Al sinds mijn pubertijd haal ik mijn snacks bij Japie patat(zaak)- nog steeds op dezelfde locatie gevestigd. De eigenaar, ik weet niet of hij inderdaad Japie heet, had indertijd een vooruitziende blik op het eetgedrag van zijn klanten en zo kon je- niemand had er nog van gehoord, er al heel snel saté en kroepia’s (loempia’s met rijst) bestellen. Met of zonder sambal. De patatzaak, tegenwoordig snackbar geheten, veranderde af en toe van eigenaar. En ik woonde ruim 30 jaar buiten Bunkerstad zodat de frequentie van de bezoeken afnam. Maar Japie vergat ik nooit omdat de snacks er zo lekker zijn. Ik droomde er zelfs van.
Vorig jaar legde ik mijn voorlopig laatste bezoek aan Japie af. Het eten was er nog prima maar ik voelde me er niet zo meer thuis omdat de uitbaters, twee goedaardige broers van Turkse komaf, met al hun goede bedoelingen de discriminatie van sommige Nederlanders hadden overgenomen en ogenschijnlijk soms fel tekeer gingen tegen hun eigen komaf. Ik ervoer dat als pijnlijk en niet nodig. Als er geen klanten in de zaak waren behalve ik hield het schelden op en werden er normale gesprekken gevoerd. Het pleasen van klanten was dan niet nodig. Het was nooit nodig ook.
Eergisteren waren mijn vriendin, kleindochter van een zeevisser, en ik in de omgeving van Japie. Ik had redelijk wat haast omdat ik de wedstrijd Nederland-Nieuw-Zeeland wilden zien tussen de voetbalvrouwen. Maar ook de maag knorde zodat mijn vriendin voorstelde bij Japie langs te gaan. Lekkere trek won het van mijn negatieve gevoelens.
De naam Japie bestaat nog maar de uitbaters zijn nu Japanners of Chinezen. De zaak is helemaal opgeknapt en het ruikt er heerlijk naar vers gemaakt eten met heerlijke kruiden. Een pruttelpan staat op het vuur. Het eten wordt met toewijding gemaakt. Van een klein patatje met kan je een heel weeshuis van eten voorzien. Er wordt gebakken met gulle hand. Weet jij waarom die twee broers er mee gestopt zijn, vroeg ik aan de belendende groenteman die voor zijn kleindochter een schatkist (ijsje) kwam kopen. Ze hadden er geen zin meer in, zei de groenteman.
Drie mensen bleken de zaak te bestieren, twee mannen en een vrouw. Ze wensten ons smakelijk eten. Aan een muur hing een Feyenoordshawl met de naam Japie erop. Zo, dus jullie zijn de nieuwe Japie, zei mijn vriendin. Dat zijn we, antwoordde een van de uitbaters lachend.
Japie is een voorbeeld van bestendige vergankelijkheid. Alles komt, alles gaat, maar Japie blijft al vele decennia in een steeds veranderende omgeving en identiteit, een vorm van wedergeboorte.
Moedig voorwaarts!
Michel Ball zegt
Ik had ook mijn Japie.
Hij heette Jaap Querido
en liet me altijd een lachende mond
met gouden tanden zien
Japie had een fruitkraam op de hoek van
de Jan Kruijffstraat en de Schiedamseweg.
Mijn tante Aty kocht er altijd haar fruit.
Voor mij was er altijd een banaan.
Jaap was Jood en een voorman van zijn volk.