Stevig schudden aan de takken van de grote, oude boom van het boeddhisme kan geen kwaad als je wilt doordringen in het dichte gebladerte en ruimte wilt maken voor licht op de tegenwoordige beoefening.
Een jaar geleden zette ik mijn eerste artikel over boeddhisme op mijn blog. Een paar maanden later stuurde ik bedremmeld een stuk in naar het Boeddhistisch Dagblad. Nu tel ik in het auteursoverzicht van het BD tweeëndertig bijdragen van mijn hand. Tijd voor een tussenbalans. Wat heb ik geleerd?
De boeddhaweg nam voor mij een aanvang enige tijd nadat ik in 2007 bij het Zen Centrum Amsterdam voor het eerst persoonlijk kennismaakte met zen en boeddhisme. Ik was door een, naar zich liet aanzien, langdurige ziekte abrupt uit mijn gewone doen geraakt. Mijn vrouw bezat de wijsheid om me voor mijn verjaardag een zelfgemaakte cadeaucheque te geven: ‘goed voor een meditatiecursus naar keuze’.
Mijn gewone doen. Zesenveertig jaar lang had ik het in de diepte sluimerende weten van mijn niet-weten geen uitweg laten vinden. Niet dat de klik met zenboeddhisme meteen tot stand kwam, integendeel. Ik vond het in eerste instantie allemaal maar een vreemde bedoening.
Genade
Ik heb naar mijn idee ook niet zelf bewust besloten de boeddhaweg in te slaan. Pas toen mijn ziekte grimmiger werd, voelde ik na een kennelijk incubatieproces de Dharma in een flits van groot loslaten opeens stromen in een beweging die ook mij omsloot, zoals ik in het allereerste artikel op mijn blog beschrijf.
Niet dat ik daar op dat moment van genade de woorden bij paraat had. Het was een gevoel, een intuïtie. Op dat gevoel ben ik verder afgegaan. Onderweg ben het wel eens kwijtgeraakt, maar het is tot dusver altijd teruggekomen, in versterkte mate zelfs.
Zozeer dat ik in een ander karakteristiek artikel inmiddels kan schrijven over de boeddhanatuur waar je niet uit kunt vallen: “Wonderlijk toch: het vertrouwen lijkt uit mijn vezels te komen terwijl mijn verstand tot in zijn voegen kraakt. Het is zo’n moment waarop je ervaart hoe grenzeloos je geloof kan zijn.”
Kronkelroute
Vanaf het begin bleek de boeddhaweg geen recht pad dat ik aflegde met een helder doel voor ogen. Het was en is eerder een onvoorspelbare kronkelroute waarop twijfel, afleiding, zelfbedrog en inzicht elkaar afwisselen, een verkenningstocht door een onbekend gebied waarvan geen kaart het landschap of de grenzen aangeeft.
Zen is mij om zijn kenmerkende, open en praktische benadering altijd dierbaar gebleven, maar door mijn wisselvallige conditie en beperkte actieradius ben ik geleidelijk wel meer een boeddhistische autodidact geworden. Maar zijn we dat in meerdere of mindere mate eigenlijk niet allemaal?
Op mijn weg zie ik mij gesteld voor vele vragen. Vragen over de geschiedenis van de beoefening maar ook over het nu. We leven in een tijd waarin verschillende (maar niet alle) vormen van boeddhisme elkaar ‘ver van huis’ ontmoeten en samen wortel schieten in een nieuwe culturele bodem. Dit proces verkeert nog in een beginstadium.
Nieuwsgierig naar de achtergronden van boeddhisme en meditatie stuitte ik op een rijke historie met een vaak grillig verloop en een veelheid aan (deels uitgestorven) stromingen die uiteenlopende, soms tegenstrijdige opvattingen koesteren over leer en praktijk.
Vrijmoedig
Geleidelijk ben ik ertoe gekomen hierover te schrijven. Als doctorandus in de geschiedwetenschap met een bovengemiddelde kennis van filosofie en levensbeschouwing, voormalig journalist en boeddhistisch beoefenaar, beschik ik over zekere aanvangsvoorwaarden om mijn tanden te zetten in zulke bewerkelijke materie.
Ik heb de voor- en nadelen van een slechte gezondheid: ik moet mezelf veel leren, maar beschik waarschijnlijk ook over meer tijd voor beoefening en studie dan de meeste anderen.
Zolang ik me kan herinneren ben ik een onafhankelijke geest geweest, bereid om indien nodig tegen de stroom op te roeien. In een grijs verleden schreef ik in al mijn onbevangenheid boekrecensies voor NRC Handelsblad. Ik noemde mezelf vroeger wel eens een ‘despecialisatie-specialist’.
In die stijl bevraag ik nu ‘het’ boeddhisme vrijmoedig, zonder al te veel ontzag voor heilige huisjes, maar ook zonder de pretentie alles te overzien of het beter te weten. Stevig schudden aan de takken van de grote, oude boom van het boeddhisme kan volgens mij geen kwaad als je wilt doordringen in het dichte gebladerte en ruimte wilt maken voor licht op de tegenwoordige beoefening.
Wegbereiders
Het kan al helemaal geen kwaad omdat de Dharma wel tegen een stootje kan en het vermogen in zich herbergt zich op vele manieren te onthullen. Dit heb ik al doende ontdekt, mede dankzij het voortgaande gesprek met kritische lezers, zowel op mijn blog als in het Boeddhistisch Dagblad en elders op het internet.
Sterker nog, twijfel, afleiding en zelfbedrog zijn misschien wel onmisbaar als wegbereiders om tot inzicht te geraken en een gevoel te ontwikkelen voor de diepte van de Dharma.
Ook al kan niet iedere lezer zich in mijn procedé verplaatsen, ik vind in mijn schrijvend zoeken en tasten de woorden bij mijn ervaring. Mijn schrijven heeft uiteindelijk geen ander doel dan de beoefening te schragen en anderen mee te nemen in de exploratie van wat op de boeddhaweg mogelijk blijkt.
Onderweg verlies ik mezelf wel eens in beschouwingen die achteraf gezien een doodlopend spoor lijken te zijn of waarvan ik denk: ‘had ik dat maar niet (of niet op die manier) geschreven’. Het voorwaardelijk ontstaan openbaart zich in de fouten die je maakt en in de kans daarvan te leren. Onderwerpskeuze en manier van behandelen groeien mee.
Jungle
Waarom eigenlijk schrijven en niet, zoals vele anderen, genoegen nemen met in stilte beoefenen? Waarom toegeven aan die innerlijke stuwing, aan dat schrijversinstinct, als het resultaat ervan ‘alleen maar’ uit meer woorden bestaat, meer ambigue taligheid waarvan je je in de beoefening moet leren onthechten? Die vraag heb ik mezelf zo vaak gesteld. Een echt bevredigend antwoord heb ik nog niet gevonden.
“Zij die weten, spreken niet; zij die spreken, weten niet,” zegt de Tao-te-king. Welke ruimte laat dit voor betekenisvol spreken in het domein van de openbare meningsvorming?
Uiteindelijk hoop ik dat mijn artikelen (en andersoortige bijdragen waarin ik mijn creatieve verbeeldingskracht de vrije loop laat), mensen kunnen inspireren die zelf in spirituele zin op reis zijn of willen gaan. Er is, weet ik uit de praktijk en uit reacties van lezers, een grote behoefte aan verdiepend inzicht in de jungle van boeddhisme en meditatie, die tezamen met andere spirituele stromingen drijven in een zee van hunkeren en zoeken.
Dit is begrijpelijk. Als je iets voelt voor boeddhisme, is het niet moeilijk om een groep te vinden waarbij je je kunt aansluiten. Maar de levende praktijk kan niet zonder leer, in welke vorm van intersubjectief begrip dan ook. De hele geschiedenis van het boeddhisme door is dit een vraagstuk geweest waarvoor de lekenbeoefening zich gesteld heeft gezien. Ook in het westerse boeddhisme nu speelt dit vraagstuk een levensgrote rol.
Honger
Bij de huidige stand van de transmissie naar het Westen wreekt zich het gemis aan diepgewortelde, uit voorraad leverbare kennis van leer en achtergronden van het boeddhisme. Als je de geschiedenis bestudeert, dan is dit geen uniek probleem. Ook bijvoorbeeld toen het boeddhisme in de eerste eeuwen van onze jaartelling stukje bij beetje tot China begon door te dringen, duurde het lang voordat twee trotse denksystemen een werkbare verhouding tot elkaar vonden.
Laat de Dharma dus maar lekker op zijn beloop. Met mijn studie groeit het gevoel dat we er goed aan zouden doen ons aan te leren een langere tijdshorizon te hanteren. Wij zijn een doorgeefluik. Het gebrek aan boeddhistische context voedt ook een authentieke honger naar meer inzicht. Door ons heen kondigt zich een proces aan van nieuwe culture versmelting waaruit, zoals in het verleden, mooie vormen van beoefening kunnen ontstaan.
Of je nu leest of schrijft, iedereen die zich in ons deel van de wereld met boeddhisme bezighoudt, draagt bij aan dit proces. Met mijn schrijven probeer ik het proces een handje te helpen door uit eeuwenoude rijkdom het een en ander aan bruikbaar ogende bouwstenen naar boven te halen, altijd op zoek naar grondslagen in een verder grondeloze ervaring. In de hoop op dialoog hierover poog ik anderen, soms met een beetje provocatie, op te wekken hun kennis en ervaring eveneens te delen.
Oorspronkelijk gelaat
Dit in de wetenschap dat niet alles aan inzicht op het gebied van boeddhisme en meditatie in woorden kan worden gevangen. Schrijven over de Dharma, zo heb ik geleerd, zou eigenlijk vooral een indirect verwijzen naar iets onbenoembaars behoren te zijn. Oorspronkelijk gelaat, oorspronkelijke verlichting: zij laten zich uiteindelijk alleen ervaren.
Aan die standaard van schrijven voldoe ik nog bij lange na niet. Maar toch, zeg ik bemoedigend tegen mezelf, hoe meer je zaadjes kunt zaaien daar waar het in je vermogen ligt, des te meer valt er voor anderen te oogsten.
Wie wind zaait, zal ook soms storm moeten oogsten. Als je vragend schrijft over boeddhisme en meditatie, dan moet je rekening houden met kritische reacties, al heeft de heftigheid van het discours mij vaak verrast. Onaangenaam verrast, zelfs. Je valt ten prooi aan een volksgericht waarin de staat van het boeddhisme anno nu zich onthult.
Ja, er is soms gelukkig een constructieve dialoog mogelijk. Maar je ontmoet ook een doctrinaire verbetenheid, een geest die zich sluit voor argumenten, een vooringenomenheid over wat boeddhisme is of zou moeten zijn, een groot wantrouwen en een allegaartje van eisen waaraan jij als auteur zou moeten voldoen. Ook hier probeer ik van te leren.
Iets meer wellevendheid zou welkom zijn, evenals respect voor elkaar en voor de anderen die het verkiezen om in stilte te beoefenen en zich niet in het openbaar uit te spreken over de waan van de dag.
Broedplaats
Als mijn mailbox kon spreken, dan zou deze een verhaal vertellen over sinistere samenzweringstheorieën, regelrechte belediging en platvloerse roddel. Van het laatste merk je de gevolgen overigens hoofdzakelijk indirect, doordat mensen je vertellen over de achterklap waaraan niet zij, maar ‘anderen’ zich over jou te buiten gaan. Soms ben ik blij dat mijn leven zich voor het merendeel in en rond huis afspeelt.
Ondertussen ben ik steeds meer van het Boeddhistisch Dagblad gaan houden. Het is een broedplaats waar vogels uit vele windstreken elkaar in vrijheid ontmoeten. Hier krijgt de dialoog een kans, #versvandepers, op een snelle en wendbare manier die bij andere media niet mogelijk is.
Ook in het Boeddhistisch Dagblad onthult zich de staat van het boeddhisme in Nederland (en België). Een schier onontwarbare knoop waarin iedereen onderdeel is van elkaars probleem én ook onderdeel van elkaars oplossing, al weet niemand precies hoe.
Wat zich hier afspeelt is welbeschouwd voer voor een godsdienstsociologische analyse. Een aanzienlijke schare anonieme lezers volgt deze dynamiek en gelukkig maar, want daar doe je het voor. Al is het maar één zaadje dat in vruchtbare grond valt, dan nog is het de moeite van het schrijven van een artikel of reactie waard.
Voorbode
Toen ik mij een half mensenleven geleden op de Vrije Universiteit in Amsterdam bekwaamde in de geschiedbeoefening, bestudeerde ik een protestants-christelijk weekblad uit de negentiende eeuw, een verre voorloper van wat nu het dagblad Trouw is. Als je gevoel ontwikkelt voor wat dingen op de wat langere termijn betekenen, dan kan dat je beschermen tegen bijziendheid over de vermeende gebreken van het heden.
Zo ben ik ook tegen het Boeddhistisch Dagblad gaan aankijken: als een uitdrukking van wat het boeddhisme nu is, maar ook als een voorbode van wat het boeddhisme in onze streken bezig is te worden, ook al hebben we van de uitkomst daarvan verder geen weet. We geven linksom of rechtsom allemaal de Dharma door. Ik hoop wel eens dat anderen zich dit perspectief eveneens eigen zouden kunnen maken. Iets meer distantie schept geestelijke ruimte.
Ik ga door met schrijven over boeddhisme en meditatie totdat mijn innerlijke stem me anders zegt. Schrijven vooral over achtergronden en grondslagen. Dat is ‘mijn ding’. De actualiteit, zo heb ik me voorgenomen, ga ik proberen over te laten aan anderen die daar meer de aanleg voor hebben, en de energie om te navigeren op de woelige baren van de belangenbehartiging en de strijd om de maatschappelijke zaak.
Joop Romeijn zegt
Intelligentie, omgezet in spiritualiteit
Heel inspirerend, Jules!
Marijke van Geest zegt
iets meer distantie schept geestelijke ruimte… zo helemaal zoals ik het ervaar… dank
Tom zegt
Dit hele stuk is prettig leesbaar!
Een mooier compliment dan Joop je gaf kan ik niet geven.
Maar verdiend heb je dat zeker!
Jules Prast zegt
Dank jullie wel!
Sjoerd Windemuller zegt
Beste Jules, jouw artikel roept wat reactie bij mij op.
S.Gotama was (als ik het goed begrepen heb) autodidact optima forma? Jij bevindt je dus in goed gezelschap.
Hij ontdekte toen toch geen “boeddhistische leer”, maar ontwikkelde zijn eigen inzicht in “de dharma”? Daarbij verwees hij toch ook naar alle wijzen voor hem, zoals zij over “de dharma” hadden gesproken?
Bij zijn verscheiden stimuleerde hij anderen toch vooral om geen leraar te zoeken, maar net als hij zelf, het eigen licht en “de dharma” te volgen in verbondenheid met de sangha?
Is het dualisme tussen de monnikengemeenschap en de lekengemeenschap dan ook niet iets wat niet zo past in deze “boeddhistische” praktijk?
Je merkt Jules, jouw artikel roept als vanzelf veel gespreksstof op.
Ik heb het gelezen als een persoonlijk document over jouw reis, een schoon verhaal. tegelijk dringt ook de gedachte zich aan mij op dat het bezitten van goed intellect, een mooi C.V. en veel levenservaring niet altijd gemakkelijk zijn in de beoefening van deze reis, maar dat kan jij alleen maar verhelderen.
Al met al een eerlijk en persoonlijk document.
Hartelijke groet en sterkte met jouw ziekte,
Sjoerd
Jules Prast zegt
Dankjewel voor je vragen en reflecties, Sjoerd.
In antwoord hierop zou ik een heel artikel kunnen terugschrijven, maar voor deze verleiding ga ik op dit ogenblik niet bezwijken.
De oproep van de Boeddha om jezelf tot eiland te zijn, sluit op zichzelf niet uit dat je je op je weg naar inzicht laat begeleiden door een of meerdere leraren.
Over de vraag wat traditie betekent voor de beoefening nu ben ik een serie aan het schrijven waarvan de eerste afleveringen al in het Boeddhistisch Dagblad zijn verschenen. Op de relatie tussen leer en beoefening hoop ik in een volgend artikel, over de geschiedenis van de sutra’s, terug te komen.
Persoonlijk zie ik traditie als een hulpmiddel dat onder bepaalde condities goede diensten kan bewijzen. De uitdaging is echter om jezelf niet te verliezen in nabootsing en leer in de plaats te laten komen van authentieke realisatie. Een levende traditie moet deuren dan ook open laten gaan en niet dicht doen.
Maar ook zonder traditie is realisatie mogelijk. Het doet me denken aan iets wat ik vorig jaar in het BD heb geschreven: “Zou de Boeddha in de tegenwoordige tijd zelf een boeddhist zijn geworden en Jezus een christen? … De vraag is of boeddhisten en christenen in onze eigen tijd een nieuwe Boeddha of een nieuwe Jezus wel zouden herkennen en erkennen.” (‘Dood aan de Boeddha’, 16-9-2012, http://ow.ly/1RpVbv)
Wordt vervolgd.