Ik kijk op mijn pc-scherm naar de foto van de Amerikaanse klokkenluider Bradley Manning. Eigenlijk weet ik niet meer van de man dan dat er bekend wordt gemaakt in de teksten die wij over hem in het Boeddhistisch Dagblad plaatsen. Heeft hij ouders, een vrouw, kinderen, vrienden? Dat zal ongetwijfeld wel. Sympathisanten namen het op voor hem en zijn daden. Gelukkig, hij heeft medestanders.
Ik zie een vriendelijke jonge man met iets opkrullende mondhoeken op de foto. Het begin van een lach. Bradley is onberispelijk gekleed in een militair uniform. De foto zal wel gemaakt zijn toen hij nog niet verdacht werd van spionage en landverraad. Bradley wacht een lange gevangenisstraf, dat is wel zeker. Ook al wordt landverraad, hulp aan de vijand, niet bewezen geacht. Kan je je land eigenlijk wel verraden? Wie bedoelen ze daar mee? De bergen en de rivieren, de mensen, de overheid, het leger? Maar er blijven genoeg bewezen verklaren feiten over om hem voor een eeuwigheid op te bergen. Draagt hij in de gevangenis ook het militaire uniform of wordt hij nu als militair oneervol ontslagen? Hoe gaan andere gedetineerden met hem om en hoe reageren zijn bewakers? Is daar ruimte voor empathie en mededogen?
Voor de een is Bradley een held, voor de ander een verrader, een satan. Ik zie een man die op een dag zoveel verschrikkelijke –door het leger geheim gehouden- informatie voor zich kreeg en dat hij het voor zijn geweten niet langer kon verantwoorden om die in een la te laten liggen. Wat hij zag op die video: Onschuldige mensen werden in Irak vanuit een Amerikaanse militaire helikoper gedood (en de slachtpartij werd vastgelegd op een video). Die beelden zijn nooit vernietigd, blijkbaar omdat het leger vond dat er niets te verbergen viel. Bradley dacht daar anders over en bracht de wereld op de hoogte van deze afschuwelijke daad. Zover ik weet zijn niet de moordenaars en hun opdrachtgevers vervolgd, maar was Bradley de klos. Van de ene op de andere dag wist de hele wereld van zijn bestaan.
De Amerikaanse overheid is Bradley niet dankbaar voor zijn onthullingen. Er kwamen geen felicitaties voor de jonge soldaat, die het toch maar aandurfde om een moordpartij naar buiten te brengen en de publieke opinie te mobiliseren. Hij werd in de boeien geslagen en zijn maatschappelijke leven is kapot.
Toen ik misdaadverslaggever was had ik een enkele keer ook te maken met klokkenluiders, al was dat woord voor deze mensen toen nog niet uitgevonden. Ze waren te vinden in de gelederen van de politie, leger, openbaar ministerie, rechterlijke macht, notariaat en advocatuur. Ze droegen kennis van onfrisse zaken, corruptie, omkoping, machtsmisbruik, vaak binnen hun eigen organisatie, en wilden die aan de kaak stellen, zodat een zuivering op gang kon komen, schoon schip gemaakt kon worden.
De Rechtvaardigen, zo noemde ik ze, maar met gemak kon je ze ook de Wanhopigen noemen. Ze streefden geen eigenbelang na, maar konden niet verkroppen dat een enkeling het hele systeem te schande maakte en de zakken vulde. En ze vonden nergens gehoor in hun grote eenzaamheid. Als je ze de maat zou mogen nemen, de handvatten van het boeddhistisch achtvoudige pad over hun handelen zou leggen, zouden ze zeker hoog scoren, geloof ik. Hun intentie was zuiver, er was geen eigenbelang en ze lieten hun hart spreken, het kompas dat nooit de verkeerde kant op wijst.
Op een grote zwerfkei bij het Friese Warns staat de tekst geschreven ‘leaver dea as slaef [sic] (liever dood dan slaaf)’, ter herinnering aan een veldslag heel erg lang geleden. Deze tekst was voor veel mensen de motivatie om zich in de Tweede Wereldoorlog te verzetten tegen de Duitse overheersing. Klokkenluiders zouden nooit vervolgd mogen worden, maar recht moeten hebben op ons respect en amnestie.