Al een maand worden er onthullingen gedaan over misbruik in de boeddhistische gemeenschap in Nederland. In deze gevallen ging het om misbruik van lekenleerlingen. Hoe kunnen deze kwetsende uitwassen in monastieke omgevingen worden voorkomen en leerlingen minder kwetsbaar worden? Het scheppen van een betrouwbare omgeving is mogelijk mits aan een aantal voorwaarden wordt voldaan.
Woudmonnik, abt en wetenschapper Ajahn Brahmavamso (1951) gebruikt regelmatig de term ‘een vrachtwagen vol mest.’ En mest stinkt. Mest is ook de grondstof voor de groei van fruitbomen met veel en lekker fruit. In de recente ontwikkelingen, zoals die nu aan het licht komen, is er sprake van veel mest. Toch is het naar mijn idee het beste deze mest te gebruiken om daar iets goeds mee te doen: het bouwen van betrouwbare bhikkhu- en bhikkhuni sangha’s (theravada monniken en nonnen sangha’s) waar ook leken van kunnen profiteren.
Tekst Sjoerd van Leent.
Ik heb, naar aanleiding van de berichtgeving omtrent seksueel misbruik, contact opgenomen met Bhante Sujato, een van de bhikkhu’s binnen het Bodhinyana-klooster in Australië. Deze monnik is oorspronkelijk ingetreden in 1994 in wat vandaag bekend is als de Thaise Woudtraditie. Hij is een specialist op het gebied van teksten, en daardoor een goede bron van informatie over welke randvoorwaarden er zouden moeten zijn om een veilige omgeving te creëren die zowel gunstig is voor de groei van bhikkhu’s en bhikkhuni’s als wel een veilige omgeving voor leken-volgelingen.
Naast het overleg dat ik gevoerd heb met Bhante Sujato, en de gunstige situatie dat ik zelf samanera (novice) heb mogen zijn en daardoor bekend ben met de bhikkhu-patthimokkha, baseer ik mijn betoog ook op een recente video-opname van Ajahn Brahmavamso, de huidige oudste van datzelfde Bodhinyana- klooster. Deze opname gaat over het seksueel misbruik van kinderen binnen religieuze instellingen.
Seksueel misbruik is een moeilijk en precair onderwerp. Het is een onderwerp dat in traditionele boeddhistische landen heel vaak wordt weggehoond. Overigens is dit onderwerp ook binnen westerse maatschappijen moeilijk bespreekbaar. Seksueel misbruik is helaas van alle tijd en vond ook in de tijd dat de Boeddha leefde plaats. Het is niet voor niets dat de vinaya (de vinaya -Pali- is het totaal aan regels, voorschriften en reguleringen die de Boeddha neerlegde om de sangha en het leven van de bhikkhu’s en bhikkhunis in goede banen te leiden) één Parajika besteedt aan monniken die hun celibaatschap oneigenlijk doorbreken, en het overgrote deel van de sanghadisesa’s ook gaan over dit onderwerp. .
Binnen het boeddhisme is men bekend met het fenomeen seksueel misbruik, ik citeer uit een schrijven van Bhante Sujato:
“There have been some incidents of child abuse among Thai Sangha in Australia and the US. In the Australian case, when we became aware of it we – meaning the Australian Sangha Association – contacted the authorities. However the Thai monks had already ensured that the monk in question had left the country, telling the mother that he would face justice in Thailand, which is of course an outright lie. The monk instead ended up in the Sunnataram monastery in the US, where he became known as the monk who liked playing with children. We also told the US authorities, and warned some of the parents, but they didn’t believe us. Perhaps the low point of the whole affair was when we informed the local senior Thai monk, a respected elder, his response was, “Yes, and they wear Chinese slippers as well!” For him, wearing the wrong shoes was a problem on a par with child abuse.”
Wat in Nederland een extra zorg is – en daar meermalen problemen heeft veroorzaakt – is dat het aantal monniken en nonnen binnen de theravadatraditie, die in staat zijn om de leer op een voor Nederlanders begrijpelijke manier over te brengen, zeer gering is. Met als gevolg dat op het moment dat er ook maar één monnik of non zich meldt, deze het volledige vertrouwen krijgt, waarbij toetsing naar aanleiding van dhamma en vinaya, niet voldoende lijkt te gebeuren. Waardoor het eenvoudig mogelijk is om als monnik of non zijnde een machtsbasis te verwerven die niet passend is. Zelfs monniken en nonnen met inert goede bedoelingen kunnen in deze val lopen, want macht corrumpeert.
Bhante Sujato geeft een advies richting de Nederlandse boeddhisten, althans voor zover het gaat over tradities met bhikkhu/bhiksu en bhikkhuni/bhiksuni sangha’s, om de strategie te volgens zoals deze door de Australian Sangha Association, de koepelorganisatie van boeddhistische kloosterlingen in Australië, wordt gehanteerd.. Er is namelijk een aantal zaken die ondernomen kunnen worden om ervoor te zorgen dat zowel dergelijke excessen- waaronder seksueel misbruik, kunnen worden beperkt en tegelijkertijd kan worden gewerkt aan gezonde bhikkhu en bhikkhuni sangha’s:
Het is van belang dat er een vertrouwenspersoon wordt aangesteld. Dit is niet contrair de leer die de Boeddha heeft onderwezen, maar is een functie waarbij zowel de bhikkhu als bhikkhuni sangha’s worden gehoord als een plek waar volgelingen hun problemen kwijt kunnen, zonder dat dit direct repercussies heeft. Dit is met name van belang omdat het inschakelen van Justitie een hele moeilijke, en vaak te grote stap is, zowel voor diegenen die de fout hebben gemaakt als diegenen die de fout hebben ervaren.
Seculiere begeleiding. Seksueel misbruik druist in tegen de basis van de mensenrechten. Als om begeleiding wordt gevraagd, is dit in principe een seculiere, ongebonden aangelegenheid.
Een meldpunt. Het is van belang dat dergelijke excessen zo snel mogelijk gemeld kunnen worden. Dit moet zowel op naam als anoniem mogelijk zijn. Het meldpunt zou een verbond kunnen aangaan met organisaties als het SMKR en commissie Deetman. De problemen zijn van gelijke orde, en zijn transreligieus. Ook kan er gedacht worden aan een verbond met seculiere meldpunten.
Verder zou er moeten gewerkt worden aan het volgende:
- Specifiek voor die stromingen waarbij nog een actieve bhikkhu/bhiksu sangha en/of een actieve bhikkhuni/bhiksuni sangha is, wordt er vaak gebruik gemaakt van het verlenen van visa aan leraren. Binnen andere landen die dergelijke problemen erkennen en herkennen, is de immigratiedienst bekend gemaakt met de vinaya (bhikkhupatthimokkha en bhikkhunipatthimokkha). Deze basis is belangrijk, omdat een toetsing op deze basis voor het verstrekken van een verblijfsvergunning al veel kan voorkomen. Samenwerking hierbij met andere westerse organisaties, waarbij de Australian Sangha Association een belangrijke voortrekker is, is een pré.
Voor het theravadaboeddhisme geldt:
- Binnen de contouren van de theravadaschool –ook in Nederland en België- specifiek zou moeten gewerkt worden aan een correct functionerende vinaya-volgende bhikkhu- en bhikkhuni sangha. Vaak is het verweer dat dit heden-ten-dage niet mogelijk is. Niets is minder waar, want in Australië, de Verenigde Staten van Amerika en zelfs (dichterbij in) Groot-Brittannië krijgen ze dit wel voor elkaar. Het niet respecteren van de vinaya door monniken en nonnen binnen deze traditie kan en mag niet gehonoreerd worden. Daartoe is het van essentieel belang dat leken ook op de hoogte zijn van de vinaya.
- Een goedwerkende sangha binnen de theravadaschool kan alleen daar zijn wanneer er voldoende bhikkhu’s en bhikkhuni’s zijn die kennis hebben van westerse waarden en normen. Met genoeg bedoel ik dat zo’n sangha ook kwantitatief –met minimaal vijf bhikkhu’s en vijf bhikkhunis- op peil moet voordat die een plek kan vinden in Nederland. Binnen een kloostergemeenschap is dit belangrijk omdat daarmee voorkomen wordt dat er een proces van idolatie ontstaat, al dan niet vanuit de hoop der wanhoop en dat daardoor de mogelijkheid tot corruptie wordt vergroot.
- Een goedwerkende sangha binnen de theravadaschool kent een hiërarchie. Deze is het boeddhisme vreemd. Dat in traditionele boeddhistische landen een hiërarchie is ontstaan heeft vaak te maken met het koloniale verleden van deze landen, of het antwoord daarop. Voor het Westen ligt hier een kans zich te zich te beteren en mogelijke extreme verering te voorkomen.