Toen ik heel lang geleden een kleine jongen was kwamen er al mensen van verschillende nationaliteiten, kleur en afkomst bij mijn ouders over de vloer. Dat was voor de kinderen zo vanzelfsprekend dat er nooit vragen over zijn gesteld. Zo leerden wij al vroeg dat er geen ik en jij was maar wel wij. Mijn vader had vroeger een eigen bakkerij met personeel, kreeg bakkerseczeem en is toen als opleider in de Rotterdamse haven gaan werken. En die haven was een leuke smeltkroes. De vrienden van mijn ouders namen heerlijk, voor mij onbekende gerechten mee.
Ondanks het goede voorbeeld van mijn ouders ben ik toch een beetje racistisch geworden, er zit een kronkel in mijn kop. Ik deel mensen in in voedsel afkomst. Zo heb ik een Thaise buurvrouw en dan denk ik: Thaise kip en andere heerlijke gerechten. Als ik in de lift met een man sta van wie ik weet dat hij het Suikerfeest viert loopt het water me uit de mond. Ik zie dan een heerlijk gedekte tafel voor me. Ben ik bij mijn Surinaams/Chinese kapper dan denk ik ook in gerechten. Vroeger, toen de kapper nog in een andere buurt was gevestigd, woonden zijn ouders boven de zaak en kwam zijn moeder mij heerlijk eten brengen. Ik had vroeger een Molukse vriend, allemachtig wat kon die moeder lekkere gerechten koken.
Ik heb vroeger een tijdje voor een politiedienst gewerkt in de Rotterdamse haven. Moest de veiligheid aan boord garanderen van de zeeschepen als de bemanning ter kooi was. Het mooiste moment van de nacht was als in de vroege ochtend de kok aan het werk ging en het schip naar heerlijk vers gebakken brood rook. En ik aan mocht schuiven. De schepen kwamen uit verre landen van over de hele wereld.
Ik zie dus nooit mensen, alleen maar eten. En eten verbroedert.
Moedig voorwaarts!