Het misbruik in boeddhistische sangha’s is veel omvangrijker dan nu wordt aangenomen. Een aanzienlijk deel van de beoefenaars heeft negatieve ervaringen op seksueel gebied die als een vorm van grensoverschrijding valt te duiden. Mede naar aanleiding van het seksueel misbruik van (jong) volwassen leerlingen door de Thaise vipassanaleraar Mettavihari komt regelgeving binnen sangha’s en boeddhistische organisaties op gang. Zijn die maatregelen afdoende om leerlingen te beschermen? Hoe ernstig is het grensoverschrijdend gedrag in sangha’s?
Sjoerd Windemuller werkte tot zijn pensionering in 2008 zesentwintig jaar als psychotherapeut in de kinder- en jeugdpsychiatrie . Tijdens zijn opleiding (’84-’91) werkte hij ook drie jaar op de poli in Groningen voor volwassenen psychiatrie.
Windemuller: ‘Op grond van de statistiek, die overigens voor discussie vatbaar is, mag je verwachten dat een aanzienlijk deel van de leden en deelnemers van sangha’s, retraites en trainingen op enigerlei wijze een negatieve ervaring hebben op seksueel gebied, die als een vorm van grensoverschrijding valt te duiden. In de ernstiger gevallen maken meisjes en vrouwen daar eenenveertig en jongens en mannen naar gangbare inschattingen en onderzoek dertien procent van uit.
Er is geen reden om aan te nemen dat dit onder (beginnende) boeddhisten in Nederland anders ligt. Mogelijk zelfs wat hoger, omdat het vaak mensen betreft die vanwege hun levensgeschiedenis op zoek zijn gegaan naar antwoorden en zich vanwege dezelfde geschiedenis in een kwetsbaardere status bevinden. Met name de leraar-leerling-/volgelingdynamiek en de dominantie versus afhankelijkheidsdynamiek die daar mee gepaard gaat, grijpt makkelijk in op deze kwetsbaarheid en verleent de zogenoemde leraar snel status en autoriteit ten opzichte van de onzekere en zoekende mens.
Wat is voor u in deze kwestie het belangrijkste ?
Voor mij zijn de gebeurtenissen, zoals die nu in de publiciteit komen, aanleiding om mij in het debat te mengen. De redenen daarvoor zijn tweeledig. Enerzijds de kennis en ervaring dat van misstanden op seksueel gebied vaak slechts het topje van de ijsberg op deze wijze in de publiciteit komt en anderzijds dat slachtoffers vaak door combinatie van al dan niet subtiele bedreiging met vernietiging, schuld- en schaamtegevoel, zelf moeilijk aandacht vragen voor wat hen overkomen is. Ten derde vind ik het belangrijk dat er maatregelen worden afgesproken om preventie tegen dit soort gedrag te ontwikkelen.
Allereerst wil ik aandacht vragen voor aantal meer algemene zaken die op de achtergrond een mijn inziens belangrijke voorwaardelijke rol spelen in het zogenoemde spirituele zoek- en ontwikkelingsproces. De aard en impact van dit proces wordt door sommigen, ook door lezers van het BD, makkelijk vergeleken met processen van introspectie en persoonlijkheidsontwikkeling, zoals die in ontdekkende en inzichtgevende procesmatige psychotherapie centraal staan. Daarmee wordt een vergelijking gepostuleerd met een beroep waar intensieve theoretische-, technische- en praktijkscholing op postdoctoraal niveau standaard is. Tijdens deze opleiding vindt ook een persoonlijke leertherapie plaats. Het is de bedoeling dat de therapeuten zichzelf beter leren kennen, hun reddersfantasieën onder ogen zien en afscheid nemen van hun Jezussyndroom.
Als de opleiding met een voldoende toetsing is afgerond, vaak met een specialisatie in een of meerdere therapievormen, volgt inschrijving in het BIG-register, waarin iedere potentiele cliënt, patiënt of verwijzer de gegevens van een behandelaar kan nakijken. De inschrijving is verplicht voor de beroepsuitoefening. Aan de beroepsuitoefening zit een beroepscode vast -gewenst-, ongewenst- en verboden gedrag- met een ethische verantwoording en een tuchtrechtelijk gebouw. Vanuit de beroepsverenigingen en de IGGZ vindt toezicht plaats en iedere therapeut is verplicht deel te nemen aan gecontroleerde intercollegiale toetsing en bijscholing.
Hoe kijkt u naar de rol van (zelfbenoemde) leraren?
Voor het zo geheten spirituele en religieuze terrein gaat de vergelijking hiermee niet helemaal op. Overeenkomsten lijken te vinden in de zoektocht naar een veranderings- en groeiproces, maar het grote verschil is de vertaling van de motieven in spirituele of religieuze termen, in plaats van een klacht en/of persoonlijkheidsgerichte formulering en procesmatige behandeling in lichamelijke en/of psychologische termen. Religie en levensovertuiging zijn in de grondwet beschermd als een persoonlijk en vrij domein, waar de overheid zich niet in mag mengen.
Echter, op het moment dat in het boeddhisme zelfbenoemde ‘leraren’, of via zo genoemde lamptransmissie, door een meer bekende leraar benoemde leraren – in een merkwaardige fictieve religieuze erfoverdracht- zich gaan richten op persoonlijkheidsbeïnvloeding en gaan grasduinen in allerlei psychologische terminologieën en psychotherapeutische behandelmethoden, komt mijn inziens de zaak anders te liggen. Zeker als sommigen, zich geheel ten onrechte, ook nog afficheren als “psychotherapeut”, een bij wet beschermd beroep.
Af en toe citeren enkelingen bijvoorbeeld ook graag Jung en zijn visie op het boeddhisme als bron van inspiratie, kennelijk onwetend dat juist Jung bekend stond om zijn grensoverschrijdende seksuele relaties met patiënten en opleidelingen.
Gezien de actualiteit, met op de achtergrond deze ondoorzichtige en daarmee ook onbetrouwbare situaties, lijkt het moment aangebroken om een registratie te starten van leraren en begeleiders die over voldoende kwalificaties en persoonlijke eigenschappen beschikken, om een betrouwbare invulling van hun rol en positie te geven en die bereid zijn zich aan intercollegiale en onafhankelijke toetsing en beoordeling te onderwerpen. Het kan mogelijk voorkomen dat mensen, vanuit egocentrische/narcistische of misplaatste redders fantasieën, een dergelijke rol en functie opeisen. Dat een onafhankelijk instituut vertrouwenspersoon en toezichthouder deze zaken op zich moet nemen lijkt voor de hand liggend.
Als dat is gerealiseerd staat het deelnemers vrij zich een leraar te kiezen middels het register of op zich goed geluk over te leveren aan een oncontroleerbare vage figuur. De grotere kans dat er bij de vage figuur brokken volgen is dan reëel.
Hoe schat u de psychologische impact en risico’s van meditatie in?
We moeten niet onderschatten wat de psychologische impact is van meditatie in allerlei vormen op mensen die zoekende zijn. Met name de intensievere en retraite-achtige bijeenkomsten, waar meerdere dagen over meerdere dagdelen intensief gemediteerd wordt, al dan niet met behulp van bij voorbeeld suggestieve technieken, lichaamswerk en visualisaties. Vooral als het ongecontroleerd vergroten van inzicht in zichzelf op de voorgrond staat, is er het reële risico voor mensen met ernstig lijden in hun geschiedenis, die onvoorbereid en onprofessioneel begeleid deelnemen, dat zij ongewild verward raken in de relaties met de leraren, begeleiders en/of mededeelnemers door verlies van zelfcontrole functies.
Ook het vaak merkwaardige circus bij bijeenkomsten met rare niet-westerse kleding, slabbetjes, etc. en troonachtige opstellingen voor de ‘leraar’ met altaren, zingende groepen monniken die op het podium zitten te verkrampen, dat soort verschijnselen dragen bij aan onbewuste beïnvloeding van deelnemers naar een status, waarin de dynamiek van dominantie versus afhankelijkheid op de voorgrond komt en waar mensen die normaal in staat zijn zich goed te handhaven in het dagelijks leven, zich laten verleiden tot gedragingen waar zij achteraf fysieke en/of psychologische pijn, schaamte, spijt of schuld over ervaren.
Wat vindt u van intercollegiale toetsing?
Gebrek aan intercollegiale toetsing is een factor op de achtergrond van de nu ontstane situatie. Het is een van de kwesties die nu in de publiciteit speelt die ik nader wil belichten. Dit gaat over het handelend optreden bij kennis van seksueel misbruik door collega’s. Al van voor begin jaren tachtig was in de GGZ de beroepscode, dat je van patiënten en opleidelingen met jouw vingers afbleef. Ook gold toen al de regel dat je private leven niet in strijd mocht zijn met jouw beroepscode. Je hoort misbruik van collega’s in of buiten je werk te melden en initiatief te nemen om het te stoppen.
De zogenoemde boeddhistische of vipassana leraren die beroepsmatig in de GGZ werkten, van het misbruik wisten, maar hebben gezwegen, hebben hun professionele integriteit en verantwoordelijkheid verzaakt. Zij hebben zichzelf basaal onbetrouwbaar getoond. Hoe willen ze dat ooit herstellen? Het noemen van de naam van de dader(s) na twintig jaar is daar geen weg voor. Ze zijn in mijn ogen medeplichtig aan het veroorzaakte lijden door zolang te zwijgen. Hoe leggen ze dit uit aan hun patiënten en collega’s in de GGZ?
Dit gedrag van deze leraren roept vragen op over de kwaliteit en het effect van vipassanameditatie op henzelf en ook op deelnemers aan vipassanameditatieretraites bij leraren die op dit moment niet getoetst worden op hun persoonlijkheids- en spirituele ontwikkeling en zwijgen in zulke situaties kennelijk moreel acceptabel vinden, of is hier sprake van een Stockholmsyndroom? Dat zou hen zeker ongeschikt maken om nog langer als leraar te functioneren.
Door deze situatie en niet terug te treden als leraar, veroorzaken ze ook een vertrouwenscrisis ten opzichte van leraren in het algemeen, ook t.o.v. hen die altijd integer hebben gehandeld. Hoe weet een deelnemer wie te vertrouwen is, moet men afgaan op hun blauwe ogen?
Het biedt vrij spel voor innemende persoonlijkheden met een psychopathische- of sociopathische inslag in hun persoonlijkheidsstructuur, om zich te nestelen als leraar en deelnemers uit te buiten en te misbruiken.
Heft u zelf een binding met of belangstelling voor het boeddhisme?
Ja! Vanaf mijn twintigste, in mijn tijd aan de Rietveldacademie, ben ik in contact gekomen met meditatie. Tijdens de jaren van beoefening van met meditatie gecombineerde karate en kendo is mijn betrokkenheid op zen gegroeid. Het is een centrale inspiratiebron in mijn leven geworden. Ik heb mijzelf lang als boeddhist beschouwd. Inmiddels heb ik dat achter me gelaten. Ik voel dat ik het etiket niet langer nodig heb om wel geïnspireerd door het achtvoudig pad te leven. Vanuit mijn verbondenheid met zen en mijn werkzame verleden, vind ik het belangrijk om aandacht voor de slachtoffers en de preventie van dit wangedrag te steunen.
In mijn praktijk als psychotherapeut had ik veel cliënten, kinderen, jongeren en volwassenen. Ik heb zeer veel van deze mensen geleerd. Over mijzelf, maar ook over hen en hoe belangrijk het is dat zij wel gezien en gehoord worden. Met name de slachtoffers en daders van geweld, uitbuiting, misbruik en verkrachting. Het zwijgen van hen die het wel wisten en niet optraden heeft hun lijden vaak sterk vergroot.
Een zeer substantieel deel van mijn werk bestond uit diagnostiek en behandeling van hen en soms ook het vaststellen van een risicotaxatie voor de kans op herhaling. Zowel kinderen en jongeren als volwassenen.
Grondig onderzoek
Ik ben zelf ook een aantal jaren lid geweest van een sangha en ben daar via anderen zijdelings geconfronteerd met twee suïcides van een Nederlandse deelnemer en deelneemster aan twee verschillende buitenlandse retraites. Hoewel daar over gepubliceerd is, heb ik grote moeite gehad- en dat ook verwoord, met de wijze, waarop in de publicatie en het gesprek daarover, de oorzaak volledig in deze twee personen werd gezocht en niet -laat staan kritisch- werd gekeken naar de, voor zover ik begreep, nogal merkwaardige wijze waarop met de signalen en de situaties was omgegaan. In één geval was de betreffende persoon notabene door een behandelend psychiater gestimuleerd om deel te nemen. Uit het verhaal in de publiciteit kwamen allerlei gegevens naar voren die op een contra-indicatie voor zo’n deelname leken te wijzen. Hier was een grondig onderzoek van de IGGZ op zijn plaats geweest in plaats van een accepterende gelaten reactie.
Ik heb afscheid genomen van deze sangha omdat in toenemende mate de focussing op Tich Nath Hanh centraal kwam te staan. Zelf beleef ik dat als te sektarisch en kijk ik genuanceerder naar zijn rol en invloed in zijn beweging. Ik heb een proces doorgemaakt waarin ik mij vooralsnog meer thuis en vertrouwd ben gaan voelen bij een manier van zijn, zoals geduid in teksten zoals van de oude Cheng en Linji. Ook de teksten van Shunryu Suzuki horen daarbij. Net als de boekjes van andere schrijvers die essentiële bronteksten over de praktisering van meditatie in eigentijds Nederlands vertalen. Bijvoorbeeld het hart van boeddha’s leer, de satipatana of anapanasati soetra. De diamant soetra heeft bij mij een apart plekje in het proces dat ik heb doorgemaakt.
Eenentwintig leerlingen van Mettavihari beschuldigen hem van misbruik. Sommige incidenten zijn tientallen jaren oud. In hoeverre is ons menselijk geheugen in staat de gebeurtenissen van zo lang geleden helder weer te geven. Ik zeg niet dat ik twijfel aan de verklaringen, maar er zijn ook gevallen bekend van aangiften die later niet juist bleken te zijn. Zoals in het geval van politiechef Renée Sandee die door een arrestatieteam werd overmeesterd nadat zijn dochter hem beschuldigde van seksueel misbruik. Later bleek het hele verhaal verzonnen. De bekende geheugenspecialist professor Willem Wagenaar toonde in strafzaken aan dat slachtoffers gewoon dingen verzonnen, zoals in de zaak van Yolanda, een jonge vrouw die door talloze dorpsgenoten zou zijn misbruikt. Mettavihari is dood, hoe kan dan nog een goede waarheidsvinding plaatsvinden, de boel gekuist?
De beïnvloeding van de herinnering vindt plaats door de persoonlijkheidsstructuur van het slachtoffer, de verbale connotatie -bedreiging c.q. chantage- van de daders tijdens de daad en achteraf, of door omstanders die geen gedoe willen en blijven opkijken tegen een uit de rails gelopen leraar. Ook gesprekken later kunnen leiden tot verandering van herinneringen. Bijvoorbeeld de zogenaamde ‘hervonden herinneringen’ in gesprekken met gedreven hulpverleners, maar zonder een betrokken, maar ook professionele distantie.
Het komt zeker ook voor dat er sprake is van bewuste valse beschuldigingen. Een directe collega van mij heeft om die reden na een brute arrestatie drie dagen voor indringend verhoor vastgezeten, voordat de betreffende patiënt uit zichzelf bij de politie melde dat hij vals beschuldigt was, omdat hij het relatieaanbod van de patiënt geweigerd had.
Mijn ervaring is dat bij goed en gedetailleerd onderzoek, met geduld en in het tempo van het slachtoffer uitgevoerd, bij echte slachtoffers het verhaal vaak wel redelijk klopt, al kunnen feiten en gebeurtenissen door elkaar gehaald zijn. Zeker als ook het resultaat van het contact van onderzoekers met de dader er naast gelegd kan worden en deze ook bereid is openheid van zaken te geven. De fantasten en door anderen misleide mensen vallen bij nauwkeurig feitenonderzoek vaak wel door de mand. Het samen rustig beschrijven van het delict-scenario is ook vaak een goede manier om zaken helder te krijgen. De manier waarop mensen daarover communiceren geeft ook informatie over de echtheid van de beleefde ervaring en de kans op herhaling.’
Belangrijk is dat bij onderzoek en behandeling het proces zijn kans krijgt. Dat mag tijd kosten, hoewel de huidige bezuinigingen op de GGZ dat niet eenvoudiger maken.
Hoe nu verder
Ik hoop dat binnen de boeddhistische wereld naar aanleiding van deze gebeurtenissen nu een beweging ontstaat, waarbij gezamenlijk gestreefd wordt naar preventie van dit soort misdragingen en vereenvoudiging van alle ceremonieel. Wat mij betreft mag die gekkigheid worden weggelaten.
Toetsing vooraf van het persoonlijk functioneren van potentiele leraren en begeleiders kan daaraan bijdragen, evenals een onafhankelijke vertrouwenspersoon voor deelnemers die zich misplaatst bejegend weten. Ook een vorm van tuchtrecht zou mij welkom zijn.
Vanuit het leven uit de inspiratie van het achtvoudig pad hoop ik dat binnen de kringen van de boeddhistische gemeenschappen een doorbraak kan worden bereikt naar openheid, transparantie en herstel van vertrouwen. Dat kan alleen als de praktijk van de beoefening werkelijk wordt opgekuist en verheldert. Daar is wat mij betreft de instelling van een onafhankelijk register van leraren en een bijbehorende vertrouwenspersoon mee verbonden. Niet alleen voor seksueel misbruik, maar voor alle vormen van grensoverschrijdend gedrag, die zich kunnen afspelen binnen de boeddhistische praktijk.’
G.J. Smeets zegt
Bravo! voor dit boeiende en informatieve interview! Het maakt duidelijk dat en waarom meditatie geen psycho-therapie is, en bovendien dat het zaak is wat Aziatisch cultuurgoed uit het NL meditatie-lerarenkorps te snoeien.
Ada zegt
Een heel informatief artikel. Dank u wel.
Katinka Hesselink zegt
Ik hoop dat op het advies hier verwoord snel gehandeld wordt binnen de verschillende sanghas.
Sjoerd zegt
Beste Katinka, wat mij betreft wordt het een onafhankelijk werkend landelijk instituut voor alle boeddhistische richtingen.
Katinka Hesselink zegt
Ja, een landelijke vereniging voor Boeddhistische leraren, bijvoorbeeld.
HAL zegt
Op zich niets nieuws.
Onderzoek onder de psychotherapeuten laat meerdere malen zien dat hoge percentages van de beroepsgroep zich schuldig maakt aan grensoverschrijdend gedrag.
(voorbeeld artikel:
http://heinonline.org/HOL/LandingPage?handle=hein.journals/amlmed17&div=19&id=&page=)
Klachten van patiënten zijn vaak moeilijk bewijsbaar.
Ik hoop heel erg dat er iets gebeurt naar aanleiding van dit artikel.
Sjoerd zegt
Gesteld dat het waar is wat je beweert, dan zou het voor de hand liggen dat je dat baseert op verifieerbare gegevens over de Nederlandse samenleving.
Nu kom je aan met een vaag en oncontroleerbaar artikel, waarvan niet duidelijk is hoe de beweringen onderbouwd zijn.
Het lijkt mij ook niets met de werkelijke Nederlandse situatie te maken te hebben, laat staan dat het iets zegt over het boeddhisme in Nederland.
Het baseert zich op een vaag Amerikaans artikel uit 1990 over alternatieve ‘psycho’therapeuten , zonder verifieerbare en falcifieerbare wetenschappelijke onderzoeksresultaten.
Je diskwalificeert een beroepsgroep, die onder toezicht van de IGGZ werkt, op grond van duimzuigen.
Daarmee wil ik niet zeggen dat er nooit collega’s op de een of andere manier in de fout gaan, maar daar hebben wij dus die intercollegiale toetsing en het tuchtrecht voor, naast de IGGZ.
Zoiets lijkt mij dus ook wel wat voor boeddhistische leraren.
En voor pseudo journalisten.
Henk Molenaar zegt
Een instelling van een onafhankelijk register van leraren. Dat is erg gemakkelijk uitgesproken maar zeker in een landje als Nederland waar iedereen een opinie heeft die belangrijk is, kan ik me niet voorstellen hoe je dit institutioneel wilt of zou kunnen borgen. Wie bepaald bijvoorbeeld wanneer iemand boeddhist is of leraar? Een keurmerk….en een soort jaarlijkse APK o.i.d.? En wellicht een onafhankelijke raad die het functioneren tot het register gaat beoordelen? En wie gaat daar dan de toelating eisen voor bepalen, zo blijven we bezig ;)