Wees gegroet. Moge deze hymne aan Prajna-paramita.
door de ‘overdracht van verdiensten’ bewerken,
dat heel de wereld zal zijn toegewijd aan Jou,
0 Wijsheid voorbij alle wijsheid.
Vele mahayanateksten, en ieder mahayanaritueel, eindigen met een ‘overdracht van verdienste’. Het lijkt een beetje een verplicht nummertje. Niemand besteedt er veel aandacht aan. Als we aan de overdracht van verdienste gekomen zijn, weten we dat het bijna gedaan is.
Maar het is best een vreemde formule. Welke verdienste? En nog onduidelijker, hoe kunnen we die dan overdragen? Om een en ander te begrijpen moeten we eerst een uitstapje maken naar het India uit de tijd van de Boeddha.
India kende een priesterkaste. Zij noemden zichzelf brahmanen. Zij waren de bemiddelaars tussen de goden en de mensen. Zij beheersten het Sanskriet, de taal van de heilige boeken waarin de rituelen en offers beschreven waren waarmee dit moest gebeuren. Het ging daarbij niet zozeer om de betekenis van het ritueel maar om de correcte uitvoering ervan. Het Sanskriet woord voor ritueel gedrag was karma. Hoe correcter het ritueel uitgevoerd werd, hoe meer verdienste het opleverde bij de goden. Ook hoe indrukwekkender, hoe grootser het ritueel en hoe overvloediger het offer hoe meer verdienste. Er viel dus heel wat te bereiken.
De Boeddha was een meester in het herformuleren. Hij wees zelden de retoriek van zijn tijd direct af. Hij nam de gangbare taal over en gaf haar een andere betekenis. Zo gebruikte hij het woord karma niet voor ritueel gedrag maar voor ons alledaags gedrag en sprak hij over de verdienste daarvan. Als hij de brahmaan Sigalo ritueel ziet buigen geeft hij het ritueel betekenis en legt hij uit dat hij buigt naar zijn leraren, zijn vrouw, zijn kinderen, zijn dienaren …. Hij vertaalt het naar alledaags gedrag. Ook de traditionele visie op wedergeboorte geeft hij een heel andere draai. Zo weigert hij de priesterkaste brahmanen te noemen omdat het niet door (weder)geboorte is dat je wordt wie je bent maar door je gedrag. Priesters offeren en dus noemt hij hen offeraars. Het woord brahmaan definieert hij als een goed mens, en ook dat word je niet door geboorte maar door hoe je je gedraagt.
Drie soorten gedrag hebben een positieve verdienste tot gevolg: vrijgevigheid (dana), deugd (sila) en meditatie (bhavana). Maar er is meer, er is ook een gedrag dat noch positieve, noch negatieve verdienste heeft. In de derde edele waarheid wijst de Boeddha naar een gedrag dat niet gedreven wordt, door de dorst (tanha) om iets te bereiken. Het is een gedrag dat niet door begeerte en afkeer, dat niet door de ‘logica van de overleving’ bepaald wordt. Enkel daarin wordt bevrijding gevonden. Het ultieme bereiken, nibbana, is een ultiem niet bereiken.
De Boeddha wijst dus de retoriek van verdienste en bereiken niet af maar herformuleert haar zodanig dat ze wijst naar een niet bereiken. Daarom was beweren dat je ook maar iets bereikt had, voor monniken een van de meest ernstige transgressies. Iedere bewering van die aard was eigenlijk een pijnlijk bewijs van het tegendeel.
Een mooi voorbeeld is het verhaal van de asceet Punna. Hij had de harde praktijk op zich genomen om te leven als hond. Hij liep op handen en voeten en at enkel voedsel dat hem toegeworpen werd. Hij vroeg de Boeddha welke verdienste zijn praktijk zou opleveren. De Boeddha antwoordde dat hij zou herboren worden als hond, tenzij hij het deed met de intentie om een hogere geboorte te bekomen. In dat geval zou hij herboren worden in de hel. Als je je gedraagt als hond, word je hond. Als je vasthoudt aan de illusie van een hoger bereiken, creëer je een hel van eindeloze teleurstelling.
Bij mijn weten komt de notie van overdracht van verdienste in het oudste boeddhisme niet voor. Iedereen is auteur en erfgenaam van zijn eigen gedrag. Door welke hocus pocus zou ik de positieve of negatieve verdienste van mijn gedrag bij iemand anders kunnen laten terechtkomen?
Vijfhonderd jaar na de Boeddha zien we een heel andere situatie. We kunnen de evolutie van het boeddhisme voor een deel afleiden uit de felle kritieken die we lezen in de mahayanasutra’s. Het idee van niet bereiken is blijkbaar opnieuw helemaal overwoekerd door de dorst naar bereiken. Arhats worden afgeschilderd als degenen die iets bereikt hebben, en ze worden daar ook fel voor op de korrel genomen.
Zou het daarom zijn dat in het latere boeddhisme, in het mahayana en in beperkte mate ook in het theravada, de notie van overdracht van verdienste ingevoerd wordt? Het gaat daarbij niet zozeer om de hocus pocus maar om de bereidheid om afstand te doen van wat het mij persoonlijk opbrengt. Als ik het doe om de verdienste dan zit ik weer in de logica van meer, meer, meer.
Het is een kwestie van intentie. Dient de beoefening om ergens te komen of is het een belangeloos openen (suññata)? Doe ik het omdat ik hoop de verlichting te bereiken of valt er niets te bereiken en is de oefening waardevol op zich? Ben je welkom omdat je er bent of omdat je mij iets te bieden hebt?
In het prille westerse boeddhisme zit het bereiken er weer goed in. We zijn in de ban van de zelfverbetering. We verwachten vooral veel van meditatie. Het zal ons rustiger maken, de stress verminderen, onze blinde vlekken zichtbaar maken, ons ego versterken of verminderen, we gaan een intenser geluk ervaren, minder door emoties overmand worden, we zullen voller, dieper, met meer voldoening in het leven staan. Het nec plus ultra van alle zelfverbetering is de verlichting. De meeste van die verwachtingen, inclusief de verlichting, hebben daarenboven nog maar weinig met boeddhisme te maken maar zijn louter westerse fantasie en naïeve pop-psychologie.
Net als bij de rituelen van de brahmanen is er ook het idee dat hoe correcter, hoe indrukwekkender, hoe intenser onze praktijk, hoe meer ze zal opleveren. Dus iedere dag mediteren is beter dan af en toe, en een vol uur is beter dan een half uur, en een stille sesshin beter dan begeleide mindfulnessoefeningen. We gaan mediteren in de wildernis, op straat, in Auschwitz. … Met al deze praktijken is niets mis op zich, integendeel, maar wat is onze intentie? Is het een act van mededogen? Of zijn we net als Punna bezig met het cultiveren van een eeuwig oninvulbare teleurstelling?
Het probleem is dat je wel degelijk iets bereikt. Geven geeft een goed gevoel. Het gevoel waarmee we van een intensieve retraite terugkomen is onbeschrijflijk. (En moeilijk in te voelen voor het achtergebleven thuisfront, wat dan tot wederzijds onbegrip kan leiden.) Meditatie heeft bewezen effecten in een orde van grootte vergelijkbaar met bij voorbeeld antidepressiva en psychotherapie. We worden er daadwerkelijk beter van.
Daarom dragen we onze verdienste over. We doen er afstand van. We zijn bereid het goede gevoel, het diepe inzicht weer weg te geven. We gunnen het aan iemand anders. Voor jou, je mag het hebben. Hocus-pocus? Welnee, laat ons met beide voeten op de grond blijven. Laten we onze verdienste overdragen door de rust, het evenwicht, de kracht die we van onze praktijk krijgen met een mateloos mededogen in te zetten voor het enige echt belangrijke, voor de bevrijding van alle levende wezens.
Mieke zegt
Leven is relatie. Verdienste ontstaat in interactie en staat niet als’ding’ op zichzelf dat overdraagbaar zou zijn. Wat is het toch moeilijk voor ons mensen om in te zien dat er geen ‘dingen’ bestaan, dat alles ontstaat en vergaat in het moment. Dharma wordt niet aangedaan door wat wij mensen ook doen of laten. Leven volgens Dharma is moeiteloos en brengt het goede voort voor iedereen op natuurlijke wijze.
Giel Geldof zegt
Tja, laten we compassie hebben met de mensen die moeite hebben in hun groei. Met een Calvinistische socialisatie het edele achtvoudige pad opgaan is aantrekkelijk en gaat dan ook over rozen. En met name de doornen dienen zich aan in de beginfase van je ontdekkingstocht. Mijn proces van bewustwording was, voorafgaande aan de groeispurten, behoorlijk pijnlijk. Tijdens die ontwikkeling simpel teruggaan naar de ademhaling en loslaten ging heel aardig met de steun van (gevorderde) medereizigers op mijn pad. Daar hoort dit stuk van Edel Maex ook bij. Vaak wordt bewustzijnsgroei ondersteund door de meedogende woorden van “koplopers” die aansluiten bij gevoelens die je zelf (nog) niet onder woorden kunt brengen.