In het boeddhisme bestaat ook zoiets als wat wij in het Westen ‘doodzonden’ noemen—verschrikkelijke, onzegbare handelingen of daden. Het zijn de zogenaamde abhithanani. (1)
De zes afschuwelijke overtredingen die in de Pali-canon vermeld staan zijn: (1) moedermoord; (2) vadermoord; (3) de moord op arahants; (4) het vergieten van het bloed van een Boeddha; (5) het veroorzaken van een schisma in de sangha en (6) verderfelijke valse overtuigingen (P. niyata micca ditthi) — Ratana-Sutta, Sutta-Nipata 2.1
De eerstgenoemde vijf daden vergen weinig verklaring. Anders is het gesteld met de laatste groep. Wat zijn ‘verderfelijke valse overtuigingen’?
Zoals steeds komt ons de Pali-canon te hulp. In de Alagaddupama-Sutta, Majjhima-Nikaya 22, lezen we waarop dit slaat:
‘Monniken, er zijn zes verkeerde grondinstellingen ( = verkeerde visies die de basis vormen voor meer uitgebreide verkeerde visies). Welke zes? (…) Het beschouwen van het lichaam (P. rupa) als volgt: “Dit is van mij; dit ben ik; dit is mijn zelf”. Op dezelfde wijze beschouwt hij de gewaarwordingen en gevoelens (P. vedana), de percepties (P. sanna), de drijfveren (P. sankharas) en het bewustzijn (P. vinnana) (2). Maar ook de volgende filosofische stellingname behoort daartoe: De wereld is identiek aan het zelf; daarom zal ik na de dood (na het uiteenvallen van de khandhas) onvergankelijk, permanent, eeuwig, onveranderlijk zijn, i.c. zal ik voor alle eeuwigheid blijven bestaan. Ook een dergelijke stellingname komt hierop neer: “Dit is van mij; dit ben ik; dit is mijn zelf”.’
Deze tekst toont nog maar eens aan hoe groot de discrepantie in opvatting ten gronde is tussen de leer van de Boeddha en de theïstische religies.