Op zondagmorgen luisteren we naar het programma ‘Vroege vogels’ op Radio 1. Interessant, informatief, inspirerend. In elke aflevering gebeurt het: er wordt over dieren gesproken alsof het mensen zijn. De koolmees bedenkt een strategie, de slak overweegt iets, de bever zegt iets. Hoe menselijk zijn dieren?
Wie een huisdier heeft, zal diens menselijke trekjes benadrukken. Als mensen over dieren spreken alsof het medemensen zijn, gaan ze stilzwijgend – of welsprekend – uit van overeenkomsten.
Of is er toch minder verwantschap en gaat het alleen maar om een manier van zeggen? Het ontbreekt ons niet aan woorden om uit te drukken wat mensen doen. Maar om duidelijk te maken wat dieren doen, hebben we nauwelijks een aparte woordenschat beschikbaar. Dus ja, dan vallen we terug op onze manier van zeggen wanneer we het over mensen hebben. En natuurlijk, die bedenken een strategie, overwegen iets, en zeggen dingen.
Als dieren gezien worden als mensen, kun je dat dan ook omkeren? Sommige mensen zijn beesten, dat zeker. Maar verder? Mensen zijn feitelijk een omhoog gevallen diersoort. Net als dieren moeten mensen overleven, hun honger stillen, zich voortplanten, en samenleven. En spelen. Maar hoe ze dat doen – dat is een ander verhaal.
Waar een diersoort doorgaans één gedragswijze heeft, kennen mensen er net zoveel als er culturen zijn. En daarbinnen is er weer verschil tussen individuen. Het mensdier geeft namelijk mateloos betekenis aan zijn wereld. Dat komt terug in een veelvoud aan talen, bestaanswijzen, politieke stelsels, samenlevingsvormen, spelvormen en religies.
Dieren hebben niet iets dat vergelijkbaar is met menselijke religie. Met hun betekenisgeving zitten mensdieren in de overdrive. Al doende hebben ze diverse complexe levensbeschouwingen bedacht en ingericht. Andere dieren kregen er wel een rol in, als schepsel, godheid, totem, verboden voedsel, offerdier, of reïncarnatie.
Maar als mensen allerlei betekenissen geven aan dieren, welke betekenissen geven dieren dan aan mensen? Een beestachtig moeilijke vraag…