Een historische schets
De opkomst van boeddhistische visies en technieken in de psychotherapie is een relatief nieuw fenomeen. In de jaren ‘70 bezochten enkele Amerikaanse psychologen, onder wie de bekendste Sharon Salzberg en Jack Kornfield zijn, het Oosten. Ze verbleven maanden of zelfs jaren in kloosters waar ze de wijsheid en meditatietechnieken van de verschillende boeddhistische tradities aanleerden. Vervolgens keerden ze terug naar de VS waar ze, naast het stichten van meditatiecentra, in hun klinische praktijk boeddhistische technieken begonnen te integreren.
Sindsdien is de populariteit van het begrip mindfulness blijven groeien. Na vele wetenschappelijke studies zijn de voordelige effecten ervan erkend. Hoewel mindfulness een volledig seculair begrip is dat door mensen met zeer verschillende (religieuze) achtergronden toegepast wordt, worden in deze Amerikaanse traditie ook vaak (zelf)mededogen en andere boeddhistische wijsheden aangehaald. De psychotherapeuten waar ik het hierboven over had, geven ook geregeld Dharmagesprekken.
In Europa wordt mindfulness als dusdanig voornamelijk in de gedragstherapie toegepast. Hier groeit vaak één of andere vorm van meditatie uit, met de bedoeling deze ook disciplinair toe te passen. Maar naast de gedragstherapie, is de andere grote hedendaagse stroming in de psychotherapie de psychoanalyse, en hier heb ik de meeste ervaring mee.
Psychoanalyse vandaag
De term psychoanalyse doet snel aan Freud denken en zijn vrij rechtlijnige interpretatie van dromen. Hoewel Freud inderdaad de stichter van de psychoanalyse is, is deze geesteswetenschap sterk veranderd in de vorige eeuw. Zoals ik het gekend heb, heeft psychoanalyse de volgende kenmerken:
- Stilstaan bij wat men nu voelt
- Inzicht in de oorzaak van deze gevoelens (zowel in de situatie nu als in de oorspronkelijke situatie die er achter kan liggen)
- Mentalisatie: het verwoorden van (felle) gevoelens zodat men er niet direct op reageert, maar men erover kan spreken eerst.
- Een veilige omgeving, gecreëerd zowel door het kader (verpleegkundigen, psychologen, psychiaters) als eventueel door de groepsgenoten als men aan
groepstherapie doet - Mild proberen te zijn voor zichzelf en anderen.
Hieronder ga ik een puur fictief en erg simplistisch voorbeeld geven hoe psychoanalyse concreet kan werken:
Jan werkt veel te hard. Hij doet onnodige overuren en geeft zijn werk pas af als het tot in de puntjes af is. Zijn deadlines stapelen op en hij kan zijn werk niet loslaten. Als hij niet laat op kantoor is, dan neemt Jan zijn werk mee naar huis. Hoewel zijn baas heel tevreden over hem is, is het voor Jan nooit goed genoeg. Hij geraakt uitgeput en futloos. Uiteindelijk moet hij stoppen met werken, want hij kan zijn bed niet meer uit. Hij heeft een burn-out.
Jan gaat in therapie bij een psychoanalist. Deze therapeut vraag aan Jan welke gevoelens en gedragingen hebben geleid tot zijn burn-out. Jan vertelt over zijn perfectionisme. Hij bekritiseerd elk foutje in zijn werk en kan dit niet loslaten. Hij voelt zich inadequaat.
De therapeut vraagt Jan of hij zich een gebeurtenis in het verleden herinnert waarbij hij ditzelfde gevoel herkent. Jan vertelt dat toen hij een tiener was, hij een erg goede student was, bij de top van zijn klas. Maar zijn vader was nooit tevreden. Het moest altijd maar meer zijn. Onbewust was Jan nog steeds op zoek naar zijn vaders bevestiging. Maar aangezien die er niet was geweest toen hij een tiener was, probeerde Jan dat gat steeds te vullen. Daarom was hij zelf nooit tevreden over zijn werk. Langzaam aan begint Jan in te zien dat hij in het heden aan het reageren is op een gevoel dat zijn oorsprong in het verleden heeft. Zo wordt dit gevoel deels ontkracht en kan Jan leren met zijn perfectionisme leren om te gaan.
Zoals ik al zei, gaat het hier over een heel simplistisch voorbeeld. Niet alleen is de weg naar het ontdekken van de onderliggende, onbewuste motivatie voor gedragingen in het nu niet zo snel te vinden, er zijn nog vele andere struikelblokken te overwinnen in psychoanalyse, zoals het moeilijk kunnen loslaten van een (gedachte)patroon, moeite hebben met de eigen verantwoordelijkheid te willen nemen, enzovoorts. Bovendien werkt psychoanalyse maar zeer traag. Het inzicht in de problemen is enkel de eerste stap, dit verandert niet alles in één keer. Men moet geduld oefenen met zichzelf, experimenteren met nieuwe patronen, met vallen en opstaan. Psychoanalyse is bij definitie een lange therapie.
Persoonlijk heb ik tweemaal een jaar psychoanalytische groepstherapie gevolgd. Ik ben telkens door een rollercoaster van gevoelens moeten gaan eer ik tot de kern van de zaak kon komen. De andere zeven mensen van de groep waren vaak een grote steun en ook een harde spiegel (hetgeen minder aangenaam is, maar nuttiger). Ik ben in deze therapie vaak op mezelf gebotst en heb delen van mezelf ontdekt en aanvaard die ik helemaal niet kende. Ik ben veel vooruit gegaan, maar ik miste telkens iets: een spiritueel antwoord op alles. Hoe kon ik al dit lijden plaatsen? Hoe kon ik mijn imperfecte zelf helemaal aanvaarden?
Ontdekking van het boeddhisme
Het is allemaal begonnen door een boek dat iemand mij uitgeleend heeft: Zelf-compassie, van Kristin Neff. Neff is een onderzoekster aan de universiteit van Austin, in Texas. Zij heeft vanuit haar eigen ervaring en onderzoek dit boek geschreven, licht gegrond in boeddhistische principes. Het heeft lang geduurd eer ik de principes van dat boek echt begrepen heb – namelijk in mijn tweede therapiejaar. Mild zijn voor mezelf was iets dat ik kon oefenen. Geïnspireerd door Neff, ben ik naar andere zulke leraren op zoek gegaan. Door verschillende meditatietechnieken uit te proberen, ben ik terecht gekomen bij Jack Kornfield. Hij integreerde boeddhistische principes veel explicieter in zijn talks. Mijn interesse voor het boeddhisme is hieruit gegroeid en ik ben op zoek gegaan naar boeken over de leer van de Boeddha.
Ik heb ondervonden dat de basisprincipes van het boeddhisme wél mijn eigen verhaal konden integreren, zonder te impliceren dat mijn lijden een straf zou zijn, of dat er iets fundamenteels mis met mij was. Ik worstelde met enkele concepten zoals karma, reïncarnatie en niet-ik, en door hierover na te denken en mij vragen te stellen kon ik mijn eigen interpretatie van het boeddhisme opbouwen. Weliswaar is deze vrij idiosyncratisch en geïnspireerd door verschillende boeddhistische tradities.
Ik was al één keer op bezoek geweest bij Jikōji samen met de Theravada groep (waar ik al twee keer was gaan mediteren). Ik voelde toen al de nood om terug te komen, maar durfde niet. Toen ik de mail kreeg over een algemeen boeddhistische cursus, vond ik dit een fantastische opportuniteit om zowel terug eens naar de tempel te komen, als om iets bij te leren over het boeddhisme.
Het beste van twee werelden
Het lot – zoals in de christelijke traditie – komt niet helemaal zo voor in het boeddhisme, geloof ik. Toch weet ik niet hoe het anders te noemen. Tijdens mijn eerste jaar therapie zou deze ontdekking niet aan mij vast zijn blijven hangen. Toen ik in mijn tweede jaar zat, 4 jaar later, was ik tegelijk rijp en rustig genoeg om dit pad te kunnen exploreren. Meditatie hielp mij om in het nu te blijven, therapie hielp mij om inzicht te krijgen in wat er scheelde. Waar ik voordien zoveel moeite had met het aanvaarden van mijn anders-zijn, kon ik nu dieper en verder gaan in de therapie dankzij de boeddhistische visie, want wat er ook naar boven zou komen, het was OK. Ik was maar een mens. De veiligheid van de therapiesetting liet me toe om ook in het boeddhisme verder te exploreren.
Bovendien zijn deze twee visies erg compatibel en vullen elkaar perfect aan:
- Mentalisatie wordt in de Amerikaanse traditie toegepast tijdens het mediteren onder de term labeling, namelijk je emoties benoemen als ze opkomen.
- Stilstaan bij wat er nu gebeurt en speelt is een belangrijk element in beide tradities.
- In groepspsychotherapie leer je om iemand anders zijn manier om de wereld te zien en te interpreteren te aanvaarden. Ik heb dit een prisma genoemd: iedereen heeft een ander prisma, gekleurd door zijn eigen, unieke ervaringen. Dit pas ook perfect bij het aanvaarden van anderen in het boeddhisme.
- Zowel in boeddhisme als in psychoanalyse wordt de nadruk gelegd op geweldloze communicatie: luisteren naar elkaar zonder elkaar te beoordelen. Dit is en blijft natuurlijk een levenswerk. Maar het bewust zijn van het feit dat dingen fout aan het lopen zijn, wanneer dit gebeurt, is al een grote stap vooruit.
- Mild zijn voor jezelf en anderen is nog zo’n principe waar men aan moet werken in psychoanalyse. Dit is ook een centraal concept in het boeddhisme. Mildheid, vooral ten opzichte van zichzelf, was voor mij en veel van mijn groepsgenoten het grootste struikelblok. We hadden allemaal ouderproblemen. Onze ervaringen als kind waren gekenmerkt door één of andere vorm van geweld uitgeoefend door onze ouders. De vraag die de anderen en ik zo vaak gesteld hebben was: als mijn eigen ouders niet van me hielden, ben ik het toch niet waard om liefgehad te worden?
Het therapeutische antwoord hierop was dat men ouders als mensen moest zien, mensen met fouten. Als kind ben je niet verantwoordelijk voor die fouten, die je een leven lang mee zal dragen, maar onze ouders haten gaat ook niet veel helpen. Het ging hier wederom om aanvaarding van onze ouders en onszelf als mensen.
De boeddhistische visie is hier weer niet veraf: je bestaat, dus je bent het waard om van te houden, hoe je ook bent. En hetzelfde geldt voor de imperfecte ouders.
Slotbeschouwingen
Het is een weg met vallen en opstaan. Dit heb ik geleerd in mijn tweede jaar psychoanalyse. In het eerste jaar hoopte ik mezelf te repareren: als ik buitenkwam, moest ik ineens perfect functioneren. Dit heb ik losgelaten dankzij het tweede jaar therapie en het boeddhisme. Ik blijf wie ik ben – mijn ervaringen en mijn genen hebben zoveel van mij geschapen. Ik heb wel één belangrijke keuze die ik dagelijks opnieuw moet maken: hoe ik naar al die dingen kijk. De angstaanjagende gedachten in mijn hoofd, mijn imperfectie, mijn grijpreacties: kan ik mezelf aanvaarden met al mijn fouten? Het is een werk van elk moment, altijd aandachtig zijn. Ik kan niet altijd mildheid voor mezelf opbrengen, ik beoordeel mezelf steeds op zoveel. Maar ik weet nu dat er ergens een veilige plaats is waar ik terecht kan als de storm te hevig wordt: binnen het diepste van mezelf.
Dit pad is vast niet het gemakkelijkste, maar uiteindelijk wel het meest heilzame. Perfectie bereiken zal nooit gebeuren, maar groeien kan steeds. Ik heb zoveel meegenomen uit mijn therapie en blijf energie putten uit het boeddhisme. Soms wou ik dat alles snel ging, dat ik zoveel zou moeten kunnen en zoveel zou moeten zijn… en dan probeer ik mij eraan te herinneren dat ik maar een mens ben. Een mens met beperkingen en gevoelens en fouten. Verandering is traag: we zijn allemaal gewoontebeestjes. Hoe moeilijk is een vastgeroeste gewoonte om te veranderen (denk maar aan stoppen met roken)? Laat staan een gedachtepatroon… waarvan je niet een helemaal bewust bent, en wordt je dat wel, dan ben je er zeker niet trots op. Wil je het veranderen of minstens er niet door gedreven worden? Dan heb je veel geduld nodig. Geduld is spijtig genoeg niet één van mijn deugden, maar het kan altijd gecultiveerd worden.
Elke nieuwe dag is een nieuwe kans om te groeien. En uit al mijn lijden, dat ik een jaar geleden niet eens kon verdragen of plaatsen, heb ik nog het meeste geleerd. Lijden is aanwezig in elk menselijk leven, het is iets dat we allemaal gemeen hebben en dat ons ook samen kan brengen. De beste opportuniteit om compassie te leren is uit lijden. Onze geest is gemaakt om lijden te ontwijken, maar als we lijden kunnen aanvaarden, komen we een diepere kant van onszelf tegen, een kant die ons echte, onvoorwaardelijke liefde laat zien. En enkel die liefde kan onszelf en onze wereld redden.