De Nederlandse Azië-deskundige Ian Buruma publiceerde in 2004 samen met de Israëlische filosoof Avishai Margali het essay Occidentalisme, een analyse van de afkeer en zelfs haat tegen het Westen. De oorsprong hiervan ligt volgens de auteurs in de rechtse reactie op de Europese Verlichting en de Franse Revolutie. Dit artikel schetst kortheidshalve de inhoud van delen van dit uitdagende en tot zelfreflectie inspirerende essay.
Het oosterse occidentalisme is de tegenhanger het westerse oriëntalisme, zij lijken op elkaar omdat ze uitgaan van vooroordelen waardoor ze mensen kunnen dehumaniseren. De eerste keert de westerse onverdraagzaamheid om en richt deze tégen het Westen. ‘Een hele samenleving of beschaving tot een massa zielloze, decadente, inhalige, ontwortelde, ongelovige, ongevoelige parasieten reduceren is een intellectuele destructie’, bladzijde 16.
De auteurs tonen aan dat de stereotypen over het Westen van oorsprong westers zijn. Het gaat om de vijandige tegenstelling van de verdorven stad versus het rechtschapen platteland, van heldendom versus handel, materie versus geest en van de geïndustrialiseerde samenleving versus de organisch gegroeide samenleving.
De verdorven stad
Sinds de oudheid vrezen mensen de straf van de goden, omdat ze uit overmoed de goden uitdaagden. Vernietigingslegendes bestaan ook al zo lang als mensen steden bouwen om handel te drijven, rijkdom te vergaren en gerieflijk te leven. Een van de oudst bekende gaat over Babel/Babylon, die de bijbel ‘de grote hoer’ noemt, als symbool van afgoderij en alles wat slecht is.
De eerste occidentalisten waren juist Europeanen en componist Richard Wagner was een van hen. Hij verweet dat in Parijs, Europa en het Westen frivoliteit, commercialisering en corruptie, vrijheid en vervreemding, allemaal veel verder waren voortgeschreden dan in het provinciale Duitsland ‘met zijn aangename gezapigheid’. Frankrijk was voor de Duitse romantici hét symbool voor de ‘agressieve, uitdijende Stad die door haar valse, rationalistische, grootsteedse levenswijze werd voortgedreven’, bladzijde 41.
Volgens de Duitse filosoof en schrijver Johann Gotfried von Herder waren de meeste mensen in de tropische gebieden ‘kinderen der natuur’, gezegend met een kinderlijke, eenvoudige eerbied voor godenkoningen en despotische wijze mannen. Deze ‘kinderen’ waren vergeleken met het koude rationele Europa beter af, omdat ze zuiverder en authentieker zouden zijn.
Oorlog tegen de stad
Westerse ideeën over kapitalisme en democratie werden toch overgedragen op de koloniale onderdanen, samen met wetenschap, religie, economie en cultuur. Om de westerse overheersing op afstand te houden, namen Japan en China westerse ideeën over. In de 19de eeuw bedachten Chinese denkers van de gevestigde orde de formule: ‘westerse kennis voor praktische zaken en Chinese wijsheid voor spirituele en morele zaken.’ Later namen de Japanners dit over, bladzijde 43. Een hopeloze onderneming, menen Buruma en Margalit, want met deze import worden mogelijk ondermijnende westerse opvattingen ook overgenomen. Een kloof ontstond bovendien met de nativisten, die droomden over de zuiverheid van een imaginair verleden, bijvoorbeeld Japan onder de goddelijke keizer en een kalifaat onder de islam.
Mao bood een model voor occidentalistische dromen en de oorlog tegen de Stad, dat velen inspireerde. Tegen advies van medestanders in besloot hij de overwinning van de stad op het platteland terug te draaien, waarbij zijn doelwit de ‘verwesterde’ bourgeoisie was. Hij beloofde iedereen die het bourgeois Westen haatte ‘een weg uit kapitalistische vervreemding, stedelijke decadentie, westers imperialisme, zelfzuchtig individualisme, koude ratio en moderne wetteloosheid.’ Toen de troepen van de Rode Khmer van Pol Pot in 1975 Phnom Penh binnenmarcheerden lieten ze het binnen enkele dagen als een spookstad achter. Zie de link. Net zo doortastend en bijna net zo meedogenloos ging de taliban in 1995/1996 in Kabul tekeer.
Heldendom
Reagerend op de militaire macht en Franse universalistische aanspraken begon Duitsland zichzelf af te schilderen als natie van Dichters und Denker. Het Duitse idealisme nam rond 1850 een militaristische wending en vanaf de laat 19de eeuw stond ‘de Duitse Kultur voor krijgsdiscipline, zelfopoffering en heroïek.’ Duitsland werd een land van helden, die hun leven opofferen voor hogere idealen.
Volgens het zelfbeeld van de Duitse nationalisten van de jaren 1920/1930 was het Westen uitgeblust, hebzuchtig, zelfzuchtig en oppervlakkig. De liberale democratie zou volgens hen het best bij handelaars en winkeliers passen. Zij vreesden dat de verleidingen van de ‘oude wereld’ jonge Duitsers zouden verzwakken en bederven. ‘Oorlog is nodig om een jonger, zuiverder en energiekere gemeenschap te smeden. Wedergeboorte kan alleen voortkomen uit destructie en menselijke offers’, was het motto bladzijde 60.
Het is dan ook niet verrassend, vinden de auteurs Buruma en Margalit, dat het Duitse etnische nationalisme, inbegrepen het pan-Germanisme zoveel aantrekkingskracht hadden op niet-westerse intellectuelen. De combinatie van opnieuw geïnterpreteerde tradities met reactionaire Europese opvattingen deed bijvoorbeeld variaties ontstaan op de doodscultus, zoals in Japan.
Kamikazes
In het meest verwesterde Aziatische land Japan was het meest bekende en lugubere symbool van de suïcidale zelfopoffering van de kamikazes of Tokkotai (Speciale Aanvalstroepen). Het westers kapitalisme en imperialisme waren de vijand. Deze in meer of mindere mate onder druk gezette Tokkotai-vrijwilligers waren studenten geesteswetenschappen en belezen en vaak minstens drie talen machtig. In hun persoonlijke brieven aan hun familie of vrienden klonken ze veel bedachtzamer en angstiger dan in de bestaande clichés, en ‘waren ze minder geneigd voorgekauwde metaforen te gebruiken zoals het vallen van kersenbloesems of het volgen van de weg van de samoerai.’
De doodscultus van de Tokkotai was onderdeel van een moderne militaristische politieke ideologie. Op bladzijde 65 schrijven de auteurs dat de Japanners een autoritaire staat op Germaanse grondslagen stichtten, opgesmukt met ‘deels verzonnen en vaak verkeerd weergegeven tradities.’ Dat het de hoogste plicht van een jonge man was om voor de keizer te sterven zou Japanners in vroegere tijden zonderling overkomen. Rituele zelfmoord was voorbehouden aan samoerai, als boetedoening voor eerverlies en een vorm van rehabilitatie en niet als oorlogsdaad.
De wraak van God
In de praktijk zijn de scheidslijnen niet altijd even scherp, maar er is een verschil tussen het religieus getinte occidentalisme en het seculiere occidentalisme, aldus de auteurs in het hoofdstuk De wraak van God. Dit religieuze occidentalisme lijkt volgens hen op een heilige oorlog tegen het absolute kwaad van de idolatrie (afgoderij). In de ogen van het islamisme is de afgoderij van het westerse materialisme, de meest verschrikkelijke zonde die de ware gelovige moet bestrijden. Kwalijker dan de afgoderij uit onwetendheid van vóór de komst van de profeet Mohammed. ‘Idolatrie wordt een probleem zodra de wereldlijke autoriteit om een politieke loyaliteit vraagt die wedijvert met de loyaliteit aan God’, bladzijde 104.
Het hoofdstuk beschrijft het gedachtengoed van onder andere de Iraanse theoloog en islam-hervormer Sayyid Muhamad Taleqani, de Egyptische islamgeleerde Sayyid Qutb van de Moslim Broederschap en de Zuid-Aziatische moslimfilosoof Muhammad Iqbal, met zijn tolerantie voor seculiere moslimlanden, zolang deze de islamitische principes maar niet verloochenen.
Nieuw is de combinatie zuiverheid en politiek in de islam bepaald niet, bladzijde 133 e.v. Halverwege de 18de eeuw sloten de puriteinse prediker Muhammed ibn Abd al-Whahab met de krijgsheer Muhammed Ibn Saud een alliantie. Het wahabisme (salafisme) wilde de islam zuiveren van afgoderij en een islamitische staat oprichten gebaseerd op de islamitische wetten. Door zich in de eerste wereldoorlog achter de Britten te scharen slaagde Ibn Saud er uiteindelijk in de oorspronkelijke gebieden van de Saudistaat met zijn heilige steden te heroveren.
De olierijkdom maakt het moeilijk de zuiverheid van de leer in stand te houden en de oplossing hiervoor noemen de auteurs ‘een soort van officiële hypocrisie’. Naar buiten wordt de schijn van het wahabisme opgehouden, terwijl de rijken en Saudische prinsen volop genieten in een onaangename wapenstilstand met de geestelijkheid. Daarentegen wordt het wahabisme met oliegeld geëxporteerd als een licht ontvlambare occidentalisme.
Ba’athisme
Het hoofdstuk De kiem van de revolutie behandelt het seculiere occidentalisme van de Ba’ath partij, de ideologie van de Syrische regering van Bashar Hafiz al-Assad en van Saddam Hoessein in Irak. Dit ontstond in de jaren 1930/1940 uit het fascisme en het verlangen naar een organische Arabische gemeenschap, bladzijde 144. De partij wilde het Arabische volk bevrijden van feodalisme, kolonialisme, imperialisme en zionisme, maar ook in dit geval met oorspronkelijk Europese ideeën. Deze waren afkomstig van Herder en Fichte, die zich tegen de Franse Verlichting keerden ‘door het idee van een organische, in bloed en bodem gewortelde völkische natie te propageren.’
Het islamisme was de revolutionaire gedachte achter deze seculiere revolutie. De ba’athistische dictators hebben desondanks honderdduizenden mede-Arabieren, vooral sji’itische moslims vermoord, om echte of verzonnen religieuze opstanden in bloed te smoren. Als het zo uit mocht komen, moedigden ze ook religieus terrorisme tegen de westerse ‘kruisridders’ en de zionisten aan. Zie vooral ook de link over ba’athisme.
Conclusie
De auteurs noemen de afkeer of zelfs de haat tegen het Westen op zichzelf niet ernstig, behalve als deze politieke macht vergaart. Wordt de bron ervan ‘de enige waarheid’ dan is een dictatuur al snel geboren. Hierdoor wordt de haat tegen het Westen dodelijk en niet in de laatste plaats voor al of niet vermeende andersdenkenden, religieuze of etnische minderheden in eigen land. De auteurs noemen hun essay een verhaal van wederzijdse beïnvloeding en in dit geval van foute ideeën, maar de bestrijding ervan met onze eigen vooroordelen en foute ideeën kan niemand zich veroorloven en dit is terecht.
Imperialisme en kolonialisme zijn niet typisch westers en bestonden al voor de Europese Verlichting. Die bleek in de praktijk geen obstakel voor westers imperialisme en kolonialisme , maar als het Westen waarden verspreidde komt dit voornamelijk voort uit een soort religieuze zendingsdrang.
De anti-verlichting blijkt ook in de vorm van het nazisme en fascisme een voedingsbodem voor het occidentalisme. Tegelijkertijd zien we dat de 19de eeuwse anti-verlichting, uit superioriteitsdenken, maar vooral uit onwetendheid politiek salonfähig wordt gemaakt.
Opmerkingen
De Nederlandse sinoloog, japanoloog en essayist Ian Buruma, studeerde Chinees in Leiden. Avishai Margalit is een Israëlische filosoof en hoogleraar.
Edward Said
Het oriëntalisme ontstond in de tweede helft van de 19de eeuw onder invloed van het westerse kolonialisme. De term voor deze dominante, vertekende westerse opvatting over het Oosten is afkomstig van Palestijns-Amerikaanse literatuurwetenschapper en activist Edward Said (1935-2003). Het oriëntalisme schildert het Oosten af als irrationeel, sensueel, primitief en vrouwelijk. Hiertegenover staat het Westen als de sterke, rationele, democratische, progressieve en mannelijke tegenhanger. Buruma en Margalit gebruiken in het essay de term occidentalisme voor de oosterse tegenhanger ervan als: ‘afkeer van westerse beschaving zijnde materialistisch, lichtzinnig en individualistisch.’