukkig zijn, met name jij.
Vrede en alle goeds.
Moedig voorwaarts!
Marja Blok zegt
Voortgaand herstel op de eerste plaats en ook.. wat beeldend geschreven.. daar kwam mijn lach mee 😊. Dankjewel en niet meer doen 🙃