De foto hiernaast is omstreeks 1935 genomen bij de hoogste waterval die Nederland rijk is, met een verval van 15 meter, in Loenen op de Veluwe. De waterval is in de crisisjaren van de vorige eeuw aangelegd en het water komt uit het Apeldoorn-Dierenskanaal. De spreng die het water levert ontstaat in de bossen van het Schelter. Mijn vader zit er met mijn moeder Grietje (op de voorgrond) en zijn broer Piet en zijn vrouw Cor, de enige katholiek in onze familie want afkomstig uit Noord-Brabant. Loenen is leuk, de waterval ook. Mijn ouders kwamen vaak op de Veluwe, er woonde links en rechts familie in het bosrijke gebied. De grootouders van mijn moeder woonden in Beekbergen. Oom Piet en zijn vrouw Cor waren aimabele mensen die zich ook op de Veluwe thuis voelden. Het is een leuke foto en herinnering uit mijn uitgebreide familiearchief.
Ik was voorzitter van de ondernemingsraad van het dagblad waar ik bij werkte. En als zodanig was ik samen met nog 2 leden van mijn OR lid van de Groepsondernemingsraad (GOR) van de Nederlandse Dagblad Unie (NDU), gevestigd in Rotterdam. We kwamen regelmatig bij elkaar in de Maasstad voor regulier overleg, commissievergaderingen en overlegvergaderingen (OV) met de bestuurders van de NDU. Om beslagen ten ijs te komen werden wij twee keer per jaar 3 dagen getraind door Willem de Jong van het trainingsinstituut De Beuk. De bestuurders lieten zich bijscholen door De Baak. De trainingen werden gehouden in hotels met vergaderruimte aan de kust en in de bossen, relatief ver weg van Rotterdam. Ze waren pittig, we leerden van alles over recht, economie, vergaderen, rekeningen lezen en interpreteren, the latest estimate en nodigden daar voor experts uit om het ons te leren. We deden natuurlijk ook rollenspellen waarvoor een van ons, ik schat dat de GOR zo’n 18 mannen en vrouwen telde, de rol van bestuurder op zich nam. Willem de Jong was een rustige, pijp rokende man. Dat was Alexander niet die namens mijn OR in de GOR zat. Hij was klein van stuk maar had een stem als een brulboei. En maakte van zijn gevoelens geen geheim.
In de GOR mocht je alles tegen elkaar zeggen, we waren erg solidair met elkaar. Op een dag zaten we in een OV-vergadering met de bestuurders, aardige en capabele mensen overigens, en de hoofdbestuurder was somber over de latest estimate. Hij was dat wel vaker. De Kerstpakketten zouden wel eens niet uitgedeeld kunnen worden dit jaar. En de winstuitkering liep ook gevaar. De bestuurder gaf tekst en uitleg maar vergiste zich op een gegeven moment en zijn woorden waren in tegenspraak met elkaar. We schrokken ons rot toen Alexander opeens met een geluid van 120 decibel tegen de bestuurder zei: U liegt. De kraag van het overhemd van de bestuurder begon te knellen, zijn gelaat werd rood en van zijn lichaamshouding was af te lezen dat hij Alexander direct wilde ontslaan. We zeiden niets waardoor het de bestuurder wel duidelijk werd dat wij Alexander niet door het afvoerputje lieten afvoeren. Natuurlijk, het was beter geweest als Alexander had gezegd: Bestuurder, dank voor uw uitleg maar een kwartier geleden zei u dit en nu dat, wilt u dat nader specificeren.
Op een dag zaten we met de GOR in een hotel in Loenen voor een training. We begonnen de dag na het ontbijt en die duurde met een onderbreking voor de lunch en maaltijd tot zo’n negen uur ’s avonds. Ik ben nog vergeten te vertellen dat Alexander behalve GOR-lid ook stevig kon zuipen, alcoholist was. Dan was hij erg leuk en vertelde met zijn decibel stem grappige verhalen. Als hij niet meer op zijn benen kon staan, gingen GOR-leden met hem wandelen in de bossen en kust tot hij weer aanspreekbaar was.
Vanaf negen uur ’s avonds zaten we aan de bar, getraind worden is zwaar. Het eerste drankje was een advocaatje met slagroom daarna stapten we over op andere alcohol. In het hotel in Loenen stond een barman achter de tap die niet alleen bier tapte maar ook moppen. Hij vertelde over een kippenboer die stotterde. ‘Er was een kippenboer in Barneveld die stotterde. Als hij ’s morgens de kippen uit de schuur los liet zei hij: tok, tok, tok, tok. Een tokje meer maakt voor een stotteraar niet uit. De duizenden kippen renden dan de wei in. ’s Avonds was het ingewikkelder om de kippen weer in de schuur te krijgen. Ze luisterden niet en de boer werd boos. In zijn handen had hij een stok. Als je niet luistert sla ik je met een sssssss tok, tok, tok. En hup daar gingen de kippen weer.’
Zo kwamen we de avond door. Om een uur of twee brachten we Alexander naar bed, kleedden hem uit en hij gaf ons een nachtkus. We zeiden dat we van hem hielden. De volgende morgen zaten we om 8 uur zwijgzaam aan het ontbijt, meestal een Engels met vette worst en spek. Niemand ontbrak. ’s Avonds een man, ’s morgens een man, was ons motto.
Moedig voorwaarts.