(Beknopte meditatie instructie van de Boeddha aan de eerste Bhikkhuni)
Upasaka Dhammuttamo (Adi Ichsan)[1]
In de Saṅkhittasutta AN 8.53 wordt verteld hoe de Boeddha zijn pleegmoeder Mahapajapati Gotami, de eerste vrouwelijke bhikkhuni in de Sangha, adviseerde om te beoefenen. Het woord Saṅkhitta in Pali betekent letterlijk ‘verkort’, en in dit geval heeft het de betekenis van een verkorte, gecomprimeerde, of beknopte instructie om op de juiste wijze de beoefening uit te voeren. Volgens de overleveringen werd Mahapajapati, die tegenover de Boeddha zat, verlicht bij het horen van de instructies en door haar geestelijke instelling gelijk te wijzigen. In de Nandakovadasutta MN 146 werd tevens vermeld dat haar volgelingen, 500 in aantal die ook met haar door karmisch verleden verbonden waren, stroomwinnaars werden na het aanhoren van de vipassana dhamma instructies door de ouderling Nandaka in opdracht van de Boeddha.
Wat waren de instructies van de Boeddha aan zijn voormalige pleegmoeder en de instructies van Nandaka aan de Nonnen? Laten wij eerst de Saṅkhittasutta bekijken die zo krachtig is dat de eerste bhikkhuni in de Sasana in staat gesteld werd om direct verlicht te worden. De instructies van de Boeddha bestaan uit twee categorieën dhamma, bestaande uit positieve en negatieve mentale gemoedsstaten, waarbij de gevolgen direct leiden naar verbetering of verslechtering van de spirituele beoefening: “Dat er dingen zijn die leiden tot ‘onjuiste’ en tot ‘juiste’ beoefening”[2] . Er werd door de Boeddha 8 dhamma als onjuiste uitgangspositie van de geest en 8 dhamma als correcte uitgangspositie van de geest voor beoefening genoemd.
Als onjuiste uitgangspositie in de beoefening werd genoemd:
- Saraga (passie)
- Samyoga (associëren)
- Acayā (accumulatie)
- Mahicchatā (veelheid van wensen)
- Asantuṭṭhi (ontevreden)
- Saṅgaṇikā (gezelschap)
- Kosajjā (luiheid)
- Dubbharatā (belast)
Terwijl als juiste uitgangspositie worden de tegengestelde uitgangspunten genoemd:
- Virāgā (koel)
- Visaṁyogā (ongebonden)
- Apacayā (reduceren)
- Appicchatā (wensloosheid)
- Santuṭṭhi (tevredenheid)
- Pavivekā (afgezonderd)
- Vīriyā (energiek)
- Subharatā (zonder last)
Een vipassana yogi kan direct merken dat de genoemde juiste uitgangspunten vaak de inhoud zijn van de meditatie begeleiding die ze krijgen in een retraite of meditatie begeleiding. Voor Mahapajapati die de helderheid van geest bezat die tevens ondersteund werd door haar kamma, was het horen ervan en door haar mentale houding te wijzigen genoeg om volledige verlichting direct te realiseren. Dit verhaal van Mahapajapati geeft ons te kennen hoe belangrijk de juiste geestinstelling mentale houding en de fysieke oefenvorm zijn om bevrijding te bereiken, daarom moet een vipassana yogi de praktische en theoretische betekenis van deze sutta goed begrijpen wil de yogi het boven-wereldse realiseren.
Vipassana als basis van beoefening
Zoals wij weten vallen onder de noemer Vipassana alle fysieke en mentale (spraak en denken) handelingen in de sutta en Pali commentaren, die leiden naar de formatie van juiste zienswijze (in de betekenis van correct begrijpen) en juiste gedachten (in de betekenis van juiste intentie/invalshoek)[3]. Hiervoor wordt door de yogi de werkelijkheid in tweeën opgesplitst[4]: de conventionele waarheid (sammutisacca) en de ultieme waarheid (paramatthasacca). De opdracht voor de yogi is om door het aandachtsveld alleen te richten (yoniso manasikara) op ultieme waarheid objecten en deze gefocust te blijven volgen (sammasamadhi), erachter te komen wat juiste zienswijze en juiste intentie is. In dit proces om de conventionele waarheid te kunnen mijden neemt de yogi in de beoefening systematisch afstand (nekkhamma) van concepten (paññatti), omdat concepten de zelfstandige bestandsdelen zijn van de conventionele waarheid. In praktijk houdt dit in dat de yogi conceptualisatie, associatie, oordelen, nadenken mijdt en de aandacht gefocust houdt op wat werkelijk ervaren wordt van moment-tot-moment zonder oordeel en interpretatie. Totdat instabiliteit, ongenoegzaamheid, en chaos (anicca-dukkha-anatta) in alle vijf constituenten[5] en het twaalfvoudig-bereik[6] gezien en begrepen worden op zo’n manier dat ingezien wordt dat het onjuist is om jezelf daarmee te identificeren. Als het vipassana proces goed gaat dan krijgt de geest van de yogi genoeg van het aardse en gaat vanzelf richten naar het boven-wereldse, het transcendente.
Met dit weten in ons achterhoofd kunnen we de verkorte instructies van de Boeddha aan Mahapajapati gaan bekijken in paren van onjuiste en juiste instelling:
- Passie versus koelheid.
- Associatie versus ongebondenheid
- Accumulatie versus reduceren.
- Veelheid van wensen versus wensloosheid.
- Ontevredenheid versus tevredenheid.
- Groepsgewijs versus afzondering.
- Luiheid versus energiek.
- Last dragend versus geen last.
Passie versus koelheid
In contrast met wat we gewend zijn in het Westen, is de juiste mentale houding in Vipassana om koel te blijven in alle omstandigheden en niet gepassioneerd betrokken te raken met de opgekomen mentale staten. De correcte houding, ook tegenover de doelen van de eigen beoefening, is om afstandelijk, onbetrokken te blijven tegenover de wensen, gevoelens, gedachten, situaties die naar voren komen tijdens de beoefening. Om koel te kunnen blijven is een zeker vermogen nodig om jezelf terug te kunnen halen uit de betrokkenheid met de inhoud van concepten; m.a.w. vermogen om boosheid, kwaadwilligheid en ongenoegzaamheid te laten varen. De training in Vipassana luidt dan meestal ook als: ‘ga er inhoudelijk niet op in” of ‘; ‘vel geen oordeel’; of ‘laat het gewoon over je heen komen, het is zoals het is’. Passie is de bestuurder van willen zijn (bhava) en wordt veroorzaakt door gehechtheid (upadana) aan voorkeur of afkeer van een vorm en inhoud van een concept in de geest. Het blindelings volgen en de verering van passie als een mentale eigenschap leidt de yogi direct terug naar gevangenschap van ontstaan in afhankelijkheid m.a.w. het wiel van samsara.
Associatie versus ongebondenheid
Dit is een belangrijk aspect bij de beoefening omdat wij tegenwoordig vipassana gezamenlijk in zalen beoefenen. Alleen enkelingen zonderen zich af in hun kamer, of in een hoekje midden in een chedi[7] om in het donker te mediteren. Nog minder yogi’s zonderen zich af in een bos of grot. Hierdoor zijn wij gewend geraakt aan gezelschappen tijdens de beoefening. Dit was echter niet de gewoonte in de oudheid, in meerdere sutta’s staat letterlijk de aanmoediging om af te zonderen en alle contact met de wereld (al dan niet tijdelijk) te breken. Ook associëren kent twee soorten: mentaal en fysiek.
Het mentale aspect van associëren is het verbinden van voorkeur of afkeer aan een mentaal object zoals perceptie, een idee of een gemoedstaat; of een conditionering die wij vaak als onze eigen geaardheid zien. Associëren is tevens het verbinden van een concept met andere concepten, zoals een idee met andere ideeën of het verbinden van specifieke concepten met elkaar. Dit is een conditionering van de geest die wij herkennen als associatief denken. In dit proces gaat de aandacht inhoudelijk in op de concepten, en eigent de betekenis ervan toe. Wij herkennen direct de tegenstelling hiervan met de gehanteerde vipassana invalshoek van “niet reageren” en de perfecte eigenschap (parami) van ‘onttrekken’ (nekkhamma). Andersom betekent ongebonden zijn dat de aandacht volledig naar binnen is gekeerd, alleen gericht op de vijf aggregaten en de zes zintuigpoorten. Er is geen binding met of waardering van de buitenwereld. Dit betekent ook dat een yogi zich niet identificeert met groepen; klassen; partijen; rassen; geslachtsidentiteiten; enz. Een yogi moet onafhankelijk en ongebonden zijn, legt aan niemand verantwoordelijkheid af en heeft aan niemand schuld.
Het fysieke aspect van deze insteek is dat de yogi zich uiteindelijk moet gaan afzonderen, de zitgroepen mijden, waardoor alle aandacht kan gaan naar het observeren van hoe de eigen vorm, gevoel, perceptie en ideeën ontstaan en vergaan in het bewustzijn. Uiteindelijk maakt de yogi geen gebruik van de energie die door de collectiviteit wordt gegenereerd, maar vaart volledig op eigen kunnen en kunde. Dit aspect komt weer terug bij de bespreking onderaan: bij Gezelschap vs. Afzondering.
Alleen door consequent naar binnen te kijken zonder verwachtingen en vooroordelen kan een yogi de 16 inzichtniveaus realiseren[8]. Een geest die overmatig rekening houdt met concepten, verhindert dus eigenlijk direct de vooruitgang in de vipassana inzichten. Deze insteek laat blijken dat vele nieuwe vormen van meditatie waarbij concepten, visualisaties, muziek, klanken of communicatie met derden worden gehanteerd, niet in lijn zijn met de dhamma van de Sankhittasutta[9].
Accumulatie versus reduceren
Deze stelling zal menig verbazen daar boeddhistische kloosterlingen telkens de gelovigen adviseren om goede verdiensten en perfecties te accumuleren, middels het verrichten van goede daden en zich houden aan de leefregels (sila). Om dit te kunnen begrijpen moeten wij de twee sferen van beleving volgens de Theravada traditie eerst begrijpen, namelijk de tweedeling tussen aards (lokiya) en transcendentaal (lokuttara)[10]. In vipassana is de toegang tot het transcendentale niet mogelijk zonder het aardse eerst volledig te begrijpen en gerealiseerd te hebben. De accumulatie van verdiensten en welvaart voor zover dat gebeurt zonder schade en lijden te veroorzaken aan derden, inclusief andere voelende wezens en planten, hoort bij de benodigdheden van het aardse. Het reduceren daarentegen is het pad naar het transcendentale, en wordt duidelijk getoond in de wijze waarop de Boeddha zijn koninklijke status, huis, gezin en bezit verliet voor een bestaan als bedelmonnik. Prof. Mahinda Herath haalt terecht de beschrijving uit de Patisambhidamagga aan, dat het Edele Achtvoudige Pad de weg is uit het aardse naar het transcendentale (Ariyamaggà lokaü uttarantãti lokuttarà)[11].
Als wij dit goed beseffen dan is alles wat een yogi accumuleert in het aardse bestaan, zowel materieel als spiritueel, slechts ten dienste om de sprong naar het transcendentale te kunnen maken. Wij zien dat al in de aardse belevenis voorbereidingen worden getroffen om de geest te trainen in het reduceren. Een voorbeeld hiervan is telkens de wens uitspreken bij een vipassana zitgroep na beoefening dat de verdiende verdiensten de yogi toekomt [accumulatie], en deze weer weg te geven [reduceren] aan alle voelende wezens, ongeacht vriendelijk of vijandelijk. Natuurlijk is doneren (dana) aan tempels, leraren en behoeftigen ook een training in het reduceren. De Boeddha zelf legde uit aan huishoudens dat er 5 redenen zijn om naar welvaart te streven, een daarvan was om dana aan heiligen[12] te kunnen geven.
Aan de spirituele zijde is in vipassana vooral bij de gevorderde yogi de notie duidelijk dat alle activiteiten van de zintuigpoorten behoorlijk gereduceerd zijn, slechts een aantal mentale factoren blijven over om de sprong naar het transcendentale te maken[13]. Ook aan eerdere verkregen inzichten wordt niet vastgehouden maar zij worden losgelaten om plaats te maken voor nog niet gerealiseerde inzichten. Ook hier is de Boeddha’s waarschuwing van toepassing dat zijn leer niet bestemd is voor proliferatie[14] maar om te blijven bij het noodzakelijke, er wordt niet geijverd naar omvang en groei van de congregatie[15].
Veelheid van wensen versus wensloosheid
Wanneer de geest doordrongen is met concepten, en vervolgens gelieerd aan voorkeur en afkeer, dan ontstaan wensen en veelvuldigheid van wensen. Veelvuldigheid van wensen heeft als gevolg onrust en drukte, zowel mentaal als fysiek. Opnieuw zien wij hoe belangrijk het is voor de beoefening dat de yogi kundig is in zichzelf los te maken van concepten. Van de vijf meditatie hindernissen[16] zijn er twee direct gevolgen van veelheid van wensen, m.n. de eerste is zintuigelijke begeerte (kamacchanda) en de tweede is rusteloosheid-zorgen (uddhacca-kukkucca). Ook door het consumeren van de aanwezige energie, draagt de veelheid van wensen indirect bij tot vermoeidheid. Dit geeft aan hoe belangrijk het is om het ontstaan van wensen in de geest in toom te houden en het opkomen van wensen systematisch te kunnen reduceren.
Het is meestal duidelijk dat in de aardse sfeer ongebreidelde veelvuldigheid van wensen problemen kan veroorzaken, maar moeilijker is het om te begrijpen dat je ook in de meditatie moet vermijden om verwachtingen te koesteren en doelen te stellen. Terwijl je geleerd wordt dat het doel van vipassana is om nog in dit leven nibbana te realiseren. Het stellen van doelen en verwachtingen over resultaten van de meditatie versterkt niet alleen onze natuurlijke drang om te hechten, maar versterkt ook de illusie van de aanwezigheid van een doende “zelf”. Daarom is veelheid van wensen direct aan te duiden als versterker van verkeerde zienswijze en is dit direct gelieerd aan de giftige gedachte van begeerte (lobha).
Wensloosheid, of beter “het trainen in het loslaten en reduceren van wensen” zal uiteindelijk in de meditatie leiden tot het vaker verschijnen de mentale factoren rust, kalmte en ordelijkheid. Wensloosheid komt echter niet vanzelf tot stand maar rust op de aanwezigheid van eigenschappen of mentale factoren als geduld, acceptatie en berusting. Een ander belangrijk gegeven is het vermogen om tijdig de prikkels bij de zintuigpoorten te stoppen zodat een geconditioneerde respons van de geest niet optreedt. De zintuigpoort wordt tijdig geblokkeerd middels het benoemen van “horen-horen”; “raken-raken”; “proeven-proeven”; “zien-zien” enz.
Ontevredenheid versus tevredenheid
Ontevredenheid heeft hier voornamelijk betrekking op een geestelijke houding waar de yogi geen vreugde meer kan vinden in de beoefening[17], in de begeleiding of m.b.t. de faciliteiten op de plaats van beoefening. Het getuigt van ondankbaarheid jegens de leraar, de leer, mede yogi’s en de gemeenschap van gelovigen. Wanneer een yogi geen tevredenheid kan ervaren in de beoefening, in de wijze hoe de instructies gegeven worden of afwijzend staat tegenover de beschikbare faciliteiten, dan ontstaat vanzelf de gedachte om op te geven en de beoefening te beëindigen. In Vipassana retraites gebeurt dit wanneer de yogi het 9de niveau bereikt van inzicht in de wens naar bevrijding (Muncitukamayataañana), waar de yogi gevangen voelt in eigen lichaam en geest, waardoor ontevredenheid alleen maar toeneemt. In de Patimokkha werd ontevredenheid bij monniken geconstateerd door hun reactie op de wijze hoe zij behandeld worden (door mede monniken en gelovigen) en hoe de gezamenlijke faciliteiten en donaties verdeeld worden, ook hier wordt het gezien als een norm overschrijding die opgebiecht moet worden omdat het kwaad bloed in de Sangha kan doen ontstaan en de persoonlijke beoefening vertroebelt.
Tevredenheid betekent hier niet dat de yogi in een staat van zelfgenoegzaamheid mag verkeren: In verschillende suttas wordt erop gewezen dat de yogi niet tevreden moet zijn met de bereikte resultaten[18] van de beoefening, maar steeds verder moet gaan omdat er altijd een nog een hogere en meer verfijnde mentale staat is om te realiseren, tot uiteindelijk nibbana gerealiseerd wordt. De Boeddha zei:
“Asantuṭṭhitā ca kusalesu dhammesu appaṭivānitā ca padhānasmiṁ.”
“Om nooit tevreden te zijn met heilzame kwaliteiten en altijd door blijven streven.”[19]
Dus tevredenheid betekent hier dat de yogi content is met de leraar, de leer en de onderwezen methode, met het voedsel en de behuizing, met de locatie en het weer. Dat de yogi zeker kan zijn dat de contextuele voorwaarden (sappaya) geen zorgen gaan opleveren, en de yogi zich volledig kan focussen op de leeropdrachten. Tevredenheid maakt het ook onwaarschijnlijker dat de yogi een retraite, hoe zwaar het ook is, zal verlaten; daarom is tevredenheid ook bewaker tegen falen. Evenzo ontstaat tevredenheid niet vanzelf maar rust op blijde waardering van de verkregen inzichten, dankbaarheid, vertrouwen in het proces en waarneembare verbetering van persoonlijkheidseigenschappen.
Groepsgewijs gezelschap versus afzondering
Sterker dan bij associëren wordt hier geïnstrueerd om niet in gezelschappen te verkeren, de yogi moet uiteindelijk het doel bereiken in eenzame afzondering. Het woord Saṅgaṇikā betekent letterlijk maatschappelijk, terwijl het woord Pavivekā letterlijk eenzaamheid betekent. Hier wordt voor de tweede maal aangeduid dat groepsgewijs beoefenen, varen op groepsdynamiek, en trainen in paren[20], uiteindelijk niet de weg is die leidt naar verlichting of volledige bevrijding. Afzondering wordt steeds meer belangrijker naar mate de yogi dichter bij het eind doel komt.
Zoals eerder vermeld, is gezamenlijk oefenen moeilijk te omzeilen omdat meditatie instructies om redenen van efficiëntie in de moderne wereld in groepsverband worden gegeven. Evenzo houden leraren de voortgang en eventuele problemen bij de meditatie van groepen beter in zicht bij overzichtelijke oefenzalen. Maar voor de yogi zelf is beoefening in zalen alleen in het begin ondersteunend, als een yogi in een gemiddeld- en zeker in een gevorderd niveau verkeert dan is afzondering noodzakelijk.
De yogi voelt vanzelf dat gezelschap hinderlijk is geworden voor de aandacht. Concentratie ontstaat niet vanzelf, maar moet afgedwongen worden, terwijl afdwingen in vipassana eigenlijk niet kan. Mijn eigen ervaring van vroeger was dat ik geïnstrueerd werd om mij af te sluiten in een geblindeerde kamer, en het licht niet aan te zetten tenzij nodig. Dit gedurende de hele retraite (30 dagen). Eten werd eenmaal per dag gebracht en voor de deur gezet om 11:00 uur. Volledig geen contact met de buitenwereld, niet eens voor een interview. Je moest alles zelf zien te overwinnen met de methodologische gereedschappen die je hebt. Hier zien wij duidelijk dat vipassana niet bedoeld is om beter in de wereld te kunnen functioneren maar ascetisch is van karakter, en bedoeld is om los te kunnen komen van de identificatie met het eigen persoonsbeeld. Slechts in begin wanneer voor de yogi het onderscheid tussen ‘concept’ en ‘realiteit’ nog niet echt duidelijk is, heeft vipassana een bijeffect waarbij de yogi beter in de conventionele realiteit gaat functioneren. Vooral door de werking van verhoogde waakzaamheid; relativeringsvermogen; en verscherpte onderscheidingsvermogen.
Luiheid versus energiek
Luiheid staat in het algemeen bekend als een negatieve persoonlijkheidseigenschap, maar des te meer in de beoefening. Luiheid in de beoefening kan zich manifesteren in geen zin hebben om te benoemen; niet willen opstaan in de vroege ochtend; tegenzin om de zit-, loop-, sta-, lig- en handoefeningen uit te voeren; geen zin om de voortgang te rapporteren tijdens interviews; moeilijke opdrachten van de leraar niet volledig willen volgen enz. Ook hier is het zo dat luiheid niet op zichzelf staat, maar rust op een aantal voorwaarden. De belangrijkste daarvan is het niet gewend zijn om een trainingsdiscipline (sikkha) te volgen. Daarna komt gebrek aan geloof (saddha) in de methode en in het eigen kunnen om de methode uit te voeren en de retraite leefregels te volgen (meestal de 8 sabbat Sila). Wat ook genoemd moet worden, is onkunde in het reguleren van beschikbare energie in het lijf. Op een iets meer abstract niveau is luiheid ook mede een gevolg van verkeerde intentie. Wanneer een yogi begint met de verkeerde motivatie dan zullen de resultaten van de beoefening niet corresponderen met het verwachtingspatroon. Deze teleurstelling leidt vervolgens tot tegenzin om verder te gaan en zichzelf aan te moedigen. De combinatie van deze factoren is een sterke voedingsbodem voor luiheid, waardoor de yogi alleen kan falen.
Energiek en gedisciplineerd methodologisch te werk gaan zijn de kenmerken van een ware getrainde (sekkha). Het woord viriya komt telkens weer terug in alle 4 rijtjes van benodigdheden voor verlichting, te weten in de vijf meditatieve factoren (indriya); de vijf krachten (bala); de 7 factoren van verlichting (bojjhanga); en de 10 perfecte eigenschappen (parami). Behalve duidend op de aanwezige energie in een persoon, duidt het woord viriya tevens op inzet en motivatie. De motivatie is in vipassana gebaseerd op gewaar zijn van urgentie (samvega) om het doel nog in dit leven te realiseren. In dhamma preken worden yogi’s er vaak aan herinnerd dat de dood zeker is en je weet niet wanneer het zal gebeuren, het toekomstige bestaan is onbekend, daarom is het als mens beter dat je het doel nu volbrengt.
Belast versus zonder last
“Last dragend” heeft niet alleen de betekenis van belast met eigen schuldgevoelens of spijt, maar ook aardse verantwoordelijkheden en zorgen over kinderen, gezin, werk, maatschappij en land. Deze worden expliciet genoemd als hindernissen bij gevorderde vipassana[21]. Het dragen van last houdt je terug in de voortgang, het is niet per se belemmerend maar beslist afremmend. Vandaar dat de effecten hiervan pas gevoeld wordt als de yogi tegen het einde van de aardse inzichten (lokiyavipassana) zit. De Boeddha zei dat monniken die last en verantwoordelijkheid dragen uiteindelijk achteruit gaan [22] in de dhamma.
Het vrij zijn van enige verplichtingen en de ballast van verantwoordelijkheden, als basis voor spirituele ontwikkeling, is tevens het idee om te beoefenen binnen de kloostermuren. Dit geldt zowel voor monniken en nonnen, als voor leken die binnen de muren van kloosters mediteren. Het meest kenmerkende voorbeeld, zoals eerder hierboven vermeld, is het verlaten van zijn eigen vrouw en pas geboren kind door Boeddha Siddhartha zelf, inclusief zijn aanspraak op de erfelijk titel van een koninkrijk. De vrijheid van last maakt minder waarschijnlijk dat de yogi tijdens de retraite wordt gekweld door problemen thuis of op werk. De aandacht blijft gericht op de ware aard van de 5 aggregaten en de 12 onderdelen van het zintuigelijk bereik.
Nandaka’s dhamma preek aan de nonnen
Wij hebben gezien dat Boeddha’s beknopte instructie aan Mahapajapati in feite de invalshoeken zijn voor een benadering van de werkelijkheid in de modus van vipassana beoefening. Wat was dan Nandaka’s preek aan de nonnen waardoor ze na tweemaal de preek gehoord te hebben spontaan stroomwinnaars (sotapanna) werden? Het antwoord is vrij simpel. Hij leerde ze vipassana. Hij begon zijn preek in de vorm van vraag en antwoord waarbij hij liet zien dat alle 6 zintuigobjecten (tastbare objecten, geluid, zicht, reuk, smaak, en gedachten) en de 6 gerelateerde bewustzijn types (tastbewustzijn, hoor-bewustzijn, zichtbewustzijn, reuk-bewustzijn, proefbewustzijn en geestbewustzijn) alle vergankelijk, ongenoegzaam, en oncontroleerbaar zijn. Niet waard om toe te eigenen of zich mee te identificeren.
Bij de beginnende vipassana yogi, herkennen we dit als het bewaken van de zintuigpoorten. In de praktijk uit zich dit bij het benoemen van horen, ruiken, raken, denken enz., zodra de zintuigpoort bezoek krijgt van een gerelateerde prikkel. Bij de iets gevorderde yogi ontstaat tevens het besef dat de geest de prikkel herkent en benoemt, en dat de fysieke zintuigpoort die contact maakt met de prikkel, feitelijk slechts materieel is, doods. Ver gevorderden zullen kunnen merken dat hoor- ; smaak-; of visueel bewustzijn niet ontstaat als er geen contact wordt gemaakt bij de zintuigpoort. Zoals een wijzer op het computer scherm niet zal bewegen als de muis niet beweegt. Yogi’s in bezit van perfecties kunnen uiteindelijk ook zien dat bewustzijn zelfs ophoudt wanneer de zintuigpoorten stoppen met werken.
Tot slot eindigde de ouderling Nandaka door te benadrukken dat het van groot belang is om de zeven factoren van verlichting te blijven ontwikkelen tot dat ze volledige rijping bereikt hebben. Op de tweede dag van de preken van Nandaka, zei de Boeddha ter afsluiting tegen de congregatie:
“Tāsaṁ, bhikkhave, pañcannaṁ bhikkhunisatānaṁ yā pacchimikā bhikkhunī sā sotāpannā avinipātadhammā niyatā sambodhiparāyanā”ti.”[23]
“Zelfs de laatste van deze vijfhonderd nonnen is een stroomwinnaar, die niet in de onderwereld herboren kan worden en bestemd is voor verlichting.”
Boodschap van de sutta: Beoefen vipassana met de juiste mentale houding
Uit de beschrijving hierboven kunnen wij duidelijk zien dat het advies van de Boeddha aan de nonnen was om vipassana te beoefenen. Zowel direct aan Mahapajapati als indirect aan de nonnen via de ouderling Nandaka werden alleen vipassana invalshoeken en oefenmanieren voorgeschreven. Dit is ook de dhamma die voor alle vipassana beoefenaren geldt, mits je beslist om nog in dit leven een verlichtingsgraad te halen, en er ook serieus voor wil gaan. In dat geval hoef je niet verder te kijken naar andere methoden of vormen die je alleen verder binden aan samsara. Zelfs samatha meditatie eindigt met vipassana. Het is daarom ook verkeerd dat zogenaamde vipassana leraren wereldse methoden bieden aan yogi’s met het idee dat zij daar beter van worden.
Het voornaamste bezwaar tegen wereldse methoden, ondanks dat de yogi’s beter van kunnen worden op het niveau van de basisbeoefening, is dat deze methoden de illusie in stand houden dat in het wereldse leven nog iets te zoeken is. Het leidt de yogi niet naar de urgentie (samvegacitta) om zo spoedig mogelijk naar Nibbana te streven. Vipassana leraren worden wel geacht ook het gevorderde traject van de beoefening te benoemen en aan te duiden. Wanneer ze dit nalaten kan het gezien worden als een onvoldoende kennen van de dhamma, als zou de dhamma niet perfect, compleet en toegankelijk voor iedereen zijn.
Een studie van Otávio Vieira [24] over boeddhistische mediatie technieken vertelt dat niet zo lang geleden (voor 1871) was het algemeen dat in het Theravada boeddhisme het idee dat Nibbana bereikbaar is in dit leven bijna verdwenen was. Boeddhisten hadden zich meer gericht op devotie, ceremonies en verzamelen van goede verdiensten en perfecties. Monniken hielden zich voornamelijk bezig met reciteren van de sutta en vinaya. Het is pas vanaf de herontdekking door de Myanmarese Ledi Sayadaw van de relatie tussen Juist-Begrijpen en Juiste-Intentie met dhammavipassanaya, dat in Theravada gemeenschappen het idee herleefde om te streven naar het einddoel nog in dit leven. De herontdekking van deze mogelijkheid monde later uit tot een wereldwijds Vipassana beweging met Mahasi Sayadaw en S.N. Goenka als voornaamste kenmerken. Wat wij hier momenteel in het Westen zien door de introductie van wereldse methoden in vipassana dhamma kan, als vipassana leraren niet oppassen, leiden tot een terugkeer naar het oude idee dat nibbana ver weg ligt en dat het voldoende is dat yogi’s in het wereldse “nu” gelukkig moeten kunnen leven.
Maar voel je echter geen behoefte of urgentie om het aan wiel van samsara z.s.m. te ontsnappen, dan ben je vrij om elke andere methode of geloof uit te proberen en deze op het basisniveau te beoefenen. Spiritueel rond-shoppen zoals het tegenwoordig mag heten, dat nauw verbonden is met het spiritueel materialisme, waar al vanaf de ’70 jaren van de vorige eeuw voor werd gewaarschuwd. Wat wij niet moeten vergeten is dat je natuurlijke neiging voor een keus niet vrij is maar zwaar wordt beïnvloed door opgebouwde karma. Maar het kan worden veranderd als de wijsheid kiest om daar geen gehoor aan te geven.
Boeddha’s leer naar volledige bevrijding is perfect en compleet in het begin, in het midden en aan het einde. De leer heeft geen toevoegingen nodig. Wanneer 20ste eeuw wereldlingen die niet de pad-kennis en vruchtkennis hebben gerealiseerd, toevoegingen creëren, gaat dit alleen maximaal tot het voorbereidingsniveau (parikammavipassana) van Vipassana. Het is daarmee geen integraal onderdeel van de dhamma maar kan beschouwd worden als een algemene, ondersteunende beoefening, zoals yoga oefeningen of samatha meditatie dat veel gebruik maakt van concepten.
Van Vipassana leraren die ook werkelijk geloven dat het doel van het bestaan is om bevrijd te worden van wedergeboorte en Nibbana te realiseren, mag wel verwacht worden ze hun yogi’s precies vertellen dat de leer van de Boeddha echter geen toevoegingen, geen aanpassingen, geen herzieningen nodig heeft. Tenzij deze leraren niet precies begrijpen wat vipassana is, en alleen de uiterlijke vorm van vipassana als oplettendheid begrijpen.
Conclusie:
Zoals al eerder is geconstateerd[25] is de instap naar het boeddhisme afhankelijk van de verworven verdiensten uit het verleden. Daarom wordt in de dhamma ook onderscheid gemaakt in sutta maya pañña (passieve kennis door lezen en horen); cinta maya pañña (actieve beoefening van dhamma); en bhavana maya pañña (de resultaten zelf ervaren). Echter cinta maya pañña betekent niet dat communiceren als meditatievorm wordt beschouwd, maar eerder dat men zich in de sutta en abhidhamma verdiept en naar dhamma preken luisteren. Aan de andere kant verplicht het boeddhisme je niet om te mediteren naar bevrijding, daarom worden mensen ook ingedeeld in drie klassen van bewustheid: de wereldling (putujjhana); de trainee (sekkha) en de asekkha (niet langer in training) of acariya (leraar dan wel niet langer zoekende). Deze drie typen personen hebben ieder hun eigen manier van levensstijl of plichten (dhura). Pas bij de sekkha of cari (zoekende) begint het serieus te worden met mediteren. Maar ook hier kunnen we onderscheid maken tussen een beginnende sekkha; een gemiddelde- of een gevorderde of een ver gevorderde sekkha.
Het is daarom nuttig een onderscheid te maken tussen een basisniveau van de beoefening van Vipassana meditatie of Satipatthana en een gevorderd niveau:
- Aan het begin van de beoefening kan de groepsenergie positief werken maar feitelijk spreek je dan nog niet over de Vipassana inzichten maar over de basisinzichten, bijvoorbeeld 1 t/m 4 van de 16 inzichtniveaus. Zeer toepasselijk worden deze eerste 4 inzichten geen vipassana genoemd maar voorbereidende inzichten (parikammavipassana).
- Het is goed om de basisinzichten niet over te willen slaan maar juist goed te doorgronden en groepsbeoefening kan dan een positieve rol spelen. Let wel op dat de aandacht wel naar binnen gericht moet zijn en niet naar buiten. Daarna vanaf het moment dat de yogi in het 5de inzichtniveau de aanwezigheid van anicca, dukkha, anatta in alle tastbare vormen en bewustzijnsstaten gaat herkennen begint de eigenlijke vipassana. En vanaf hier gaat de aanbevelingen van de Sankhittasutta relevanter worden naar mate je verder gaat vorderen. In deze fase is er geen plaats meer voor concepten, de yogi observeert alleen paramatha dhamma’s (ultieme werkelijkheden). Concepten en conventionele fenomenen horen niet bij dhammavipassanaya. De drie kenmerken van anicca, dukkha, anatta kan een yogi namelijk niet vinden en ervaren in concepten en in de conventionele realiteit.
- Op de hogere niveaus van de beoefening gaat het om hogere niveaus van loslaten, bijvoorbeeld van gezelschap naar afgezonderd, van associëren naar ongebondenheid. Dit verschil in de basisbeoefening en de hogere beoefening vind je ook in ‘Accumulatie versies reduceren’ en ‘Groepsgewijs versus afzondering’. Intern bij de yogi zelf worden ook veel meer mentale attributen en eigenschappen losgelaten, die de yogi voorheen zag als essentiële kenmerken van zichzelf. Gevoelens, ideeën, gewoontes, voorkeuren en afkeer worden herkend als geen onderdeel meer van jezelf maar slechts als autonome processen van mentale verwerking op ontvangen zintuigelijke prikkels.
Vipassana leraren worden aangesproken met de titel acariya, daarbij wordt vanuit gegaan dat de leraar voltooid is in de training. In het westen kan je gerust zeggen dat er geen één vipassana leraar is die volledig voltooid is in de training, waarschijnlijk niet eens voltooid in het bestuderen van de sutta’s. Desalniettemin als drager van die titel zijn leraren wel verplicht om aan te duiden wat wel en niet tot de vipassana dhamma hoort en waarom. Eveneens hebben zij ook de verplichting om aan te geven waarom iets tot Nibbaba leidt of niet. Dit is voor een leraar een wezenlijk onderdeel van vipassanadhura (vipassana verplichtingen).
Nibbanasa pacayo hotu.
Afkortingen:
AN Anguttara Nikaya
DN Digha Nikaya
MN Majjhimma Nikaya
- Achariya Anuruddha, vertaler Bhikkhu Bodhi: “A Comprehensive Manual of Abhidhamma”, BPS Pariyati Publications, 2000.
- Ari Ubeysekara: “Types of Liberation (Vimutti) in Theravada Buddhism”, May 11, 2020, Ariubey.
- Adi Ichsan (Dhammuttamo) : “Is social engagement conducive to Vipasssana?”, Amsterdam, 2022. Online version, Academia.edu.
- Bhadantacariya Buddhagossa, vert. Bikkhu Ñanamoli: “Path of Purification, Visudhimaga”, BPS, Sri Langka.
- Bhikkhu Tan, Piya: “Samatha and Vipassana”, essay, 2013.
- Bhikkhu Cintita, Ashin: “Dhammanupassana, seeing through the eyes of the Buddha”, EBT.
- Bhikkhu Gunaratana, Henepola: “The Jhanas in Buddhist Theravada Meditation”, essay, 1995.
- Catherine, Shaila: “Wisdom Wide and Deep; A Practical Handbook for Mastering Jhāna and Vipassanā”. 2011.
- Cousins, Lance: “The Origins of Insight Meditation”, Buddhist Forum, 1969.
- Dhanit Yupho: “Vipassana-bhavana; Advance self-study Practical Insight Meditation”, Mahachulalongkornrajvidyalaya Press, Wat Maha Dhatu, 1988.
- Herath, Dr. H. M. Mahinda, Deputy Director, SIBA Research Centre, Sri Lanka International Buddhist Academy (SIBA): “Theravada Philosophical Exposition of the Supramundane (Lokuttara) State”. Research paper. Kandy.
- Matara Sri Ñanarama Mahathera: “The Seven Stages of Purification and The Insight Knowledges”, Buddhist Publication Society, Kandy, Sri Langka, 1983. ISBN 955-24-0059-7.
- Mahasi Sayadaw: “A pratical way of Vipassana, Vol. I & II”, trans. U Min Swe, Buddha Sasana Nugraha Organization, Yangon, Myanmar, 2011, B.E. 2555.
- Mahasi Sayadaw: “Manual of Insight”, translated by Vipassana Metta Foundation Translation Committee. Wisdom publications, Somerville, USA, 2016.
- Mahasi Sayadaw: “Mindfulness and Insight, The Mahasi Method”. translated by Vipassana Metta Foundation Translation Committee. Wisdom publications, Somerville, USA, 2019.
- Naeb Mahaniranonda: “Vipassana Bhavana (Theory, Practice & Result)”, editor Frank Tulius, Boonkanjanaram Meditation Center, Pattaya, Second edition March 1988.
- Otávio Vieira: “The interface of samatha and vipassanā in the Insight Meditation methods of Goenka, Mahāsī, Mogok and Pa Auk”, PhD in Science of Religion at Universidade Federal de Juiz de For a (UFJF), Brazil, jaar onbekend, online versie Academia.edu.
- Paravahera Vajirañāṇa Mahāthera: “Buddhist Meditation in Theory and Practice, a general exposition according to the Pali Canon of the Theravadin School”. Online version, 1975.
- Peter Harvey: “‘Signless’ meditation in Pali Buddhism’. The Journal of International Association of Buddhist Studies. Vol I, nr 9, 1986.
- Sobin S Namto: “Insight Meditation; Practical Steps to Ultimate Truth”, Amarin Printing Group, Bangkok, 1989.
- Surasak Khemarangsi: “Dhamma talk nr 1.1 to 1.6: Vipassana Bhumi”, online version, 2004.
- Tilman Vetter : “Van Boeddha tot Nagarjuna”. Dissertatie, Institute Kern, Leiden, December 1983.
- U Pandita, Sayadaw: “On the Path to Freedom”, Buddhist Wisdom Center, Petaling Jaya, Malaysia, 1995.
- U Pandita, Sayadaw: “In this very Life”. Editor: Kate Wheeler. Wisdom Publications, Boston; second edition 1993. Buddhist Publication Society, Kandy, Sri Lanka, 1992.
- U Than Daing: “Paticcasamupada, The Law of Dependent Origination; Maha Thera Mogok’s way; Practical application of paticcasamupada on the cessation of cycle of rebirths”. Society for the Propagation of Vipassana, Yangon, Myanmar, 2nd ed, 1966, pdf format.
- U Than Daing: “Cittanupassana and Vedanupassana, Mogok Sayadaw’s Way”; Second edition, December, Than Htike Yadanar Offset, Yangon, 1995, pdf format
- Venerable Sujiva: “Access and fixed Concentration” in Vipassana Tribune, Vol 4 No 2, July 1996, Buddhist Wisdom Centre, Malaysia.
- Venerable Sujiva: “The Tree of Wisdom, The River of No Return”. The Tree of Wisdom Publication, Sukhihotu, Buddhist Wisdom Center, Selangor, Malaysia, print 2016.
- Venerable Sujiva: “Essentials of Insight Meditation Practice”, Buddhist Wisdom Centre, Malaysia, ISBN 983-9245-02-3, 2000.
Siebe zegt
Leerzaam artikel. Het zet de grote lijnen uit, vind ik. Toch zal de gevorderde beoefenaar vast ook wel eens perioden merken dat het lijkt alsof er geen enkel progressie is? Dat het Pad toch kronkelig is en niet zo rechtlijnig als wel wordt beschreven?
Wat altijd op de loer ligt, vind ik/merk ik, is de behoefte aan zelf-verering. Dat je eigenlijk alles doet om jezelf te verheerlijken, voor je eigen eer, glorie, faam, lof. Want die behoefte zit diep, vind ik. Is ook normaal menselijk. Ik zie dat het zich vrijwel altijd er in mengt bij mezelf dan. Dat je ergens al schrijvend, denkend, delend, eigenlijk alleen maar je eigen grootsheid loopt te bekrachtigen.
Dat je eigenlijk alles wat je beoordeelt als progressie, bijvoorbeeld, je meer meer zeker voelen, emotioneel stabiel, niet meer zo kwetsbaar, eigenlijk alleen maar komt omdat je eigenwaan meer stabiel is geworden.
Maar hoe leidt het Pad nou echt tot loslaten en opgeven? Hoe voorkom je nou dat je eigenlijk alleen maar in eigenwaan investeert?
Adi Ichsan zegt
Siebe je raakt de kern de zaak. Eigenwaan (p. Mana) of zlefbewustheid; behoefte om erkend te worden, jezelf vergelijken met je naasten en anderen, is de laatste binding met samsara dat pas volledig verbroken is als je volledig verlicht bent (P. Arahanta). De eerdere verlichtingsstadia zijn niet in staat om deze conditionering te laten verdwijnen maar is wel instaat om de beslissende instantie in de geest af te scheiden van de wensende instantie. Hierdoor voel je wel de behoefte om erkenning opkomen in je bewustzijn maar je handeldt er niet na en kan makkelijk afstand van nemen.
Je voorkomt investeren in Mana (eigenwaan) door te begrijpen waar het vandaan komt en hoe je de eigenwaan kan objectiveren. Mana is niet natuurlijk maar een conventioneel behoefte die is ontstaan in het verleden omdat je als mens moet functioneren in groepsverband, waar functie, rangen en organisatie belangrijk is om doelen te kunnen realiseren. Op het moment dat je dit door hebt dan weet je dat dit behoefte niet vanjezelf is maar door de buitenwereld aan je opgedrongen is. Het is de verdraiing van ons perceptie waardoor wij onzelf identificeren met die gedachte als zijnde ons eigengedachte. Het uiteindelijk aan de wijsheidfactor om te beslissen of je mee gaat met de drang of niet. Hoe vaker je niet luistert naar die drang hoe zwakker de binding wordt.
Zoek verder op ‘Mana’ en ‘De Tien Bindingen’ in verschillende Theravada fora.