Het klinkt zo simpel. In de kern is het doel van de op te richten boeddhistische Mandalaschool kinderen het beste uit zichzelf naar boven te laten halen. Jonge mensen die goed voor zichzelf en anderen zijn en handelen vanuit hun eigen goedheid, de boeddhanatuur. Waardoor ze een positieve bijdrage leveren aan de samenleving, die daardoor in gunstige zin verandert.
De boodschap van Fia Huizinga en Douwe Hoitsma van de initiatiefgroep is duidelijk, maar ga er maar aanstaan. Vanuit het niets zo’n school uit de grond stampen en daarmee ook het boeddhisme in Nederland als onderwijsvorm gestalte geven, dat doe je niet in een paar maanden. Er is dan ook nog een lange weg te gaan voordat in Amsterdam schoolkinderen klassikaal boeddhistische mantra’s zullen oefenen. Als alles naar wens gaat en procedures zonder problemen zullen worden doorlopen, kan het lesgeven op de Mandalaschool in augustus 2011 beginnen. Dat is elf jaar nadat in 2000, na de erkenning door de Nederlandse overheid van het boeddhisme als levensbeschouwelijke hoofdstroming, initiator Jean Karel Hylkema, onder meer oud-voorzitter van de Boeddhistische Omroep Stichting (BOS), vond dat het dan ook tijd werd voor regulier boeddhistisch onderwijs. De belangstelling onder de boeddhistische sangha’s in ons land werd gepeild, waaruit uiteindelijk de vijfhoofdige initiatiefgroep ontstond.
En daar zitten we dan, midden februari, op de bovenste etage van het woonhuis van Douwe Hoitsma, met uitzicht op een oer-Hollands landschap. Weilanden met rechte sloten, volgens Douwe zeer geschikt om daar ’s winters op te schaatsen. In de kamer hangen prachtige thanka’s. Boeddhabeelden sieren links en rechts de ruimte.
Jullie praten over een boeddhistische school, maar er zijn verschillende richtingen. Welke gaat het worden?
Douwe: ,,We gaan uit van de universele boeddhistische goedheid en leer, dus houden het zo algemeen mogelijk. We willen de kinderen die goedheid laten ervaren in de zin van welbevinden, zodat ze zich goed voelen op school. Waardoor ze beter leren of mogelijk zelfs presteren. Het gaat om het ontwikkelen van zelfvertrouwen, het gevoel dat het goed is wie hij of zij is en wat hij of zij kan. Kinderen die sociaal competent zijn, die goed met zichzelf en anderen om kunnen gaan. Dat willen we ontwikkelen in de hele klas, de school, in de leerkrachten. Als kinderen meer in contact komen met die goedheid, de heilzame werking daarvan ervaren, zullen ze ook meer gemotiveerd zijn om vanuit daar te handelen. Het unieke van onze school is dat we daar bijzondere methoden voor gebruiken. Zoals meditaties in de vorm van bewegingsoefeningen, mantra’s, visualisaties, ademhalingsoefeningen. En we leren ze kennismaken met de zes specifieke boeddhistische vaardigheden, paramitra’s: vrijgevigheid, geduld, discipline, ijver, concentratie en wijsheid. En de vier hartskwaliteiten liefdevolle vriendelijkheid, mededogen, blijdschap en gelijkmoedigheid. Gelijkmoedigheid heeft de kwaliteit van acceptatie. Het begrip wordt groter. Ik ben zelf leerkracht en als ik het met de kinderen heb over aardig zijn, kom je toch vaak op deze kwaliteiten uit. We willen een school zijn waar hoofd, hart en handen gelijkmatig ontwikkeld worden, met het accent op het hart. De bestaande scholen zijn erg gericht op het denken, de cognitieve ontwikkeling. En de Cito-toets. Wij willen de kinderen meer en andere kwaliteiten meegeven, die belangrijk zijn voor hun latere ontwikkeling en loopbaan.’’
Fia Huizinga: ,,We zullen proberen de school tot een echte gemeenschap te laten zijn, waarin we samen dingen doen en opbouwt. Er is aan mij gevraagd of die leerlingen nog wel goed kunnen functioneren in de maatschappij als ze van onze school afkomen. Alsof het door het boeddhisme kwetsbare mensen zouden worden. De bedoeling van ons onderwijs is juist ze meer in balans te brengen, zodat ze zelf meer sturing kunnen geven aan hun leven. Duidelijke keuzes maken door de middelen die ze zich op school eigen hebben gemaakt. We doen het boeddhisme er ook niet een beetje bij. Het bijzondere van deze school is dat het onderwijs vanuit één concept wordt gegeven. Niet van een beetje spiritualiteit of oh, ja, ook nog iets doen aan meditatie. De boeddhistische leer is de basis, zonder dat het drammerig wordt. Het wordt niet massaal over de leerlingen heen gestort. Je moet het klein zien, het wordt opgebouwd, tussen en in lessen gemengd. Wat mogelijk is hangt ook van de leeftijd van de kinderen af. Voor de kleinsten is het voldoende om af en toe even stil te zijn, dat ze daar aan wennen. Met oudere kinderen kun je natuurlijk veel meer. Het hangt ook van hun interesse af. Het boeddhisme is geen vak. De kinderen bij ons op school leren gewoon rekenen, lezen en schrijven en andere dingen. In dat opzicht voldoen we aan de eisen die aan het basisonderwijs gesteld worden. Maar we voegen wel wat extra’s toe. In de huidige maatschappij gaat het om de hoogste presteerders, daar ligt de lat. Wij willen dienstbaarheid ontwikkelen. En dan maakt het niets uit of je kunstenaar, vuilophaler of wat dan ook wordt. Als je parool dienstbaarheid is, kun je het huidige hiërarchische systeem ontvluchten. Dan krijg je een stermodel en kan iedereen op zijn eigen wijze een bijdrage leveren aan de samenleving. Wij hopen ook dat de school een positieve uitstraling heeft op de ruime omgeving. Dat het een soort stoepa wordt.’’
Amsterdam, grote populatie boeddhisten
Amsterdam is als locatie voor de Mandalaschool gekozen, omdat de populatie boeddhisten, en daardoor de kans van slagen, in de hoofdstad het grootst is. Een achterbanonderzoek door een onafhankelijk bureau moet binnen een paar maanden uitwijzen of voldoende ouders belangstelling hebben hun kinderen naar een boeddhistische school te sturen. Begin volgend jaar wordt bij de gemeente Amsterdam de aanvraag ingediend. Omdat er geen vergelijkbare scholen zijn, zal de gemeente de aanvraag afwijzen en gaat ze naar het ministerie van onderwijs, verwacht Douwe Hoitsma. In een u-bocht zal de aanvraag dan weer bij de gemeente Amsterdam belanden.
Overigens hoeven ouders noch leerkrachten boeddhist te zijn, maar ze moeten wel affiniteit met het boeddhisme hebben. Er is geen boeddhistische pabo. ,,Dat is zo”, zegt Douwe, ,,de kwaliteit van de leraren moet hoog zijn. Ze staan model voor het geheel. Als we het op school over liefdevolle vriendelijkheid hebben, moeten ze in staat zijn dat zelf uit te stralen en te ontwikkelen. Het gaat om respect, het waarderen van de ander. Kinderen merken snel dat dat werkt.” De school biedt niet alleen onderwijs aan, ook naschoolse activiteiten moeten kwalitatief goed zijn. Fia: ,,We willen de kinderen die overblijven goed voedsel aanbieden. Dat ondersteunt onze levensstijl. Ook willen we aandacht voor het vervoer van en naar de school. De kinderen komen uit een grote regio, dus daar zullen we nog over na moeten denken.’’ En, hoe zit het met het vervolgonderwijs. Douwe en Fia zuchten diep. Daar is door alle drukte nog niet over nagedacht. Geduld is ook in het boeddhisme een schone zaak.
De initiatiefgroep bestaat behalve uit Douwe en Fia uit Richard Sussenbach, Helen Roeten en Mirjam Schenk.
In de zomer van 2010 neemt de Amsterdamse gemeenteraad het besluit om de Mandalaschool in het ‘plan van scholen 2011-2014’ op te nemen. Daarmee wordt, zo lijkt het, de deur op een kier gezet naar de erkenning en financiering van een eerste boeddhistische school in Nederland. Maar de Onderwijsraad steekt daar een stokje voor en adviseert minister Van Bijleveldt het boeddhistisch onderwijs als richting niet te erkennen. Daarmee is de feitelijke oprichting van de school, in ieder geval voorlopig, van de baan.
Een van de redenen die de raad aanvoert is dat het boeddhisme als levensbeschouwelijke stroming in Nederland marginaal is en onvoldoende duidelijk is of er voldoende en blijvende aanwas van leerlingen voor de Mandalaschool is. De raad verwijst naar het Centraal Bureau voor de Statistiek, die indertijd het Nederlands boeddhisme niet in kaart brengt vanwege de marginale omvang. Niemand weet exact hoeveel boeddhisten Nederland telt, er wordt door verschillende organisaties uitgegaan van ongeveer 170.000 mensen die op de een of andere manier verbonden zijn met deze stroming.
Waardoor het boeddhisme volgens de Onderwijsraad onvoldoende zichtbaar is in de Nederlandse maatschappij. Het bestaan van de Boeddhistische Omroep Stichting (inmiddels in die vorm opgeheven) en het werk door boeddhistische geestelijke verzorgers in de gevangenis, is volgens de raad te minimaal om van een breed ingebedde stroming te spreken. Jongerenverenigingen, ouderenopvang, politieke stromingen en vakbonden met een boeddhistische signatuur, ze zijn er niet. Inhoudelijk heeft de raad bezwaar op het ontbreken van een boeddhistische pedagogiek en is niet zeker of er voldoende leerlingen zijn en blijven om de school reden van bestaan te geven. Zo is er nog een aantal bezwaren. Daarmee valt het doek voor de Mandalaschool.