The magnificent space of our minds
Grows in all things.
It cannot be removed.
It is profound.
It holds the waves of the great ocean.
It is not disturbed.
The uncontrived is pure.
It is the intent of space.
It is the many things.
That is why it is the mind itself.
As for our lust, hatred, dull vision, and jealousy, Our true minds are pure.
There is nothing to reject.
The ugly, the friendly, the divisive,
And attitudes that are mean or prejudicial Are not things to be taken up.
In the fields of practice of our five senses We are joined together with the majestic space that equals the sky.
In the fields of practice of the sky,
Which is our true self,
We have nothing whatever to lust for or to acquire.
The high,
The expansive,
The origin of all things,
That which is difficult to understand,
That which turns out to be our soul:
The non-conceptual is an all-encompassing thusness.
This is why it is the king
Who brings forth the sky.
In this same way,
Our true minds are self-originating.
This is how it appears.
Our circle is one.
Sky Space is een Tantra van de Grote Perfectie, de Dzogchen of Atiyoga. Het werd in de achtste eeuw van onze jaartelling in het Tibetaans vertaald in India, en is in Tibet al meer dan duizend jaar goed verzorgd. Daarin wordt ons het tijdloze onderricht van Vajrasattva over de essentie van onze eigen geest gepresenteerd. Dit geschrift is een transmissie die de Vajra Brug (Dorje Zampa) wordt genoemd. In de verdeling van Tantras die de Gedachtensectie, de Ruimtesectie, en de Upadeśa Instructiesectie omvat, is Hemelse Ruimte een Wortel Tantra van de Ruimtesectie. Het is hier voor het eerst vertaald in een moderne taal. Deze vertaling werd voltooid in de tijd van de coronavirus epidemie, terwijl het afgesloten was. Er staat in Sky Space dat de inhoud bedoeld is voor hen die leven tijdens de laatste vijfhonderd jaar van het onderricht. Het lijkt me belangrijk dat deze vertaling nu uitkomt.
Christopher Wilkinson begon zijn carrière in de boeddhistische literatuur in 1972 op vijftienjarige leeftijd, toen hij de toevluchtsgeloften aflegde van zijn goeroe Dezhung Rinpoche. In datzelfde jaar begon hij met de formele studie van de Tibetaanse taal aan de Universiteit van Washington onder Geshe Ngawang Nornang en Turrell Wylie. Daarna ontving hij vele instructies van Kalu Rinpoche en voltooide hij de traditionele beoefening van vijfhonderdduizend Mahamudra-voorbereidingen. Op achttienjarige leeftijd werd hij boeddhistisch monnik en woonde hij in het huis van Dezhung Rinpoche terwijl hij zijn studie voortzette aan de Universiteit van Washington. In 1980 studeerde hij af met een B.A. in Aziatische Talen en Literatuur en een B.A. in Vergelijkende Religie (College Honors, Magna Cum Laude, Phi Beta Kappa). Na een rondreis van twee jaar langs boeddhistische pelgrimsoorden in heel Azië werkte hij vijf jaar in de vluchtelingenopvang in Seattle, Washington, waarna hij naar de Universiteit van Calgary ging voor een M.A. in Boeddhistische Studies, waar hij een baanbrekend proefschrift schreef over de Yangtik-overdracht van de Grote Perfectie-traditie, getiteld “Clear Meaning: Studies over een dertiende-eeuwse rDzog chen Tantra”. Vervolgens werkte hij aan een kritische editie van de Sanskriet tekst van de 20.000 regels tellende Perfectie van Wijsheid in Berkeley, Californië, gevolgd door een intensieve studie van de Birmese taal in Hawaii. In 1990 begon hij drie jaar als gasthoogleraar Engelse literatuur in Sulawesi, Indonesië, waar hij de overblijfselen van het oude Sri Vijaya-rijk onderzocht. Hij werkte enkele jaren als research fellow voor de Shelly and Donald Rubin Foundation en speelde een rol in de vroege ontwikkeling van het Rubin Museum of Art. In de jaren daarna werd hij Research Fellow aan het Centre de Recherches sur les Civilisations de l’Asie Orientale, Collège de France, en doceerde hij vijf jaar aan de University of Calgary als Adjunct Professor. Hij heeft vele boekdelen met vertalingen gepubliceerd, en gaat hiermee door.