Stel je voor dat God op inspectie komt op aarde. Voor God zijn er natuurlijk talloze sterrenstelsels om te bekijken, met zonnen en planeten. Maar de aarde heeft bij God een speciale plaats, want daar wonen mensen. En die mensen hebben het nogal eens over God.
Die mensenaarde is rond, dus zou je kunnen denken dat God steeds maar een stukje ziet. Maar voor iemand die alomtegenwoordig is, vormt dat geen probleem. God observeert vanuit alle perspectieven en dimensies, niet gehinderd door de beperkingen van tijd en ruimte.
God is natuurlijk vooral geïnteresseerd in religie en die verkenning levert nogal wat merkwaardige ontdekkingen op. Wat God meteen opvalt, is hoe verschillend gelovigen denken – om maar te zwijgen van mensen die zeggen dat er helemaal geen God is. Als je kijkt naar de eigenschappen die mensen aan het goddelijke toeschrijven, ritselt het van de invullingen. God verbaast zich over wat mensen allemaal onder de noemer religie voortgebracht hebben. Uiteenlopend, en vaak tegenstrijdig.
Zo zien sommigen God als één en uniek, terwijl anderen het op een veelvoud aan goden houden, alsof God zich gedeeld en vermenigvuldigd heeft. Verder ziet God zichzelf in de geloofsvoorstellingen terug als zowel mannelijk als vrouwelijk als bi als onzijdig. Voor sommigen is God een gemakkelijk toegankelijke gesprekspartner, altijd beschikbaar, maar anderen tasten voorzichtig het goddelijke af en koesteren het mysterie. Er zijn er die God zien alsof het om een mens, een persoon gaat, terwijl anderen denken dat God totaal anders is, zo anders dat er zelfs geen menselijke woorden voor zijn.
Soms hebben mensen zich laten inspireren door uitzonderlijke personen die het onbenoembare toch weten te verwoorden. In hen herkennen mensen iets goddelijks. Vanwege hun tweeledigheid worden deze religieuze virtuozen zowel bewonderd als verafschuwd. Voor hun aanhangers spreken ze met gezag, maar door anderen worden ze gezien als fout en bedreigend. Met sommigen liep het daarom bijzonder slecht af.
Als God nog wat langer kijkt, wat natuurlijk voor iemand die eeuwig is slechts een nano-seconde duurt, trekt iets anders de aandacht. In zo’n beetje alle samenlevingen doen mensen aan geloofsvoorstellingen en rituelen, maar wat daar uitkomt zien zij zelf als uniek en exclusief. Ze hebben allemaal hun eigen waarheid, en die sluit de waarheid van anderen uit. Gelukkig wordt die tegenstelling meestal genegeerd, maar soms leidt het verschil tot een godsdienstoorlog. Het heilig vuur zorgt voor vlammende zwaarden en rokende brandstapels. En elke partij beroept zich op God – die zich verbaast.
Na dit rondje aarde zet God alles op een rijtje, en constateert dat gelovigen niet alleen voor elkaar, maar ook voor God een probleem zijn. Wat moet God met al dat gewemel? Weer een zondvloedje? En dan zeker weer een toren van Babel… Er is geen beginnen aan. Nog sterker, God vraagt zich af: ‘waar ben ik aan begonnen?’.
Dit inspectiereisje levert een hevige identiteitscrisis op. God voelt zich ineens erg menselijk.
Piet Nusteleijn zegt
Wanneer je stukken gaat schrijven met “God bekijkt…” als titel, ook al is het zogenaamd niet letterlijk bedoeld, kom je er nooit van af.