Hoe enorm mijn fantasie daar over ook is, ik beloof te leren de werkelijkheid onder ogen te zien.
Hoe lang ik daar ook voor zal moet leren, ik beloof het onder de knie te krijgen.
Hoe lang ik ook met dit alles bezig zal zijn, ik beloof het helemaal af te maken.
Bodai schept de groene thee-met-witte- stukjes in zijn kom en giet er kokend water op. Nu maar wachten tot ze getrokken is. Boing, boing boing,.. Bodai is zo druk geweest met zijn thee dat hij de monniken niet gezien heeft die de trap op lopen naar de meditatiehal. Nog net op tijd neemt hij zijn plekje aan het eind van de gang in. Hij haalt een paar keer diep adem om zijn gehaaste lijf rust te gunnen en versmelt dan langzaam met zijn kussen. Hij hoor nog een laatkomer de trap op komen die achter hem komt staan en plotseling zegt: ‘goed zo, goed zo.’
Bodai begon zo langzamerhand aan het kloosterleven te wennen. ’s Morgens meditatie en gym, na het eten werken en tempeldienst. Na de lunchpauze, werk en tempeldienst en na Yakusaki (dinner) meditatie en daarna naar bed. Het werk valt mee, en vaak krijgt hij klusjes waarvan de zin hem totaal ontgaat- het pad wieden dat hij de dag ervoor ook al had gedaan. Vegen waar niks te vegen valt, de gang poetsen die gisteren door vijf andere monniken is gepoetst. Het maakt hem allemaal niks uit, gewoon doen wat hem gevraagd werd. Het klooster glom zo dat je ogen er pijn van deden. In het dorp zeiden ze als het ergens schoon en opgeruimd was: ‘Het lijkt wel het klooster van de ‘Diepe vrede’.
Maar vandaag is alles anders- er hangt een gespannen sfeer in het klooster, iedereen is met dingen bezig die hij niet begreep. Er werd beddengoed te voorschijn gehaald, er werd een grote voorraad eten naar de keuken gebracht. Bodai zag monniken ook stiekem eten naar hun kamer brengen en met kleine komfoortje sjouwen. In de loop van de dag kwamen er vreemde monniken en leken naar het klooster. Toen hij naar zijn kamer ging lagen er twee matrassen in, zijn privé spullen waren netjes in een hoek gelegd. En toen hij snel door de regen naar de keuken liep, hield de hoofdmonnik hem staande en zei: ‘Bodai, vandaag begint de Ango en we beginnen met een zware trainingsweek. Er komen veel monniken en leken van buiten om mee te doen, en het wordt zwaar. Denk je dat je mee wilt doen, anders kun je een weekje naar de eerwaarde Raiwata die in een kluis hier niet ver vandaan woont.’
‘Wordt het zwaar’, vroeg Bodai. ‘Maar hoe kun je nu weten dat het voor mij zwaar gaat worden?’
‘Geloof mij, het gaat zwaar worden.’
‘Ja maar een keer moet de eerste keer zijn’, zei Bodai, ‘ik ben een week lang onderweg geweest naar het klooster, veel zwaarder kan het toch niet worden?’
‘Oké, maar als je het niet trekt ga je naar eerwaarde Raiwata, afgesproken?’
‘Goed, afgesproken.’
Tingelingelingeling tingelingelingeling tingelingelingeling, Bodai komt slaperig overeind. Normaal is hij altijd al voor de bel wakker en hij herinnert zich dat vandaag de sesshin begint. Slaperig loopt hij naar de wasplaats en plenst flink wat water in zijn gezicht om goed wakker te worden. Dan klinken er kleppers. Kleppers denkt hij, zijn ze in de war, de gymnastiek is toch altijd na de meditatie? Iedereen loopt naar de tempel voor de Taiso (gym). Als de Doan ‘Teisho owari’ (gym afgelopen) roept, klinkt ook de bel voor de meditatie. Juist op tijd gaat hij op zijn plekje in de gang voor de meditatiehal zitten. Vanuit een ooghoek ziet hij dat op de open plekken tussen de meditatiebanken planken zijn gelegd waar ook monniken op zitten.
De meditatiehal is hutjemutje vol, ook de gang waar zijn plekje is. Als iedereen op z’n plaats zit komt de lama de trap op, in zijn handen heeft hij een korte ceremoniële stok. Eerst loopt hij in de gang achter iedereen langs. Soms blijft hij wat langer achter iemand staan. En dan gaat hij op zijn plekje voor het altaar zitten, dat midden in de meditatiehal staat. Iedereen zit op de hoge, lange meditatiebanken, behalve de lama die op een laag platformpje voor het altaar zit. Voor hem staat een lessenaar en op het platform liggen wat attributen.
Als de wierookstaaf op het altaar opgebrand is, begint de lama met de ‘sutra van de boeddhamantel’.
Hoe uitgestrekt, is de mantel van de bevrijding
een vormloze vlakte van verdienste.
Nu omhullen we ons in Boeddha’s leringen
En bevrijden al wat leeft.
Dan doet Bodai samen met alle monniken zijn omslagdoek om, die veel meer is dan kleding die je tegen de kou beschermt. Je hult je in de dharma, Boeddha’s leringen. Hij weet het nog goed, toen zijn oude leraar hem tot monnik wijdde, hij zou nooit meer terug kunnen naar een lekenleven, zelfs als hij het kloosterleven vaarwel zou zeggen. Iedereen staat op om drie ceremoniële buigingen te maken en dan loopt de lama als eerste de trap af. Dan de monniken uit de meditatiehal en vervolgens de mensen die op de gaitan (leken meditatiebank) in de gang zitten. Als Bodai even naar zijn kamer loopt merkt hij dat het buiten nog steeds donker is, ze zijn vroeger opgestaan dan normaal. Op de deur van zijn kamer hangt een briefje, er staat op:
Bel – opstaan
Kleppers – taiso (gym)
Densho bel – zazen 1 wierookstaaf
Keisu gong – choka (tempeldienst)
Densho bel – zazen 1 wierookstaaf
T Densho bel – dokusan (privé onderhoud met de lama)
Unpan gong – shukuza (ontbijt), zuiza (vrije meditatie)
Densho bel – gyobaito (pruimenthee), zazen (drie wierookstaafjes), teisho (leerrede)
Unpan gong – Saiza (lunch), zuiza
Densho bel – gyocha (sarei theeceremonie), zazen (3, 1 wierookstaaf)
K Densho bel – dokusan (privé onderhoud met de lama)
Keisu gong – banka (tempeldienst)
Unpan gong -Yakuseki (diner), zuiza (vrije meditatie)
Densho bel – zazen (4, 1 wierookstaaf)
K Densho bel – dokusan (onderhoud met de lama)
Bonsho – shiguseiganmon (sutra), kaichin (bedtijd)
Nou dat weten we ook dan weer,.. meditatie, meditatie en nog eens meditatie. De hele dag was het stil en werd er niet gepraat. Er waren minstens zestig mensen in het klooster, het was er doodstil. Alles voelde toch ook wel heel anders aan dan normaal. Toen Bodai eindelijk naar bed ging was hij blij dat hij languit kon liggen en zijn verkrampte benen rust kon geven.
De tweede dag van de sesshin begonnen Bodai’s benen na de lunch wel wat gevoelig te worden, gelukkig had hij de massageplankjes ontdekt. Een plankje met daarop een stuk bamboe wat door de helft gekloofd was met daarop kleine houten blokjes. Als je er op ging staan deed het wel zeer, maar het hielp wel tegen de verkrampte benen. Je kwam ook overal monniken tegen die rek- en strekoefeningen deden. Toen het eindelijk bedtijd was zette Bodai streepjes op de muur voor de dagen die de sesshin nog zou duren en toen was er alleen nog maar zijn kussen.
De derde dag bij de meditatie begon na de lunch zijn kramp heftig te worden, na een kwartier werd het serieus. Na twintig minuten had hij het gevoel in een goed opgestookt kolenvuurtje te zitten. Na vijfentwintig minuten dacht Bodai: ‘ik sta op, buig voor de meester en ik ga buiten mijn benen masseren, dit is gekkenwerk.’ Bodai keek naar links- onverstoorbaar zat daar een grote man naast hem, aan de andere kant een vrouw die in blijde verwachting was, al net zo onverstoorbaar. Bodai dacht: als zij het kunnen, dan kan ik het ook, ik blijf zitten. Het gevoel van in een kolenvuurtje te zitten verdween. Zijn onderlichaam begon nu als een massief blok ijzer aan te voelen, zijn hele boven lichaam begon te trillen, door zijn hoofd gonsde: ‘waar blijft die verdomde gongslag?’ Groene, gele en zwarte vlekken dansten voor zijn ogen. Het kan niet lang meer duren, het kan niet lang meer duren, nog even dan komt de gongslag, het kan niet lang…
Bonggggggggg
Bodai strek zijn benen, als een waterval stortte het bloed zich erin terug. Het prikt, het tintelt, er is kramp en masseren helpt niks, het doet alleen maar pijn. Elk moment kan hij op moeten staan voor kinhin (loopmeditatie). Ja hoor, iedereen staat al op. Bodai ook en zijgt meteen weer ter aarde. Hij zakt door zijn benen alsof ze van boter zijn.
Nog een keer, nu blijft hij staan. Gelukkig gaat kinhin in een slakkengangetje, voorzichtig tilt hij zijn voet op, die als een espenblad in de wind begint te trillen. Diep ademhalen, denkt Bodai, vergeet jezelf, vergeet alles om je heen. Plotseling zijn er een paar handen op zijn schouders en worden zijn nek en schouderspieren gemasseerd. Er word in zijn oor gefluisterd ‘concentreer je, haal diep adem’. Het helpt, het trillen verdwijnt. Maar zodra de handen weer weg zijn komt het trillen met de zelfde gang weer terug. En tot overmaat van ramp: BONGGGG, BONGGG, BONGGG, meditatietijd. De loopmeditatie maakt niks uit, de volgende meditatieperiode beleeft Bodai als volgt: Prikkelende benen, kramp, kolenvuurtje, één blok ijzer en daarna trillen als een espenblad. Als afleidend pesterijtje komt er nog bij dat de meester tijdens de meditatie diepzinnige verhaaltjes vertelt waar Bodai geen moer van snapt en waar hij zich alleen maar kwaad over maakt.