“Het getuigt van vriendelijkheid en mildheid om een conflict rustig te kunnen verdragen, naar onszelf en anderen; Het getuigt van vriendelijkheid naar onszelf en anderen om magie en sentimentaliteit te verwerpen en rustig naar de feiten te kijken. Het getuigt van vriendelijkheid en mildheid om mensen te zien zoals ze zijn, in plaats van hoe we zouden willen dat ze zijn. Het getuigt van vriendelijkheid om voor anderen te zorgen precies zoals ze zijn.” (Adam Phillips, On Kindness)
Iemand vroeg me onlangs hoe vriendelijkheid en mildheid passen binnen onze opvattingen over leiderschap. Met name ging het om de vraag of het mogelijk is om het beste uit werknemers te halen, gewoon door vriendelijk te zijn? Wat levert vriendelijkheid eigenlijk op? Ik denk aan de Dalai Lama. Voor hem geldt slechts een regel voor leiderschap: vriendelijkheid. Er bestaat geen twijfel over de kracht van zijn vriendelijke uitstraling. Mensen reageren. De motivatie om met meer levenskracht, passie en commitment te leven neemt onmiddellijk toe bij vrijwel iedereen die de Dalai Lama hoort spreken. Heb je de Dalai Lama wel eens horen lachen? Zijn lach doet iets met ons, in positieve zin. Ja, vriendelijkheid is overduidelijk een motiverende kracht. Het is de kern van leiderschap.
Het ‘kind’ in ons
Fascinerend, het zit in zelfs onze taal. De etymologische oorsprong van het Engelse woord ‘kind’ verwijst naar aard, van de aard, en de oude afleiding gecynde, of ‘aardig’. Het betekent ook van nature, het wijst dus op een natuurlijke orde, een aangeboren karakteristiek, afstamming, waar je vandaan komt. Dus aardigheid en vriendelijkheid behoren al sinds het begin van onze evolutie tot de bronnen van ons mens zijn. Vriendelijkheid veranderde geïsoleerd leven in samenwerkende gemeenschappen, een verandering die de kansen voor de menselijk soort om te overleven enorm vergroot. Ons leven bestaat omdat vriendelijkheid bestaat. Alles wat wij proberen en wat wij voorstaan., dat is het leven. Het Nederlands / Germaanse woord ‘kind’, in de betekenis van jong mens, roept onmiddellijk associaties op met onschuld, spelen, plezier. Het is dezelfde etymologische bron.
Uit allerlei onderzoeken blijkt dat een gevoel van welbehagen, autonomie, meesterschap en zingeving in het dagelijks werk veel belangrijker is voor werknemers dan materiële beloning of bedreiging. “Leader kindness and generosity are strong predictors of team and organizational effectiveness,” schrijft Harvard Business Review in een samenvatting van Adam Grant’s boek Give and Take. “Leaders are key to kindness in the workplace,” schreef de Chicago Tribune het afgelopen jaar.
Laten we het ook eens van een andere kant bekijken. Wanneer er géén vriendelijkheid tussen mensen is, lijden mensen. Zijn mensen ons ooit beter gaan behandelen nadat / omdat we onze vriendelijkheid hebben laten varen?
Als het zo logisch is, waarom zijn leiders dan niet altijd vriendelijk ? Vriendelijk zijn vraagt vertrouwen. Het lijkt erop dar er een noodlottig misverstand bestaat waardoor vriendelijkheid wordt verward met slappe knieën. Adam Phillips gaat hier in zijn boek ‘On Kindness’ dieper op in. We zijn bang dat vriendelijkheid tot besluiteloosheid leidt en dat de ander ons niet serieus neemt en misbruik van ons maakt. Vriendelijkheid, of we het nu geven of ontvangen, kan zelfs gevoelens van schaamte oproepen. Het maakt je immers kwetsbaar en afhankelijk En, het allerbelangrijkste: We weten amper hoe we echt vriendelijk kunnen zijn voor onszelf, laat staan voor een ander.
Zelfs nadenken over vriendelijkheid helpt al.
Dus, overweeg het, de mogelijkheid om vriendelijk te zijn. Zelfs er over nadenken helpt al. Overweeg de mogelijkheid dat we altijd resultaten krijgen wanneer we er voor kiezen om allereerst vriendelijk te zijn. Hoe ziet dit er in de praktijk uit? Voor mij betekent het dat ik moet beginnen met vriendelijkheid, mildheid naar mezelf. Dat is nog best moeilijk, maar als ik mezelf niet vriendelijk tegemoet treed, hoe kan ik dan vriendelijk zijn naar een ander? Het betekent mezelf aanvaarden in alles wat ik wel en niet ben, mijn eigen vooronderstellingen, aannames en daden onderzoeken zonder oordeel, zo objectief mogelijk – vanuit een vriendelijk en welwillend bewustzijn. Want vanuit mijn vriendelijk aanwezig zijn, mild en vol begrip, kan ik verder en verder om mij heen kijken en zien wat vriendelijkheid in mijn directe omgeving doet. Ik kan aandacht geven, zorgzaam zijn en mensen misschien helpen, ik kan vragen stellen vanuit dit uitgangspunt. Zorgzaamheid voor mezelf en voor anderen, voor de mensen om mij heen, voor de mensen met wie ik werk. Ik kan empathie, steun, en bemoediging bieden. Een situatie kan misschien niet goed zijn, de mensen in die situatie, zijn altijd, altijd, altijd heel. Ik wéét dit vanuit en in deze open, wijde ruimte van vriendelijkheid.
We kennen het hele verhaal nooit. Maar we kunnen belangstellend zijn en de situatie vanuit betrokkenheid onderzoeken. We kunnen dit doen vanuit een niet vooringenomen, open helderheid. We kunnen luisteren. We kunnen meerdere perspectieven omhelzen. We kunnen onszelf vragen, hoe zien andere mensen ons? Hoe zouden onze werknemers ons zien? Vriendelijkheid is waarheid en volledige aanwezigheid. Het is liefderijke zorgzaamheid. Het is een vaardigheid die bij ons zelf begint. Gemakkelijk? Ja en nee. Overweeg om vriendelijk te zijn en het wordt gemakkelijker. Je ademhaling, bewust waargenomen vanuit vriendelijkheid is een onmiddellijk en krachtig begin. Altijd weer.
Je kunt het ook als volgt zien: We kunnen vriendelijkheid verwerpen, maar vriendelijkheid verwerpt ons nooit. Vriendelijkheid is onze kinderlijke, oorspronkelijke aard, het is wie we zijn, sterk en veerkrachtig. Nu of later, vriendelijkheid is de weg die we moeten volgen, dus we kunnen die weg net zo goed nu gaan volgen. Het is de enige weg naar blijvend succes. Hoe bevrijdend is het, wanneer je je dit realiseert.
En hier is Kurt Vonnegut: ’Hallo, baby’s. Welkom op Aarde. Het is er heet in de zomer en koud in de winter. Ze is rond en nat en overbevolkt. Met wat geluk, baby’s, hebben jullie hier honderd jaar. Er is maar één regel die ik ken, baby’s – „Verdomme, je moet aardig zijn.” ’ (Uit God Bless You, Mr. Rosewater, 1965.)