Sinds oktober 2014 is het mij duidelijk dat mijn Vipassana leraar Mettavihari in het verleden een aantal malen mensen seksueel misbruikt heeft. In de maanden daarna is langzaam maar zeker de omvang en de ernst van het misbruik duidelijk geworden. In mei heeft een aantal van de Vipassana leraren hierover een artikel gepubliceerd in het Boeddhistisch Dagblad en sindsdien wordt hierover in de pers grondig en uitgebreid gepubliceerd.
In mijn rol als contactpersoon van de Vipassana lerarengroep naar de pers toe heb ik een aantal interviews gegeven en ik blijf hiervoor beschikbaar. Omdat het soms ook gaat om dingen die meer over mij persoonlijk gaan, is het goed om hierbij op persoonlijke titel duidelijk te maken wat ik in deze kwestie gedaan heb en doe.
Gedurende de periode 1980–1981 was er een richtingenstrijd binnen de Boeddharama Tempel, die vooral ging over het meer of minder strikt toepassen van de 227 regels die voor monniken gelden. Ook hadden de Thaise boeddhisten andere wensen naar de monniken toe dan de Nederlandse boeddhisten en/of beoefenaars van Vipassana meditatie.
Mettavihari was een zeer begenadigd Vipassana leraar en heeft in de loop der jaren honderden mensen in retraites en daarbuiten begeleid. De beoefening van Vipassana meditatie vond in de beginjaren voornamelijk plaats in de vorm van retraites en meditatiegroepen waar wekelijks gemediteerd werd, al snel ook in enkele meditatiecentra zoals in Groningen. Veel interesse was er vanuit 20-ers, studenten zoals ikzelf, maar ook ouderen, 30+ en 60+.
De strikte toepassing van de monnikenregels belemmerde Mettavihari in zijn werk als meditatieleraar, zo kon hij volgens deze regels niet zelf een treinkaartje kopen. Vandaar dat we gezocht hebben naar manieren om soepeler met een aantal regels om te gaan, zodat Vipassana meditatie in Nederland beter zou kunnen gronden. Je zou dit een moderne, meer westerse aanpak kunnen noemen, waar ik overigens nu nog voor sta.
Wat betreft mijn positie in de Boeddharama Tempel: ik heb daar gemediteerd en zoals toen gebruikelijk op verschillende manieren vrijwilligerswerk verricht. Ik ben geen lid van het bestuur van de Boeddharama Tempel geweest maar wel van de Stichting Jonge Boeddhisten Nederland (SJBN). Deze Stichting had als doel zich met name op de jongeren te richten en in het algemeen de Boeddharama Tempel te ondersteunen. Mettavihari was de patroon van de SJBN en de afstemming tussen SJBN en het bestuur van de Boeddharama Tempel verliep in het algemeen via hem. Wel spraken de verschillende vrijwilligers elkaar informeel.
De informele discussies die ik in 1981 met Patrick Franssen over de richtingenstrijd heb gehad gingen in het begin over onze uiteenlopende visies maar op het eind vooral over macht en geld. Ik heb me verre proberen te houden van die machtsstrijd in het bestuur maar heb wel op persoonlijke titel en vanuit de SJBN Mettavihari gesteund in een meer liberale, westerse koers.
Patrick Franssen heeft me aan het einde van zo’n geld- en machtsdiscussie gezegd dat het ook om seksueel misbruik ging, maar dat kwam op mij toen heel ongeloofwaardig over. Ik heb navraag gedaan bij Mettavihari en deze zei dat het niet meer dan een ‘verhaal’ was. Ik heb Mettavihari hierin wel geloofd. Kortom, ik ben dus wel op de hoogte van de melding over seksueel misbruik maar geloofde het niet.
In oktober 2014 kwam ik in een persoonlijk gesprek met een slachtoffer tot de conclusie dat er tenminste één keer sprake was geweest van seksueel misbruik. In de maanden daarna is langzaam maar zeker voor mij – en ook voor de overige Vipassana leraren – de omvang en de ernst van het misbruik duidelijk geworden.
In april 2015 heb ik met Henk Barendregt – die begin jaren tachtig bestuurslid was van Stichting de Boeddharama Tempel – gesproken over de Waalwijkse periode. Hij vertelde me dat hij in 1981 aan Mettavihari gevraagd had of hij seksuele handelingen met Patrick Franssen had verricht. Mettavihari had dat aan hem toegegeven. Op dat moment werd me duidelijk dat Mettavihari me in 1981 niet de waarheid had verteld en werd de getuigenis van Patrick Franssen alsnog geloofwaardig. Het is daarom dat ik in het Boeddhistisch Dagblad van 31 mei mijn persoonlijke excuses aan Patrick heb aangeboden.
Nu
Ondertussen heb ik voor mezelf de pijnlijke realiteit geaccepteerd dat Mettavihari tegen me heeft gelogen en in ernstige mate een groot aantal mensen seksueel heeft misbruikt. Persoonlijk vergeef ik hem dat hij tegen me heeft gelogen en ik blijf hem uiterst dankbaar voor wat hij voor me heeft gedaan als Vipassana leraar.
Mijn zelfreflectie is dat ‘ik heb zitten pitten’. Terugkijkend met de kennis van nu vind ik dat ik beter op de signalen had moeten letten, door had kunnen vragen, kortom assertiever had kunnen zijn. Dat neem ik mee naar het nu en de toekomst.
Pijn
Mijn pijn valt echter in het niet bij die van de slachtoffers. Daarom is het nu tijd om er te zijn voor betrokkenen en slachtoffers, samen met de andere Vipassana leraren en betrokken organisaties. Ik zal me dan ook actief inzetten om – waar mogelijk – er te zijn voor betrokkenen en slachtoffers.
Tenslotte, we hebben hier collectief van geleerd dat er aanvullende maatregelen nodig zijn om in de toekomst misbruik in welke vorm dan ook zoveel mogelijk te voorkomen. Daar zal ik me actief voor inzetten, als Vipassana leraar, als bestuurslid en als mens.
Sjoerd zegt
Beste Ad, naar aanleiding van alle publicaties heb ik een aantal vragen voor die z.g. lerarengroep, die jij zegt te vertegenwoordigen.
Wat mij opvalt in o.a. jouw stuk is het volledig ontbreken van het inzicht dat je meende vipassanameditatie te beoefenen bij dhr. M., die zich leraar noemde.
Blijkens o.a. jouw mededelingen gedroeg hij zich in werkelijkheid als een intelligente, innemende, charmante persoon met uitgesproken psychopathische gedragskenmerken.
Vindt je daarmee niet dat de aard van jullie training tot leraar op zijn minst aan grote twijfel onderhevig is?
Vindt je ook niet dat terugtreden van alle door hem opgeleide en met hem samenwerkende leraren tijdens de episode waarin het misbruik plaatsvond nu meer voor de hand ligt, dan het beschermen van zijn naam?
Waar is de expressie van de gewetensfunctie van jullie als groep leraren tegenover jullie tekortschieten t.o.v. de leerlingen (slachtoffers) die zich aan hem en jullie toevertrouwden?
Waar is de expressie van jullie verantwoordelijkheid voor het misbruik, waarvan jullie op de hoogte waren of hadden kunnen zijn?
Of zijn jullie nog zo in de ban van deze man, dat op deze vragen zelfreflectie onmogelijk is?
Hoe passend vindt je het om jullie leraarschap te parkeren, tot deze zaken voldoende opgehelderd zijn en hun plek hebben gevonden?
Willie zegt
Plaatsvervangende schaamte bekruipt mij wanneer ik de bovenstaande verklaring van Aad Verboom lees. Niet alleen spreekt hij zich zelf tegen, in dit artikel zegt hij: “Sinds oktober 2014 is het mij duidelijk dat mijn Vipassana leraar Mettavihari in het verleden een aantal malen mensen seksueel misbruikt heeft.”. Maar in een eerdere publicatie (9 mei) zei hij “Ik weet maar van 1 geval”. Daarnaast zegt hij ook gewoon domme dingen.
Zoals over het ‘liberaliseren van de monniken regels’. Hoe kun je bedenken dat je Vinaya regels voor boeddhistische monniken, die al meer dan duizend jaar bestaat, minder strikt toe kunt passen en toch monnik kunt blijven? Verboom zegt dat hij Mettavihari steunde in zijn meer liberale, Westerse koers. Maar hij liet ook geheel ten onrechte toe dat Mettavihari zijn Oosterse monniksgewaad bleef dragen, terwijl hij formeel gesproken (de Vinaya niet volgde en dus) geen monnik meer was.
Verboom diskwalificeert zich zelf (nog) verder als bestuurder, door over het seksuele misbruik te zeggen: ‘ik heb zitten pitten’ (en dat voor iemand die oefent in aandacht… en dat ruim 30 jaar!). Hij verbindt daar vervolgens geen consequenties aan.
Verder beweert Verboom in deze verklaring “we hebben hier collectief van geleerd dat er aanvullende maatregelen nodig zijn om in de toekomst misbruik in welke vorm dan ook zoveel mogelijk te voorkomen”. Let wel nog geen dertig dagen eerder verklaarden de 7 leraren nog “de urgentie van het noemen van zijn naam ontgaat ons”. Knap wanneer je dan binnen 30 dagen hebt geleerd wat je in ruim 30 jaar hebt genegeerd, verzwegen en goed gepraat.
Grootmoedig zegt Verboom “Ik zal me dan ook actief inzetten om – waar mogelijk – er te zijn voor betrokkenen en slachtoffers”. Ik vraag me af hoe hij dat voor zich ziet wanneer hij tegelijkertijd de ‘eerwaarde’ leraar nog steeds op een voetstuk zet en zijn eigen kromme besluiten in het verleden blijft recht praten?