Bertjan Oosterbeek schrijft reflecties en ervaringen neer in -vaak grappige- verhalen uit het leven van een zenmonnik. Over een opa met een jonge blik.
Toen ik gisteren om half negen ’s ochtends de voordeur uitliep, hing er een scherpe geur van sigarettenrook bij ons in de portiek. Nou heb ik – op een paar dronken Gauloises in Kafé België na – zelf nooit gerookt, maar toch roept die geur bij mij altijd een vertrouwd gevoel op. Het heeft toch iets, die geur. Zeker nu het roken bijna overal verboden is, en je nog maar zelden ergens komt waar het naar sigaretten ruikt.
Op zulke momenten zie ik meteen ook weer mijn opa zitten. In zijn leren fauteuil in de hoek bij het raam, met de asbak binnen handbereik. Want mijn opa rookte de hele dag door. Sigaren en sigaretten, en dan tussen door – voor de afwisseling – af en toe een smalle cigarillo. Hij moet er al heel jong mee begonnen zijn, en hij heeft het nooit kunnen laten. Zelfs nog toen ze in 1944 door de evacuaties in Drenthe beland waren en mijn opa daar met hoge koorts in bed was beland, toen pikte mijn oma stiekem tabaksbladeren voor hem. Uit de schuur van de baron van het landgoed waar ze verbleven. Als dat geen ware liefde is.
Voor ons kleinkinderen betekende het vooral heel veel sigarenbandjes… en voor de rest van de familie dat ze nooit lang na hoefden te denken over een verjaardagscadeautje. Op zijn verjaardag stond er op de eettafel in de achterkamer een voorraad rookwaar, waar een tabakswinkel zich niet voor zou hoeven schamen. En toen de huisarts hem – na de zoveelste longontsteking – had verboden om ooit nog te roken, leverde dat dan ook een accuut probleem op. Wat te kopen voor opa? Gelukkig bracht toen ‘drank’ uitkomst. Want vanaf toen stond die tafel op de tiende augustus vol met flessen. Vooral oude graanjenever, in zo’n aarden kruikje. Maar toch: dat was niet hetzelfde.
Het viel hem dan ook erg zwaar, dat hij niet meer mocht roken. Toen z’n longen hem al voor goed in de steek gelaten hadden en hij nauwelijks nog uit z’n stoel overeind kon komen, ging hij toch iedere dag nog een blokje om. In z’n eentje – zo gezegd om een frisse neus te halen. “Maar ik heb wel eens stiekem in z’n jaszak gekeken,” vertelde Ome Henk met een grote grijns op z’n gezicht. “En wat dacht je?… Een pakje sigaretten!”
Ik zie ‘m daar zo staan. M’n opa die om de hoek, nét uit het zicht, ergens onder een afdakje als een kleine jongen stiekem staat te roken. Wat zal dat ene dagelijkse sigaretje ‘m goed gesmaakt hebben.