Het verschil kent iedereen wel. Vooral als je zelf lekker droog binnen zit terwijl buiten de regen neergutst. Je kunt je ook voorstellen dat je buiten bent en je daar voorstelt dat je binnen zit, terwijl het buiten plenst van de regen.
Dubbel dissociëren, noemden wij dat in mijn vak. Al dan niet bewust een meervoudige illusie oproepen.
Objecten die voor ons oog verschijnen zijn die werkelijk vaststaand, onveranderlijk hetzelfde voor iedereen die er naar kijkt? Bestáán ze werkelijk in tijd en ruimte, of is elke projectie op het individuele innerlijke scherm totaal anders? Bekende, bevrijdingsleerachtige, filosofische hersenruis.
Is de Domtoren in Utrecht voor iedereen hetzelfde? Of voor elke waarnemer weer verschillend? De één vindt hem hoog, de ander vindt het wel meevallen. Voor de één is het een symbool van christelijke dominantie, voor de ander een vinger die naar de goddelijke verlossing wijst. Zegt dat iets over de toren zelf, en zo ja wat? En voor wie? Of over de goddelijke verlossing? De eeuwige vraag over de werkelijkheid. Verlichting en onwetendheid. Wat is verlichting? Een lampje aanknippen en dingen zien die je voorheen niet zag? Dingen – verschijnselen – helder zien zoals ze werkelijk zijn in plaats van verschijnselen zien zoals je denkt dat ze zijn – of idealiter zouden moeten zijn? Dan rijst de vraag wie of wat er dan wát ziet en of die wie of wat hetzelfde voor iedereen is. Filosofische vraagstukken waar eindeloos – Vrij naar Einstein – op gekauwd kan worden zonder dat er iets substantieels tussen je kiezen komt. In het dagelijks leven zien we iets en nemen aan dat het klopt wat we zien. Dat het de werkelijkheid is. Het is verleidelijk om dit laatste aan te nemen. Het geeft houvast. Zoiets als het geloof in een God-de-Vader, een schepper waar je al je vertrouwen op richt. Je gedraagt je netjes en gaat ervan uit dat het dan met jou ook wel goed zal komen.
Geloof wat je ziet of geloof zomaar wat en doe niet zo moeilijk. Die Domtoren staat daar sinds ca. dertienhonderdtachtig te bewijzen dat hij bestaat en lang nadat wij tot bederf of as zijn overgegaan zal hij er nog staan. Loop er met je neus tegenaan en verspeel vervolgens je plaatsje in de hemel door de krachttermen die je uitspreekt. Je stelpt het bloeden, zoekt een terrasje op en dan komen ze weer, die gedachten. Waar liep ik tegenaan? De Dom. Wat maakt de Dom de Dom? Nou, eh… De religieuze betekenis? Misschien. De stenen? Ook. Het fundament? Ja, kom zeg… Dit soort – innerlijke – dialogen zijn de gemiddelde beoefenaar vast wel bekend. En meer gericht op het zelf: wat voelde ik? Wie heeft dat vermaledijde ding daar neergezet? En is dat ding los te zien van degenen die het neer hebben gezet? Is de pijn in mijn neus en het bloed op mijn zakdoek het bewijs dat die stomme toren echt bestaat of dat mijn neus, het bloed en/of de zakdoek bestaan?
Of dat ikzelf besta, omdat ik die pijn zo kan voelen? Ik voel, dus ik ben. Zo simpel is het vast niet. En die pijn, wat is dat precies? Bestaat die echt omdat ik hem voel? Voor je het weet zit je weer in het dualistische doolhof, tevergeefs proberend een niet-doodlopend gangetje te vinden. Dus al dat gepeins over wat nou werkelijkheid is brengt de denker geen stap verder. Ik schrijf dit ook allemaal in de rol van denker van gedachten, en niet in de rol van een weter. De denker van gedachten is de steller van vragen. En de steller van vragen is de rol van geen antwoorden krijgen die als definitief kunnen worden beschouwd. Terwijl de rol van – niet intellectueel – weter is dat je dat niet alleen weet, maar ook dat weten hebt geïntegreerd in je bestaan. Dan gaat het niet zozeer om het weten, maar meer over de ware aard van het weten. De natuur van het weten.
Dus er is ‘buiten’ een verschijnsel, een object, waar je ‘binnen’ gedachten, opvattingen en oordelen over krijgt. Dat is het dualistische, neuronale orkest dat op volle kracht meerstemmig en niet zelden valsstemmig speelt en nooit iets definitiefs ten gehore brengt. Ik vind het fascinerend dat zowel binnen als buiten het menselijk brein verschijnselen gewoon zijn wat ze zijn, die zich niet door percepties, analyses en oordelen onderscheiden van alle andere lege verschijnselen.
Ik vind het ook fascinerend te bedenken dat we uiterlijke verschijnselen met datzelfde brein kunnen laten zijn wat ze zijn. Jezelf niet in nieuwe gedachtenpatronen storten. En dan beseffen dat er – uiteindelijk – geen verschillen meer zijn tussen uiterlijke en innerlijke verschijnselen. Tussen binnen en buiten. En het tijdelijke brein?
Dat ruist gewoon verder, tot het ermee ophoudt.
Piet Nusteleijn zegt
Heerlijke tekst, fascinerend.
Henk er is geen binnen en buiten!
Geen grens tussen uiterlijk en innerlijk!
Leuk hè.
Maar natuurlijk is er een binnen en een buiten.
Natuurlijk is er een innerlijk en een uiterlijk.
Nog een leuk weetje: DOM = Deo Optimo Maximo.
Aan de allerhoogste God gewijd.
Dan weten we dat ook weer over deze steen des aanstoots.