Minister van Justitie en Veiligheid Dilan Yesilgöz noemde tijdens de 2022 HJ Schoo-lezing woke een bedreiging voor de rechtsstaat en de academische vrijheid. Hijgerig gretig stort extreemrechts zich op het stuk rood vlees dat het woke-denken in hun ogen is. Een grote groep mensen lijkt te vinden dat ons land hierdoor wordt bedreigd. De filosofe Susan Neiman en politieke wetenschapper Yasha Mounk vertegenwoordigen echter een ander kritisch geluid vanuit de Amerikaanse progressieve hoek. Dit artikel geeft een indruk van het boek Links ≠ woke van Susan Neiman en van Yasha Mounk’s boek De identiteitsval.
Woke dook op in de jaren 1930 onder zwarte Amerikanen om elkaar scherp en ‘wakker’ te houden voor structureel racisme. Zwarte burgerrechtenbewegingen maakten vanaf de jaren 1960 gebruik van het begrip waarmee dit een politieke lading kreeg. Sinds deze eeuw wordt het begrip ook in feministische kring gebruikt en voor allerlei vormen van uitsluiting, meldt NOS Nieuws.
Empathie
Susan Neiman schrijft op bladzijde 15 van haar boek Links ≠ woke: ‘Woke begint met bekommernis om gemarginaliseerde personen en eindigt ermee dat die mensen alleen nog in dat perspectief worden gezien.’ Intersectionaliteit (kruispuntdenken) stelt dat verschillende vormen van maatschappelijk onrecht en maatschappelijke ongelijkheid met elkaar samenhangen. Vanuit dit standpunt had volgens haar de nadruk ook kunnen liggen op het gegeven dat we allemaal verschillende identiteiten hebben. Die nadruk kwam daarentegen te liggen op de meest gemarginaliseerde delen ervan: ras- en genderidentiteit.
De woke-aanhangers uiten gevoelens die traditioneel bij links horen zoals bijvoorbeeld empathie voor gemarginaliseerden, voor onderdrukten en vinden dat dit onrecht rechtgezet moet worden. De filosofe vindt het echter verwarrend dat zij uitgaan van het gedachtengoed van denkers die juist tégen deze doelen indruist. Dit gedachtegoed verwerpt ‘de epistemologische kaders en politieke aannames van de Verlichting.’ VOX web schrijft: ‘Left Is Not Woke is veel minder een aanval op woke en meer een pleidooi voor het Verlichtingsdenken, naast felle kritiek op filosofen Michel Foucault en Carl Schmitt.’
Universalisme was ooit het belangrijkste kenmerk van links en internationale solidariteit is het motto ervan. Hier tegenover staat rechts dat geen diepe verbondenheid en echte verplichtingen kent met mensen buiten de eigen kring. Neiman schrijft: ‘Het is een open deur om te zeggen dat ons verleden of onze locatie invloed op ons heeft. Maar het is onjuist om te zeggen dat ze ons bepalen.’ Het tegengestelde van universalisme wordt vaak ‘identitarisme’ genoemd, maar de auteur verkiest het begrip ‘tribalisme’ dat al zo oud is als de Hebreeuwse bijbel. ‘Tribalisme is een omschrijving van de maatschappelijke ineenstorting die er optreedt als mensen, van welke soort ook, het fundamentele verschil tussen mensen beschouwen als het verschil tussen onze soort en alle anderen’, bladzijde 29. Ze noemt de ommezwaai naar het tribalisme met name tragisch omdat ‘de vroege Burgerrechtenbeweging en antikolonialismebeweging mordicus tegen tribaal denken in al zijn verschijningsvormen waren.’
Verlichting
De auteur stelt op bladzijde 40 van haar boek: ‘Het is nu een dogma dat universalisme, net als andere ideeën van de Verlichting, een vorm van oplichterij is, verzonnen om eurocentrische ideeën die het kolonialisme ondersteunden te verdoezelen.’ Het lezen van Voltaires Candide is echter al voldoende om in te zien dat de beschuldiging van oplichterij geen hout snijdt. ‘Voor een bondige tirade tegen fanatisme, slavernij, koloniale plunderingen en andere Europese kwaden is vrijwel niets beters te vinden.’ In het Filosofie Magazine zegt ze: ‘Elke hedendaagse kritiek op het kolonialisme komt voort uit de ideeën van de Verlichting, net als de kritiek op racisme en seksisme.’
Zij die de Verlichtingsdenkers afdoen als naïef of optimistisch gaan voorbij aan wat zij schreven. De tegenstanders gaan vooral ook voorbij aan de geschiedenis die de achtergrond vormde voor hun denken. Dat is er een van ‘een verwoest landschap op een continent dat doordrenkt was met bloed.’ Denk bijvoorbeeld aan de pestgolven waarvoor geen medicijn was en steeds terugkerende godsdienstoorlogen die miljoenen levens kostten. Tegen deze achtergrond lanceerden de Verlichtingsdenkers het idee van mens-zijn. Ongeacht of iemand bijvoorbeeld confucianistisch of christen is, Parijzenaar of Pers, iedereen heeft een aangeboren waardigheid die moet worden gerespecteerd. Hierbij baseerden deze denkers zich op de rede, niet op een openbaring of een traditie. Het is duidelijk dat mensenrechten en de uitbreiding ervan een steeds belangrijkere rol ging spelen, bladzijde 42.
Progressieve keuzes
Politiek wetenschapper Yasha Mounk zegt in een vraaggesprek met het AD over zijn boek De identiteitsval: ‘Wie zichzelf als ‘links’ identificeerde stond erop dat een mens geen stempeltje mag krijgen naar religie, huidskleur, afkomst of seksuele oriëntatie. Maar nu gaan we uit progressieve keuzes juist weer indelen op bijvoorbeeld ras, om je zo te identificeren.’
In de inleiding van zijn boek brengt hij in herinnering dat in de jaren 1960/1970 een groeiend aantal progressieve burgers in de Verenigde Staten stelden dat ‘een theoretische onderschrijving van het universalistische principe maar al te vaak gepaard ging met ernstige vormen van discriminatie op basis van religie of ras.’ Door de toenemende bewustwording van de onderdrukking van verschillende minderheden, besloot een deel van links dat de oplossing voor deze misstanden lag in het bewust omarmen van de eigen identiteit en het aanmoedigen van het zelfbewustzijn van deze bevolkingsgroepen en nieuwe vormen van activisme. Als elke etnische, religieuze of seksuele bevolkingsgroep zijn gerechtvaardigde deel in inkomen en welvaart zou krijgen dan moesten ‘zowel private als politieke actoren in de samenleving besluiten hun omgang met burgers te laten afhangen van de vraag tot welke groep zij behoorden.’ Deze nieuwe ideologie kreeg de naam ‘identiteitspolitiek’ en enkele jaren later noemden de aanhangers ervan zich trots ‘woke’, maar Mounk noemt het ‘identiteitssynthese’.
De vijf noties
Op bladzijde 162 en 163 somt hij de vijf noties op van deze ideologie die een vanzelfsprekende aantrekkingskracht hebben, ‘omdat ze zijn voortgekomen uit zorgen over reële misstanden.’
- Standpunttheorie: burgers met verschillende achtergronden zullen elkaar nooit echt begrijpen. Zij die relatief bevoorrecht zijn zouden zich daarom moeten voegen naar de feitelijke beoordelingen en politieke eisen van groepen die relatief zijn achtergesteld.
- Culturele toe-eigening: groepen kunnen een beroep doen (of zouden dat moeten doen) op een vorm van collectief eigendomsrecht op hun culturele erfgoed, van kenmerkende kledij tot specifieke culinaire gerechten.
- Beperkingen van de vrijheid van meningsuiting: de overheid zou wetgeving moeten invoeren waarmee misleidende informatie aan banden kan worden gelegd en minderheden beschermd kunnen worden tegen beledigend of racistisch taalgebruik.
- Progressief separatisme: sociale en educatieve instellingen zouden mensen moeten aanmoedigen zichzelf te identificeren volgens de etnische, religieuze of seksuele groep waartoe ze behoren. Ruimten die zijn voorbehouden aan leden van zulke groepen, kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan het kweken van politiek bewustzijn en aan de strijd tegen hardnekkige misstanden.
- Identiteitsgevoelig publiek beleid: om de aanhoudende sociaal-economische ongelijkheid tussen verschillende gemeenschappen aan te pakken zou de overheid historisch achtergestelde groepen moeten bevoordelen.
In het interview geeft Yasha Mounk een voorbeeld van het progressief separatisme: ‘Er zijn Amerikaanse privéscholenscholen waar leerlingen van 7, 8 jaar oud voor speciale lessen onderverdeeld worden op ras: de zwarte kinderen samen, de Aziatische, de latino’s en de witte. Zo worden ze zich dan bewuster van hun ras, waardoor mensen uit een minderheidsgroep zich beter kunnen verzetten tegen onrechtvaardigheid. Witte leerlingen zouden zich dan meer bewust worden van hun witte privilege. Maar uit de wetenschap blijkt dat dat naïef is. Je identificeert je juist meer met mensen die in je eigen groep zitten. Als de bedoeling is om witte kinderen antiracistisch op te voeden, denk ik dat hierdoor juist het tegenovergestelde gebeurt en er een generatie van racisten en white supremacists ontstaat. Het zijn gewoon slechte ideeën.’
Tekortkomingen identiteitssynthese
In deel III, bladzijde 161 tot en met bladzijde 290, van zijn boek bespreekt hij de tekortkomingen van de identiteitssynthese, zoals van de standpunttheorie en culturele toe-eigening.
Standpunttheorie
De meeste feministische filosofen die bepaalde vormen van de standpunttheorie aanhangen verwerpen de gepopulariseerde versie van deze theorie, merkt hij op. Zij stellen dat er geen betekenisvolle ervaringen zijn die àlle leden van een identiteitsgroep met elkaar delen. Leden van achtergestelde groepen hebben eveneens niet per definitie een superieur inzicht in de ware aard van de samenleving, ‘juist ook omdat ze geen toegang krijgen tot belangrijke plekken waar belangrijke beslissingen worden genomen’, bladzijde 180. Hoewel hun ervaringsdeskundigheid beperkt is hebben volgens deze filosofen leden van een identiteitsgroep tot op zekere hoogte wel zaken gemeen met leden van andere identiteitsgroepen waardoor zij hun kennis op basis van hun ervaring wel degelijk kunnen overdragen aan anderen.
De standpunttheorie bevat een vierde stelling, die stelt dat leden van dominante groepen zich zouden moeten voegen naar het oordeel van gemarginaliseerde groepen vanwege politieke vooruitgang. In een pluralistische samenleving is het volgens de politicoloog niet erg duidelijk wie de legitieme woordvoerder van een identiteitsgroep is. Praktisch gezien zullen de meeste leden van dominante groepen zich bovendien niet neerleggen bij de vierde stelling. Dit tenzij ze iemand aanvaarden als de ‘ware’ vertegenwoordiger, met wie ze het toch al eens waren. Hij pleit dan ook voor ware solidariteit en empathie met andere identiteitsgroepen om misstanden te bestrijden. Dus niet vanuit wat hij een misplaatst gevoel van onderworpenheid noemt, maar ‘omdat deze misstanden indruisen tegen ons eigen streven naar de samenleving waarin we leven.’
Culturele toe-eigening
In het verleden waren er kunstenaars uit achtergestelde groepen aan wie het werd verboden te profiteren van hun creatieve werk. Deze reële misstanden maakt ‘culturele toe-eigening’ tot op zekere hoogte plausibel. Echter, zoals het concept nu wordt toegepast, vindt de auteur het geen goede benadering van dit soort situaties, ook verhindert het belangrijke culturele uitwisselingen, bladzijde 196.
Het concept berust op de veronderstelling van ‘collectief eigenaarschap van specifieke cultuurproducten en -ideeën.’ Het is hem niet duidelijk waarom het eigendomsrecht van uitvindingen van specifieke personen die in andere tijden en op andere plekken leefden wordt overgedragen aan veel bredere groepen, die vandaag de dag worden aangemerkt als identiteitscategorieën. Bovendien, omdat bijna alle kunstvoorwerpen en culturele ideeën zelf ook weer zijn gebaseerd op eerder bestaande cultuurproducten, valt volgens hem niet in te zien waarom een bepaalde culturele vernieuwing tot een vorm van collectief eigendom zou moeten leiden.
Bovendien, stelt hij: ‘Als vermeende gevallen van culturele toe-eigening inderdaad getuigen van verwerpelijk gedrag, dan zouden de misstanden in kwestie op veel eenvoudiger wijze geïdentificeerd en aangepakt kunnen worden, bijvoorbeeld als discriminatie tegen zwarte kunstenaars of als het doelbewust belachelijk maken van latino’s.’
Filosofisch liberalisme
In deel IV Ter verdediging van het universalisme, bladzijde 291 tot bladzijde 325, schrijft de politieke wetenschapper: ‘Mijn politieke wereldbeeld berust op de overtuiging dat principes als de politieke gelijkwaardigheid van alle burgers, het vermogen om van democratische instellingen zelf te besturen en de centrale rol die individuele vrijheid in de wereld zou moeten spelen nog altijd de beste richtlijnen voor het bouwen van een betere toekomst zijn – vooral als we erkennen dat deze idealen nog lang niet volledig zijn verwezenlijkt.’
Om een duidelijk beeld te krijgen van de identiteitssynthese en haar aanval op het filosofisch liberalisme vindt hij het verstandig dit terug te brengen tot haar basisveronderstellingen. De identiteitssynthese stelt dat de werkelijkheid alleen kan worden begrepen door ‘de bril van groepsidentiteiten als ras, gender en seksuele geaardheid.’ De vermeende universele waarden en neutrale regels zijn slechts een dekmantel voor de bevoorrechte groepen om hun macht uit te oefenen over de achtergestelde groepen. Voor het opbouwen van een rechtvaardige samenleving moeten normen worden gekweekt en wetten ingevoerd ‘waarmee de omgang van de overheid met de burgers (en elkaar) expliciet afhankelijk wordt gemaakt van de identiteitsgroep waartoe zij behoren.’
Hier tegenin stelt hij dat liberalen dit alles overtuigend kunnen weerleggen én de waardevolle inzichten van de identiteitssynthese te onderschrijven. Voor een beter begrip van de werkelijkheid om ons heen is de aandacht vanuit een breed scala van categorieën nodig, niet alleen aan groepsidentiteiten als ras, gender en seksuele geaardheid. Ondanks de universele waarden en neutrale regels worden burgers vaak op onrechtvaardige wijze buitengesloten. De ambitie om deze idealen waar te maken ‘stelt de samenleving in staat om op het gebied van gelijke behandeling reële vooruitgang te boeken.’ Om een rechtvaardiger wereld te creëren zouden samenlevingen moeten streven naar het waarmaken van universalistische aspiraties in plaats van deze te verwerpen.
Basisopvattingen
Op bladzijde 323 geeft de basisopvattingen weer van de liberale traditie. Liberalen geloven onder andere in collectieve zelfbeschikking waardoor burgers hun eigen regeringsvorm en leiders kunnen kiezen. Ze geloven in individuele vrijheid, die het eenieder mogelijk maakt zijn eigen levenswijze kan kiezen. Ook geloven ze in politieke gelijkwaardigheid, zodat de omgang van de overheid niet wordt bepaald door de identiteitsgroep van de burger.
Deze opvattingen bieden ook ‘empirische voordelen’, aldus de schrijver. Collectieve zelfbeschikking dient als remedie tegen ernstige vormen van machtsmisbruik, van politieke vervolging tot hongersnood. Individuele vrijheid helpt de onderlinge vrede te bewaren, omdat dit ons allemaal in staat stelt ons geweten te volgen, zelfs als we behoren tot een minderheid. Politieke gelijkwaardigheid helpt om de ‘meest verwoestende vormen van groepsconflicten te voorkomen, door te garanderen dat iedereen – dus ook degenen die niet aan de macht zijn – fair wordt behandeld.’
Overpeinzing
‘Op social media lijkt het soms alsof onze samenleving in twee elkaar tegenstrevende helften is gesplitst. De meeste Amerikanen zijn hetzij ‘woke’ hetzij ‘MAGA’ (Make America Great Again.’ Iets dergelijks ziet de auteur ook in andere landen, maar constateert hij: ‘gelukkig nemen de meeste mensen heel redelijke standpunten over allerlei vraagstukken in. Deze redelijke meerderheid bestaat zeker niet alleen uit witte mensen.’ Ook in West-Europa is de meerderheid noch ‘woke’ noch onverdraagzaam, maar ‘verrassend redelijk en hoogst divers.’
Desalniettemin waarschuwt Yasha Mounk in het AD-interview: ‘Demagogen spinnen er garen bij als samenlevingen sterk zijn gepolariseerd. En populisten, zowel van links als rechts, doen alsof alleen zij de stem van het volk zijn. Wie daar tegenin gaat, zou dan automatisch tegen de wil van het volk zijn. Daarmee ondergraven ze de liberale democratie en dat is gevaarlijk.’ Het is daarom verstandig gehoor te geven aan zijn oproep uit ‘de eigen sociale bubbel te komen en weer echt naar elkaar te luisteren.’ De VS is beslist Nederland niet, toch is het inderdaad beter de oproep van Neiman en Mounk serieus te nemen. Beter dan het kind met het badwater weg te gooien.
Opmerkingen
Susan Neiman (1955) is een Amerikaans-Duits filosofe. Zij groeide op in een Joods gezin in het Zuiden van de VS. Zij studeerde filosofie aan de Harvard Universiteit en behaalde het doctoraalexamen bij John Rawls. Neiman ontving in 2014 de Spinozalens als ‘internationaal vermaard denker en ethicus’. Wikipedia meldt dat dit een internationale onderscheiding die sinds in 1999 in ons land wordt uitgereikt aan een persoon die zich verdienstelijk heeft gemaakt op het vlak van het denken over de grondslagen van de ethiek. ‘Spinozalens’ verwijst naar Spinoza’s werk als lenzenslijper.
Yascha Mounk 1982 is een Duits-Amerikaans universitair hoofddocent politieke wetenschappen aan de Harvard Universiteit. Zijn Joodse moeder vertrok in 1969 uit Polen uit angst voor het oplaaiende antisemitisme. Hij studeerde politieke filosofie aan het Trinity College (Cambridge). In zijn boek The People vs. Democracy uit hij zijn bezorgdheid over de opkomst van het populisme.
Het Algemeen Nederlands Woordenboek van het Instituut voor de Nederlandse taal definieert tribalisme als: ‘Een toestand van voortdurende stammenstrijd of van collectieve weerstand tegen mensen die geen deel uitmaken van het eigen stam- of groepsverband, voortvloeiend uit een sterk gevoel van verbondenheid binnen een definieerbare stam of groep.’
De antiverlichting is een 18de eeuws tot vroeg 19de eeuws historisch en filosofisch fenomeen dat zich richtte tegen de Europese Verlichting. De antiverlichters deelden niet per se een verzameling kritiekpunten met elkaar, maar richtten hun polemiek op bepaalde uitgangspunten en op de idealen van de Verlichting. Dit waren bijvoorbeeld de rol van de rede, het principe van de rationaliteit van alle mensen, de liberale democratie, het vooruitgangsdenken en de toenemende verwereldlijking (secularisatie) van de samenleving. Onder hen waren er reactionairen die het ancien regime wilden behouden en weer anderen die een alternatieve moderniteit voorstonden dan die van de verlichters. Dit is een moderniteit ‘gebaseerd op organische, homogene naties die boven het individu staan’, aldus Wikipedia in het BD-artikel Hoedt u voor namaak: kiest voor echt!