Recentelijk publiceerde het Boeddhistisch Dagblad over de politiek-wetenschappelijke opvattingen van Karl Popper en van Hannah Arendt naar aanleiding van hun boeken The Open Society and Its Enemies en van Totalitarianism. Van Marten Toonder (1912-2005) is bekend dat hij mild kritisch schreef en tekende over maatschappelijke onderwerpen. Zijn Heer Bommel en de Partij van de Blijheid verscheen voor het eerst op 16 maart 1951 en liep tot 29 mei van dat jaar. Zijn Tom Poes en de grote Barribal verscheen voor het eerst van 13 december 1965 tot en met 19 februari 1966. Jan Kuijk schrijft in de Groene Amsterdammer (2005) over Toonder: ‘Ook al schiep zijn verbeelding een dikwijls wat bizarre wereld met opmerkelijke anachronismen, het hele werk getuigt achteraf gezien van een treffende actualiteit.’ Het volgende artikel in twee delen geeft een indruk van beide verhalen met een aanvulling.
Blijheid
Het gaat niet goed met Rommeldam. Het regent er al tijden pijpenstelen en veel bewoners liggen ziek te bed door een niet-kwaadaardige griepepidemie. De straten zijn leeg op huisarts Galpiepers autootje na. Als Poes heer Bommel (OBB) op Bommelstein aantreft, heeft deze last van griepverschijnselen en is geprikkeld over de gerezen situatie. Op het raadhuis heeft burgemeester Dickerdack te kampen met ziekte van de gemeenteraad, en van de wethouders. Van het ambtenarenkorps is alleen de klerk eerste klasse Dorknoper aanwezig. De burgervader besluit personeel te werven en Wammes Waggel biedt zich als ‘een personeel’ aan. Hij wordt aangenomen en maakt razendsnel carrière.
Aangemoedigd door Poes wil Bommel met zijn idee van de Partij van de Blijheid de stad uit het slop trekken. Wandelend over het verlaten raadhuisplein vertelt hij Poes over zijn plannen en zij komen de huppelende en luid zingend Waggel tegen. De paraplu van OBB waait stuk, waarop het drietal vlucht naar het cafeetje bij het raadhuis. Daar treffen zij het oplichterstweetal Bul Super en Hiep Hieper aan. De Super-Havanna van Super ontploft, de getroffen OBB barst in woede uit en vertrekt met Poes de regen in. Wammes zit op het stadhuis en dat biedt perspectieven. Super en Hieper horen hem uit. Hij zit nog niet alleen op het stadhuis, maar Dorknoper en Dickerdack zijn snel daarna uitgeteld. Waggel vervangt nu iedereen: reageert: ‘Hoger kan het niet!’
Poes gaat verhaal halen bij commissaris Bulle Bas, maar die raadt hem aan ‘niet verder die opruiende taal over de gezagsdrager Waggel te laten horen, want dat is strafbaar!’ Poes stelt de beer voor het beste ervan te maken, misschien is de Partij van de Vrijheid iets. Met fiere tred begeeft Bommel zich, vergezeld door Poes zich naar het stadhuis om de diensten van de Partij van Blijheid aan te bieden.
Daar probeert het oplichterstweetal Waggel te paaien om samen ‘deze suffe stad eens op poten te zetten.’ Het lijkt Wammes wel wat. Er klinkt een klop op de deur en het tweetal vlucht een kast in. De beer en de poes komen binnen. Wammes ziet het grappige van de situatie in en wijst giechelend naar de kast. Poes opent de kastdeur en Bommel zegt op strenge toon: ‘Wat hebben jullie hier te maken?’
De beer zelf legt uit dat hij en zijn Partij van de Blijheid een daad willen stellen. Hij vraagt Waggel om de handen ineen te slaan en lid te worden van de nieuwe partij. Bul en Hieper klappen begeesterd. Bul laat er geen gras over groeien en laat ‘W. Wagl, gemeentebestuurder’ de benoeming van Bommel tot Ereburger ondertekenen. Super wordt Organisator van de partij. Met een gul gebaar leegt de ereburger zijn portefeuille als eerste bijdrage voor het Grote Rommeldamse Pretcentrum en verlaat met Poes het stadhuis. Tom vertrouwt het niet: ‘Super en Hieper zijn schurken en Wammes is…eh..nu ja, Wammes! Dat gaat nooit goed!’
Wagl
Hierna gaat het snel. In de burgemeesterskamer dicteert Super het ene na het andere gemeentebesluit. W. Wagl ondertekent ze en ziet dat de koekjesprijzen omhooggaan. ‘Belastingen? Dit zijn kleine verhoginkjes op de prijs van allerlei artikelen en dingen ‘Blijheidsofferpenninkjes’,’ aldus Super. Journalist Argus van de Rommelbode schrijft een wervend artikel over het Pretcentrum en over de penninkjes, wat de volgende ochtend Poes’ wantrouwen sterkt. Overal in de stad verschijnen reclameborden en vlaggen om het centrum aan te prijzen. Politieagenten bewaken de Vreugdebussen en sporen burgers aan er hun Blijheidsbijdrage in te storten: ook een nieuwe gemeenteverordening. Poes vraagt commissaris Bas of dit mag. Het Pretcentrum is een gemeentebesluit en hij waarschuwt Tom niet gediend te zijn van diens ‘opruiende taal! Je bent aan het stoken! Ha!’
Ontknoping
Tijdens Bommel’s en Poes’ rondleiding van het Internationaal Pretcentrum schept Bul Super op over de glanzende marmeren zuilen van het griezelparadijs. De beer klopt zijn pijp uit op een zuil en met een ‘dof, knappend geluid’ valt er een groot gat in het gesteente. Een zwak plekje, volgens Super. Bommel en hij vervolgt de rondleiding, maar Poes blijft achter en ontdekt kippengaas, bordpapier, houten latten en overschilderde gips en kalk en geen marmer. Hij valt, belandt op een telefooncel en luistert bij toeval een gesprek van Bul af, Tom’s vermoedens worden bevestigd. Hij licht de commissaris in, maar die wil niet luisteren naar opruiing. De bevolking is zwaar in mineur, maar blijft passief. Uit een geluidswagen klinkt de pittige Internationale Pretmars van de opening van het Grote Internationale Super-Pretcentrum van Rommeldam. Enkele van Poes’ omstanders willen geen pret maken en volgen hem naar het stadhuis. Bul kan niet iedereen binnenlaten in de burgemeesterskamer en wenkt Poes. Met een valse lach belt de ondernemer de politie, geeft Poes een klap op het hoofd en sluit hem op in een kast. Commissaris Bulle Bas treedt binnen en zegt met krachtige stem tegen de pretweigeraars dat alle Rommeldammers aanwezig moeten zijn bij de opening van het centrum. Hij dondert: ‘Voorwaarts! Op naar het Pretcentrum!’ Bijeengehouden door een sterke politiemacht begeeft de moedeloze bevolking zich op pad.
Tom Poes komt bij en hoort vanuit de kast dat het criminele tweetal zijn slag wil slaan. Als zij zijn vertrokken belt burgemeester Dickerdack op vanuit het zonnige Zuiden. Hij had gelezen over het pretcentrum en het gesprek met Tom verontrust hem nog meer. Hij belooft snel naar Rommeldam te komen. Buiten gekomen ziet hij dat Super en Hieper twee kisten uit de Stadsspaarbank in een verhuiswagen laden. Super gaat langs bij de Boerenleenbank, terwijl Poes Hieper uitschakelt en wegrijdt met de wagen. Super springt echter achterin met Hieper en een geldkist. Poes stopt vlak voor de commissaris en Bommel. Poes en Super beschuldigen elkaar van diefstal en de inmiddels gelande burgemeester stapt uit zijn helikopter draagt op om het louche tweetal te arresteren.
De twee slaan op de vlucht en Poes gaat hen achterna. Terwijl een wilde achtervolging in de achtbaan plaatsvindt, neemt Dickerdack krachtdadig afstand van het Pretcentrum en de Partij van de Blijheid. Massaal keren de Rommeldammers zich tegen de opgedrongen leut en slaan alles kort en klein. Bommel slaat de vernielingen ontzet gade en zegt klagerig: ‘Ach, ach! Ik ben blij, dat mijn goede vader dit niet ziet.’ Burgemeester Dickerdack roept via de luidsprekers om dat alles is te wijten aan Wammes Waggel en Bul Super. Bij de luchtschommels aangekomen geeft Bul Hieper opdracht de wapens te trekken en te schieten op de eerste de beste diender die er aankomt. Tom Poes weet door botsing met zijn luchtschommel het misdadige stel tegen de grond te werken en voorkomt dat de commissaris Bulle Bas wordt neergeschoten. De twee arrestanten worden afgevoerd.
Op het stadhuis stelt burgemeester Dickerdack orde op zaken. Waggel wordt op wachtgeld geplaatst, zijn besluiten worden opgeschort en Dorknoper moet worden opgespoord. Daarna kunnen de gemeenteraad en wethouders weer aan het werk en tot slot zal de oververmoeide burgemeester zelf naar het Zuiden gaan. Hij bedankt Poes hartelijk voor zijn medewerking: ‘Je hebt me een grote dienst bewezen en me van een groot gevaar gered.’
Wanneer Poes Bommel opzoekt, treft hij hem uitgeblust aan bij Wammes Waggel die zich vermaakt op een hobbelpaard. De beer ziet dat alles teruggekeerd is tot het saaie normaal en dat de tijd niet rijp is voor de Blijheid. Hij loopt te ver voor. Wammes Waggel heeft zich echter reuze vermaakt, zelfs als zijn hobbelpaard van triplex in elkaar zakt.