Boudewijn de Groot zingt uit een speaker op mijn werktafel over gebeurtenissen op een strand aan de rand van Nederland, geweld, liefde, onrust en rust. Leuke nooit vergane tekst van lang geleden.
Aan een muur in de Kloosterbunker hangt een zwart-wit foto van een gezin, een vader met zijn kinderen. Heel lang geleden gemaakt, misschien wel zeventig jaar terug. Twee meiden en twee jongens staan er op die foto en mijn vader, we zitten op het strand. Ik ben een volgroeide baby, misschien anderhalf jaar oud. Ik zit in mijn vaders armen, ben op dat moment de jongste. Het is een prachtige foto, warm en melancholiek, zoals je wel foto’s uit Italië ziet met gezinnen, zon en liefde en natuur. De warmte van het leven. De kinderen en de man kijken langs de lens van de camera heen, waarschijnlijk vastgehouden door mijn moeder, alsof er geen camera is om een seconde uit het leven van het jonge gezin vast te leggen.
In een fotoalbum zit een door mij gemaakte zwart-wit foto van mijn lief van weleer, ook op het strand. Ze is naakt, mooi en slank en zit op haar knieën met een puppy voor zich. Onze hond. De foto is gemaakt in het begin van de jaren zeventig, een beetje hippietijd nog en dan gingen bij jonge mensen al snel de kleren uit. Ook op het openbare strand. We vreeën in de duinen, wel een beetje uit het zicht, in een duinpan. Op een middag werden we gestoord tijdens een vrijpartij door een man die aan twee naakte mensen vroeg of ze een vuurtje voor hem hadden, om zijn sigaret aan te steken.
Het strand blijft ontdekken.
Moedig voorwaarts!