In een discussie tussen lezers van het Boeddhistisch Dagblad naar aanleiding van een artikel over basisinkomen hanteerde een van de reageerders het boeddhistische begrip ‘niet nemen wat je niet gegeven wordt’. Ik neem aan dat de Boeddha daarmee jatten bedoelde. Mijn eigen boeddhistische leraar had het daar ook wel eens over als de leer werd besproken. We zaten dan in een verwarmde gompa, goed gekleed, met een kop thee in de pauze.
Ongeveer twee jaar geleden werd ik voor een lunch uitgenodigd in een tuin van een huis hier in Bunkerstad. En juist die ochtend was ik strak in de leer en had me voorgenomen om geen broodje, boterham of glaasje jus d’orange te pakken van de ongetwijfeld welgevulde lunchtafel. Het moest me maar aangereikt worden, niet nemen wat me niet gegeven wordt.
En zo zat ik daar temidden van mensen die heerlijke dingen aten en dronken en vrolijk met elkaar omgingen. Niemand merkte op dat mijn handen en kaken niet in beweging kwamen, dat al het heerlijks aan mij voorbij ging en dat ik dat aanschouwde. Na een flink tijdje werd de tafel afgeruimd en vertrokken de gasten. Ik snelde uitgehongerd naar Dennis Frietpaleis om daar mijn trek te stillen. Niet dat Dennis zich aan de regel niet nemen niet geven hield. Hij gaf pas nadat ik er voor betaald had. Net als bij Appie, Super en Aldi waar ze graag geven nadat ik de portemonnee getrokken heb. Want zo werkt het in onze maatschappij. Voor mij geldt het gebod niet, ik kan kopen wat ik wil.
Ik kende in die tijd een boeddhistische leraar die ook op uitnodiging aan een dis was aangeschoven en op zijn handen zat. De heerlijkste dingen gingen zijn mond voorbij, zo ook de fantastische pudding waar hij zo van hield. Het water liep hem uit de mond, hij werd gek van de trek, maar hield zich aan zijn gelofte. Die ook een oefening in geduld was. Een andere boeddhist die ik kende deed boodschappen in een supermarkt. Als hij bij de kassa aankwam met zijn wagentje vol draaide hij weer om en zette alle boodschappen terug. Om daarna weer van voren af aan te beginnen in zijn oefening in geduld. Niet veel later is hij in een gesticht vol verwarde mensen opgenomen.
Natuurlijk heeft de Boeddha nooit bedoeld dat je jezelf moet kwellen door in dit soort gevallen niet te nemen wat niet gegeven wordt. Als je wordt uitgenodigd voor een maaltijd zit dat geven erin besloten. Het gaat om het stelen, het pikken, het jatten, andermans eigendom tot je nemen. dat niet goed is. En dan nog. Jaren geleden vergoelijkte een rooms-katholieke bisschip dat iemand die honger lijdt best wel een brood mag stelen. Zou ik iemand aangeven die in een winkel steelt van wie ik weet dat de armoe tot de lippen is gestegen en zijn of haar kinderen zonder eten naar school gaan? Ik denk het niet. Ik zou dat gejatte voor hem/haar betalen omdat ik aan de goede kant van de streep zit.
Mijn vader nam soms ook wat hem niet gegeven werd toen hij een gezin met zes kleine kinderen had en onvoldoende loon als havenarbeider om er eten en kleren voor te kopen. Net als alle andere havenarbeiders jatte hij af en toe voedsel, bruine bonen, suiker of kleding uit de ruimen van een schip. Ja, de boeddhisten kunnen nu wel zeggen: dan had die man maar niet zoveel kinderen moeten nemen en beter zijn best moeten doen om uit die ruimen van het schip te blijven. Te streven naar het hogere. Mijn vader was het daar mee eens maar de werkelijkheid was realistischer. Hij moest zijn gezin in leven zien te houden.
Mijn vader wist dat hij stal, dat dat niet door de beugel kon, hij had een hoog normbesef, maar hij deed dat uit empathie voor zijn gezin. Daarom nam hij wat hem niet gegeven werd. In een winkel betaalde mijn moeder de volle prijs voor een zak bruine bonen, in die prijs zat de havendiefstal al verdisconteerd, zodat zij terugbetaalde wat mijn vader had veroorzaakt. Een soort karma, alles is met elkaar verbonden.
Elke dag adem ik zuurstof in, het is mij niet gegeven. Elke dag leef ik terwijl ik niet gevraagd heb om te leven. Er zijn zoveel dingen waarom ik niet gevraagd heb en die ik neem.
Ik moest vandaag denken aan soldaten, tegenwoordig vredestichters genoemd, die worden opgeleid om te doden. De trekker over te halen en het leven uit een ander mens te schieten. Ze nemen wat ze niet is gegeven. Tegenwoordig kunnen ze met hun gevoelens en emoties terecht bij dik betaalde boeddhistische geestelijke verzorgers, ik geloof dat het Nederlandse leger er inmiddels twee heeft. Hoe gek kan het zijn. Je hoeft niet in een leger, je hoeft niet iemand te vermoorden. En je hoeft die lui niet te troosten. Je hoeft geen geestelijk verzorger, aalmoezenier te zijn bij zo’n club.
Ik dacht vandaag ook aan de boeddhistische leraren die hun leerlingen seksueel en geestelijk misbruikten. Ze namen wat ze niet gegeven werd en richtten voor duizend kilo leed aan.
Dat ging er vandaag door me heen als ik aan de discussie over het basisinkomen dacht. De theorie van niet nemen wat je niet gegeven wordt.
Moedig voorwaarts!
Bernadette zegt
Ik ben er stil van. Dank!
Ujukarin zegt
Hij is weer mooi, Bunkerbroeder.
Ja het 2e voorschrift dekt onder andere fysiek jatten. Maar ook andere vormen, bijvoorbeeld als een paria constant emotionele energie wegzuigen van vrienden/dinnen zonder er iets nuttigs voor terug te geven.
Tja, wanneer kun je ethiek wel of niet terzijde schuiven oftewel Upaya aanroepen? Boeddha deed het soms, en anderen zeggen hem na te volgen maar soms is het gewoon een drogreden en puur onethisch.
Dat geldt zeker ook voor ‘stelen als de werkgever je onheus behandelt door absurd lage lonen te betalen’ (zou in NL niet meer mogen spelen door de minimumlonen; of die hoger of niet moeten is een politieke discussie waar ik me buiten houd). En ook beslist voor ‘gepast geweld gebruiken als verdediging tegen groter geweld’.
Dus nee, ik zie wel degelijk een valide en ethische rol voor het leger inclusief boeddhistische legeraalmoezeniers. In mijn 2e vaderland in Azië was er een burgeroorlog met veel wederzijdse terreur, en zonder bescherming van soldaten had ik daar écht niet veilig kunnen verblijven.
Maar waar dan de grens ligt tussen valide zelfverdediging van de gemeenschap en zelf weer gewelddadig zijn – wederom een politieke vraag waar ik als individueel boeddhist de vingers niet aan brand…
Karma is a bitch.
Piet Nusteleijn zegt
Militairen die ingezet worden voor binnenlandse ondersteuning en handhaving vind ik nog oké. Wellicht noodzakelijk en daarom nuttig.
Deze militairen gaan behoren tot het politiekorps.
Wanneer militairen de landsgrens overgaan krijg ik forse bedenkingen.
Wat mij betreft worden we (weer) een gidsland. Dat kan in “de oorlog niet meer leren”, gaan we uit de NAVO, verkopen we die peperdure gevechtsvliegtuigen.
Moeten we bang blijven voor Russen en Chinezen die ons landje willen bezetten en veroveren?
Ik denk van niet.
Moeten we een militaire bijdrage leveren aan Donets, loehansk, Afganistan, Mali?
Niet meer dan een financiële bijdrage aan een internationale vredesmacht.
Kunnen de geestelijke verzorgers ook weer wat anders gaan doen.
Niet nemen wat je niet gegeven wordt…slaat deze reactie hierop? Toch wel..
Ujukarin zegt
Dat is een, zeer relevante, politieke discussie Piet en daarin kunnen we verschillende meningen hebben. Maar zowel jouw mening als de mijne zijn m.i. boeddhistisch-ethisch verdedigbaar.
Ik ben bang dat je wel degelijk bang moet zijn voor pakweg zeepiraten, warlords en wat er meer aan gespuis ter wereld bestaat dat gaarne een machtsvacuum-zonder-leger aangrijpt. Maar dat is mijn politieke gevoel, heeft niets met boeddhisme te maken.
With folded palms,