Over Theologie 31: Niet-christelijke ethiek
We zijn over de helft van de serie die ik naar aanleiding van een cursus Theologie schrijf. De inhoud van iedere les brengt mij op gedachten die ik wel wil delen. Vandaag:
Natuur en mens
Mijn gedachten over niet-christelijke ethiek kan ik als volgt samenvatten: “Als alles één is, is de mens onderdeel van die éénheid die als geheel niet slechts het individu maar zelfs de gehele mensheid overstijgt. Mensen kunnen onmogelijk zonder natuur, maar de natuur kan uitstekend zonder mensen! Alles wat juist is voor de natuur is automatisch juist voor mensen (in het algemeen) en alles wat niet juist is voor de natuur, is automatisch niet juist voor mensen.”
De natuur beschikt niet alleen over een ongelooflijke veerkracht, maar ook over een schier oneindig geduld. Het maakt de natuur niet uit of iets een jaar, een eeuw, een millennium of van mijn part een miljoen jaar duurt. Dat geduld hebben mensen niet. Helaas. Bovendien steekt de veerkracht van mensen als puntje bij paaltje komt povertjes af tegen die van de natuur, ongeacht hoe mensen – als soort – daar zelf over denken. Dat komt doordat mensen vooral op zichzelf gericht zijn. Het is een uiterst egoïstische soort. Ik neem voetstoots aan dat er geen wolven, olifanten, walibi’s of tweetenige luiaards zijn die aan mensen denken (ze zijn waarschijnlijk bang voor die soort) en evenmin zullen er mieren, muggen, teken en engerlingen zijn die over homo sapiens nadenken, laat staan varens, paardebloemen of korstmossen, maar toch … Mensen kunnen wél gedachten wijden aan wolven, olifanten, walibi’s, luiaards, mieren, muggen, teken, engerlingen, varens, paardebloemen, en korstmossen, maar meestal gaan ze met die gedachten niet alleen van zichzelf uit, ze betrekken wat ze denken vervolgens ook weer op zichzelf.
De meeste mensen lijken er van uit te gaan dat de natuur van de mens is, en dat je er daarom (omdat het bezit is) alles mee mag doen wat je wilt. En wat willen ze er mee? Ze willen er profijt van hebben. De natuur moet ze iets opleveren. Sterker nog: hoe minder de natuur kost en hoe meer ze opbrengt, te beter. De bio-industrie is daar een voorbeeld van. Aan 1,57 miljoen melkkoeien in Nederlandse stallen waaruit mensen (met melkrobots) dagelijks miljoenen liters melk tappen, en aan ongeveer 12 miljoen varkens waar mensen dagelijks tonnen spekreepjes, spareribs, schnitzels en leverworsten van oogsten, is niets natuurlijks meer! Dat geldt ook voor de ongeveer 100 miljoen kippen waar we eieren, vleeskuikens, hondenbrokken en veren-kussen aan overhouden. En niet te vergeten: stront! Maar, kom niet aan de boeren. Het is niet juist om de boeren hierop aan te vallen, vinden boerenorganisaties en hun sympathisanten. Hmm.
We gaan door tot de natuur “op” is. ‘Geeft niet,’ denken sommige mensen dan – waaronder beleidsmakers -, ‘als de natuur “op” is, creëren wij gewoon nieuwe natuur!’ Wikipedia zegt hierover: Van nieuwe natuur wordt sinds het eind van de twintigste eeuw in Nederland en België gesproken wanneer door de mens geëxploiteerd gebied wordt herbestemd voor een natuurlijke ontwikkeling. Anders gezegd: na de oorspronkelijke natuur te hebben geëxploiteerd geven we de ravage terug aan wat wij zelf graag als natuur zien. Nieuwe natuur is een soort prothese! Zo zie ik dat. Vergelijk het maar met versleten menselijke knieën en heupen: opereren en kunststof gewrichten plaatsen. Klaar. Die kunststof gewrichten gaan weer járen mee. Ja ja. Maar op wereldschaal gaat die vlieger niet op. Niemand kan een eenmaal geëxploiteerd oerbos vervangen. Zelfs niet met miljoenen jonge boompjes. Niemand kan een eenmaal grotendeels gekapt oerwoud herstellen. Of een gesmolten ijskap eventjes vervangen met witte plastic zeiltjes om zonlicht te reflecteren. Nieuwe natuur is mooi voor wandelaars en fietsers, zeker wanneer er handige routepaaltjes in zijn geplaatst langs schelpenpaden en over uitgegraven waterloopjes. Maar het blijft niet alleen nep, het is en blijft ook vooral dienstbaar aan wat mensen willen. In dit geval meestal: recreatie. En voor de puristen onder ons zetten nieuwe natuurscheppers dan nog wat otters uit, een paar viriele bevers, enkele bronstige wisenten of enkele schattige przewalskipaarden. Net echt. Zolang ze maar binnen de hekjes blijven en geen overlast bezorgen.
Waar hebben we het ook alweer over? Theologie! En over niet-christelijke ethiek. Dat heeft inderdaad alles te maken met de natuur. Als alles één is, gaat het minder om de losse onderdelen dan om het geheel. Het geheel blijft namelijk één, óók wanneer bepaalde losse onderdelen ophouden te zijn wat ze waren: onderdelen. In ons geval dus: mensen. Wij zijn een onderdeel van de natuur, van het geheel, en wij draaien als mensheid andere onderdelen van de natuur – van het geheel dus – moeiteloos de nek om. Daarbij vergeten we dat wij als onderdeel van het geheel net zo inwisselbaar zijn voor andere (nieuwe?) onderdelen als dodo’s of (recent) de Tasmaanse tijger, de Berberleeuw, de Gouden pad, de Caribische Monniksrob en de Balinese tijger. Wie of wat volgt? Is het juist of niet juist dat de genoemde soorten zijn uitgestorven? En vergeet niet dat er rond de miljoen soorten “sentient beings” op de rode lijst van ernstig bedreigde soorten staan. Ruim vijfendertigduizend daarvan staan letterlijk op punt van uitsterven. Is het juist of niet juist dat zij (mede of uitsluitend door toedoen van menselijk gedrag) definitief ophouden te bestaan? De vraag is niet of jij persoonlijk een bepaalde hamstersoort zult gaan missen, of een bepaald insect. Welnee! Waarschijnlijk niet. De vraag is of het juist dan wel niet juist is. Of het uitsterven bevorderlijk is voor het realiseren van het ervaren van éénheid of niet.
O, wacht… als alles uitsterft ontstaat er ook een soort éénheid. De éénheid van: er is niks meer. Voor de mensheid zou dat dan betekenen dat het tot éénheid met de natuur (met alles dus) komt door zelf ook uit te sterven. Hier is geen goed of fout aan, het is zo het is. Alleen dat ervaren … dat is dan nog even een dingetje.
Christelijke ethiek is – net als de mensheid – onderdeel van iets groters: universele ethiek. Dat is ethiek die zich niet alleen baseert op de Bijbel maar op de natuur, of om preciezer te zijn: op natuurwetten. Ik weet niet of de mensheid inmiddels alle natuurwetten kent en begrijpt. Er zullen wellicht individuen zijn die dat wel doen, maar tussen kennen en begrijpen en uitleggen en doorgeven ligt een schier onneembare barrière: taal! Woorden schieten tekort. Symbolen schieten tekort. Wiskundige bewijzen schieten tekort. Wat overblijft is: doen. Leef wat juist is maar voor. Bijvoorbeeld door jezelf op een kruis te laten nagelen. Maar kijk er niet vreemd van op wanneer dat niet door iedereen begrepen wordt, en vervolgens op allerlei manieren en met een veelheid aan soms nietszeggende woorden wordt doorgegeven aan … ongelovige Thomassen?