Energiek zijn en initiatieven nemen, dat lijken kernwaarden in onze cultuur. De achterkant ervan is een opvallende traagheid. Als je er op gaat letten, zie je veel voorbeelden.
We zijn vredelievend. Na de Tweede Wereldoorlog riepen we in de taal van de verliezer ‘Nie wieder Krieg’. Oorlog leek afgeschaft als middel om een conflict op te lossen. En toch zijn er na 1945 reeksen van oorlogen geweest, tot en met Oekraïne.
Sinds het rapport van de Club van Rome (1972!) weten we dat de aarde ernstig bedreigd wordt. En nog steeds zijn we aan het steggelen over de vraag wat er moet gebeuren.
Terwijl de feodale samenleving al eeuwen achter ons ligt, bestaat de monarchie nog steeds. Op allerlei terreinen lijkt het of de Franse revolutie nooit heeft plaats gevonden.
Al een tijd wordt gesignaleerd dat er grote ongelijkheid is in inkomens en vermogens. Het systeem zit echter zo in de haarvaten van de samenleving dat er weinig verandert.
Feministen roepen al ruim een eeuw om gender-gelijkheid. Toch blijft er nog heel veel te doen. Zelfde verhaal voor antiracisme.
De wereld is al tijden geglobaliseerd, mede door ons eigen toedoen. Niettemin houden nationalistische politici een forse achterban, alsof de wereld eindigt bij onze grenzen.
Parlementaire enquêtes zijn een consequentie van onze diepgewortelde traagheid. Ze getuigen consequent van uitgestelde schaamte. ‘Hoe konden we dat normaal vinden?’.
Onze samenleving is ontkerkelijkt. Kerkleiders blijven naar binnen kijken, naar de overgebleven gelovigen. Maar zelden vragen ze zich af of hun kerk iets kan betekenen voor tweederde van de bevolking die niet kerks is maar ook niet ongelovig.
Zo kan ik nog wel even doorgaan. Vanwaar die traagheid?
Ook al zitten er schaarse visionaire betekenisgevers op de bok van onze cultuur, mensen in machtsposities hangen standaard achter aan de kar om die zo veel mogelijk af te remmen.