De Kloosterbunker en ik zijn niet geëxplodeerd. Maar het had kunnen gebeuren, het was een angstige afgelopen periode. In één klap Bunkerwijk gewist.
Het zit zo. Een paar weken geleden ontving ik een brief van de netwerkbeheerder Stedin dat in een straat grenzend aan de Kloosterbunker gasleidingen moesten worden vernieuwd. Dat de brief aan mij gericht was vond ik vreemd, ik gebruik geen gas voor verwarming of koken. Gelijk kwam bij mij de herinnering aan vorig jaar boven toen een monteur van Stedin bij mij een elektriciteit stijgleiding kwam doormeten omdat het vermoeden bestond dat er boven mij een illegale weedkwekerij was gevestigd. Later bleek dat ook het geval te zijn. Ik vond het gedrag van de monteur vreemd: hij werd ook vergezeld door een politievrouw in een hartstikke nieuw uniform en dito holster, net in een periode dat er politie-uniformen waren gestolen. Contacten uit de justitie hoek waarschuwden mij dat het mogelijk een nepper was en de monteur mogelijk juist een illegale verbinding maakte, buiten de meter om.
En nu weer deze brief over het gasnet. Een paar dagen na de brief verschenen de arbeiders in de straat die met hekken werd afgezet. In het gras lagen lange gele buizen. De straat werd opengebroken en een sleuf gegraven. Dat boezemde mij vertrouwen in, het onbestemde gevoel van in de maling genomen te worden verdween. Maar wat bleef was de angst voor een gasexplosie: er zijn nog steeds arbeiders die een shagje roken en een vonkje is zo gevormd.
Afgelopen vrijdag was het zo stil in de straat dat mijn nieuwsgierigheid werd gewekt. De hekken waren verdwenen, de arbeiders ook. De opengebroken straat was gedicht, het was plezierig om te zien.
Het was weer het oude verhaal: een mens lijdt dikwijls het meest door het lijden dat hij vreest.
Moedig voorwaarts!