Je zult vergeefs zoeken naar bronvermeldingen. Iedere zin is ‘naar mijn voorlopige mening’ en elke stelling poneer ik ‘volgens mijn huidige inzichten’. Ik neem de volle verantwoordelijkheid voor elk citaat op me, in de context van het moment. Misschien is wat ik schrijf zowel waar als niet waar, of noch waar, noch niet waar, want dat kan ook. Openheid is de bron van wijsheid, en elk ‘zeker weten’ is een rotsblok waarmee je die bron afsluit. Neem niets zomaar van anderen aan, ook niet van mij. Toets het zelf. Doe dat vooral grondig.
Een Raja is een Indiase vorst. Je kunt Raja yoga dan ook de “vorstelijke yoga’ noemen, ofwel een vorm van yoga die past bij koningen. Daarmee is niet gezegd dat het een vorm van yoga is die uitsluitend door koningen werd of wordt beoefend. De benaming moet uitdrukken dat het een yoga-vorm is die met kop en schouders boven de andere vormen uitsteekt. Of dat zo is, is maar de vraag. Je kunt namelijk concluderen dat Raja yoga een kundig bijeen geharkt samenstelsel is van de klassieke yoga vormen, aangevuld met een moralistisch sausje. De basishypothese ‘alles is Eén’ en het doel: ‘ervaren van éénheid’ zijn hetzelfde als bij alle klassieke yogavormen.
Raja yoga is onderverdeeld in acht verschillende geledingen (asthanga).
Om te beginnen zijn er 5 yama’s en 5 niyama’s
De eerste van yama. : Ahimsa. In de tijd van Mahatma Gandhi kreeg het begrip ahimsa wereldwijd bekendheid. Gandhi vond namelijk dat de onafhankelijkheidsstrijd van India zonder geweld gevoerd moest worden. En dat had succes! Daarmee bewees Gandhi ook dat geweldloosheid alles behalve slap gedoe was. Integendeel. Na Gandhi kun je stellen dat geweld gebruiken iets is voor de zwakken, terwijl de waarachtig sterken geweldloosheid inzetten om hun doel te bereiken. Ahimsa omvat véél meer dan alleen “niet doodslaan”. Het houdt ook in: niet schelden, niet vloeken, geen krachttermen gebruiken, niet om je heen lopen meppen en ga zo maar door. Ook Jezus Christus predikte op zijn manier ahimsa, zonder dat woord te gebruiken (want toentertijd kende waarschijnlijk niemand in het huidige Jeruzalem en omstreken dat begrip.) Jezus vraagt zijn volgelingen bijvoorbeeld om bij gewelddadige vernederingen af te zien van gewelddadige tegenacties. Dat is ahimsa! Zijn volgelingen mogen geen kwaad met kwaad vergelden. Hij pleitte voor een houding die geweld beperkt en zelfs kan uitbannen. Dat is ahimsa! Maar, zullen sommige bijbelkenners roepen, Jezus zei ook: (Matt.10:34) “Jullie moeten niet denken dat Ik ben gekomen om vrede te brengen op de aarde. Ik ben niet gekomen om vrede te brengen, maar het zwaard. “ Klopt. Dat klinkt heftig en lijkt ver af te staan van ahimsa. Maar een zwaard is zoveel méér dan een moordwapen! Het is ook een ding waarmee je bijvoorbeeld knopen door kunt hakken of waarmee je waarheid en leugen kunt scheiden of anders gezegd, waarmee je onwetendheid kunt bestrijden. Het zwaard brengen krijgt dan niet zozeer de betekenis van elkaar doodsteken of de kop afhakken, maar eerder: moeilijke keuzes maken en je niet laten misleiden door fake news, babbeltrucs en praatjes voor de Bühne. Bovendien zei Jezus ergens anders (Matth. 26:52):” wie naar het zwaard grijpt, zal door het zwaard vergaan”. Dat is duidelijke taal, met de betekenis: geweld roept geweld op, en dat lost niks op – dus niet aan beginnen.
Ahimsa dus. Voor de beoefenaar van Raja yoga houdt dat – behalve bovenstaande – onder meer ook in: gebruik geen ‘dooddoeners’; maak anderen niet monddood; druk jouw zin niet door; probeer niet met alle geweld gelijk te krijgen, te hebben en te houden; verniel de natuur niet. Als je meer over ahimsa wilt weten: je kunt er heel veel over op internet vinden.
Er zijn mensen die zover gaan dat ahimsa ook betekent dat je vegetariër moet zijn, omdat je geen dieren mag doden. Zover wil ik niet gaan. Als je per se vegetariër zou moeten zijn om yoga te kunnen beoefenen, dan zou een Eskimo waarschijnlijk nooit een echte yogi kunnen zijn. Dát is flauwekul. Een yogi streeft ernaar éénheid te ervaren met alles en iedereen. Dat is alleen mogelijk wanneer hij dat óók zoekt in wat hij eet en drinkt. Wanneer je geen vlees eet, dus vegetariër bent, maar verder weinig tot geen verbinding hebt met wat je tot je neemt, heeft jouw voedselkeuze weinig met ahimsa van doen en al helemaal niets met yoga. Plantaardig voedsel dat is verbouwd op een wijze waardoor de natuur naar de knoppen gaat, is “gewelddadig” verkregen voedsel. Eet je daarentegen wel vlees van een dier dat eerst een prima leven heeft gehad, en voel je bovendien diepe verbondenheid met het dier dat jou zijn lichaam heeft gelaten om op te eten, dan neem je het dier bij wijze van spreken respectvol in je op. Jullie worden in zekere zin één. Dat is wél met yoga in overeenstemming. Uiteraard ben je als yogi mordicus tegen iedere vorm van voedselproductie waarin respect voor de natuur ver te zoeken is of zelfs geheel ontbreekt. Geen respect hebben voor de natuur, of de natuur geweld aandoen, staat gelijk aan geen zelfrespect hebben en jezelf geweld aan doen, want jij en de natuur zijn één! En juist dat wil je door het beoefenen van yoga ervaren.
Het tweede aspect van yama is: waarheidlievendheid (Satya). Swami Satyananda droeg die naam omdat hij vreugde (ananda) ervoer door satya (de waarheid ) lief te hebben. Maar wat is waarheid? Zijn waarheid en werkelijkheid hetzelfde? Nee! Er is slechts één werkelijkheid, ook al ervaren miljarden mensen die allemaal op hun eigen manier en daardoor zijn er ook miljarden ‘waarheden’ . Je mag het ook omdraaien en stellen dat er maar één waarheid is, en dat miljarden mensen daar allemaal hun eigen werkelijkheidsbeleving bij hebben. Hoe het ook zij, waarheidlievendheid houdt nooit in dat je jouw eigen ervaren van de werkelijkheid of van wat waar is boven die van anderen mag stellen. Het houdt in dat je donders goed beseft dat jouw visie, jouw beleven, jouw ervaren van wat waar en werkelijk is, er slechts één van miljarden visies, belevingen en ervaringen is. Natuurlijk volgde swami Satyananda zijn eigen visie en hield hij deze ook aan anderen voor, maar hij deed dat altijd mét respect voor andere visies, belevingen en ervaringen. Waarheidlievendheid houdt in dat je altijd bereid bent bij te leren, bij te stellen en beter te formuleren. De waarheid en de werkelijkheid zijn immers altijd groter en grootser dan één mens kan bevatten en ervaren. De ware werkelijkheid is groter en grootser dan miljarden mensen samen kunnen bevatten en ervaren. Het leidt tot een ongelooflijke vreugde wanneer het besef tot je doordringt dat je daar één mee mag en kunt zijn… eerst door de eigen beperktheid te erkennen – daarna door haar los te laten zodat je die beperktheid tenslotte kunt ontstijgen en tenslotte door inderdaad “boven iedere beperktheid te staan”. Jezus hield wijselijk zijn mond toen Pilatus hem vroeg wat “waarheid” is. In de stilte van het zwijgen liggen immers alle mogelijke antwoorden. Stel je voor dat hij even kort en bondig had uitgelegd wat waarheid is? Hij zou de waarheid daardoor alleen maar minder al-omvattend hebben gemaakt!
Komen we bij het derde aspect van yama: niet stelen (Āsthēya). Stelen is: je iets zonder toestemming én zonder gelijkwaardige vergoeding toe-eigenen dat niet van jou is. Dat “zonder gelijkwaardige vergoeding” is belangrijk. Proberen iemand tijdens een onderhandeling een poot uit te draaien door te proberen minder te vergoeden dan de werkelijke waarde van hetgeen waarover je onderhandelt, is gewoon stelen! Anders gezegd: wanneer je niet een eerlijke prijs betaalt voor iets dat je koopt, steel je. Is het niet van de verkoper, dan is het wel van de persoon die ervoor heeft gezorgd dat je het überhaupt kunt kopen. In dat licht bezien, wordt er in de wereld ongelooflijk veel gestolen! Zo krijgen boeren vaak geen eerlijke prijs voor hun producten. Daardoor worden ze min of meer gedwongen zo goedkoop mogelijk te produceren… met alle gevolgen van dien voor de natuur. En omdat wij in het Westen graag zo goedkoop mogelijk spullen willen kunnen kopen, halen we ze uit landen waar duizenden mensen onder erbarmelijke omstandigheden aan het werk zijn om die spullen te maken. Kleding bijvoorbeeld. Of speelgoed. Dat maakt bijna alle consumenten tot dieven. ‘Stelen’ zit in ons (vooral westerse) maatschappelijk systeem. Als we dit willen veranderen, moet het roer wereldwijd om, recht tegen het consumentisme en kapitalisme in. Het klinkt wellicht erg cliché, maar door ‘te stelen’ worden de rijken alsmaar rijker en de armen alsmaar armer.
Stelen gaat niet alleen over goederen of anders geformuleerd ‘materiële zaken’. Het gaat ook over: ideeën; identiteiten; kansen en over abstracte zaken als privacy en vrijheid. Plagiaat plegen is gewoon diefstal. Iemands idee afbranden en er dan later zelf mee komen alsof het van jou is: stelen. Een collega in het ongewisse laten van een promotiekans omdat je daardoor zelf een betere kans hebt? Je steelt. Je voordoen alsof je iemand anders bent, door bijvoorbeeld op zijn naam iets te regelen of te bestellen? Je steelt zijn identiteit. Schenden van privacy is in zekere zin óók een vorm van diefstal. Je neemt de ander immers iets af. En ontneem je iemand die dat niet verdiend de vrijheid … je steelt. Zo beschouwd kunnen ouders en kinderen elkaar bestelen, wanneer zij elkaar vrijheden ontnemen om er zelf beter van te worden.
Wie niet wil stelen, is gedwongen héél bewust te leven en om zijn handelen kritisch te beschouwen. Als je dat doet, leidt dat tot ontnuchterende ontdekkingen. Misschien ‘steel’ je zelf niets direct, maar doe je dat wel indirect via via omdat ‘stelen’ zit ingebakken in het maatschappelijk systeem waar je zelf dag in dag uit mee te maken hebt. Dat systeem is er echter niet voor de eeuwigheid. Het kán veranderen, en op termijn zal het ook veranderen wanneer meer en meer mensen ontdekken dat zij feitelijk één zijn met alles en allen.
Het vierde aspect van yama is: beheersing van seksuele energie (Brahmachārya). Dat staat er nu wel, ‘beheersing van seksuele energie’ maar als je Brahmacharya naar de letter vertaald, staat er zoiets als: je naar Brahma toe bewegen, naar de schepper. Brahmacharya kun je vrij vertalen als ‘onthouding of zelfbeheersing’. Dat heeft niet alleen met seks te maken. Seks is interessant, al is het alleen maar doordat veel mensen er mee worstelen. Voor iemand die Raja yoga beoefent, betekent brahmacharya dat hij zich moet weten te beheersen. Op allerlei gebied. Plat gezegd: jij bent zelf de baas, en je moet jouw gedrag niet laten bepalen door jouw hormonen, noch door jouw behoeften, wensen of verlangens. En dat geldt voor elk gebied, niet alleen voor seks. Je moet leren om jouw energie in balans te houden. Nu is het ook weer niet nodig om ascetisch te gaan leven. Een asceet is iemand die om spirituele redenen zoveel mogelijk afstand doet van materieel comfort, om zich intensief (vol vuur) toe te leggen op de eigen geestelijke ontwikkeling. Maar om in de eenentwintigste eeuw een ascetisch bestaan te leiden, hoef je je niet terug te trekken in een grot of te verhuizen naar een afgelegen, bar oord. Het is zeer goed mogelijk om in een stad ascetisch te leven door af te zien van alle overbodige luxe, en serieus – maar enthousiast – aan je spirituele ontwikkeling te werken. Dát is wat brahmacharya beoogt: betrachten van matigheid, zorgen voor balans en harmonie. Of zoals men vroeger zei: “niet overdrijven en vooral gewóón doen”. Dus niet te veel of te weinig eten; niet te veel of te weinig bewegen; niet te veel of te weinig van dit of van dat … gewoon nergens te van (behalve van tevreden zijn, dat is prima). En: rekening houden met alles en allen, want jij wilt als Raja yoga beoefenaar tenslotte ervaren dat je daar één mee bent? Nou dan …
Komen we bij: vrij zijn van bezitzucht (Aparigraha). Yoga is anti hebben, hebben, hebben. Ik kan het eerlijk gezegd niet beter verwoorden dan Ed Hoornik in volgende gedicht.
Hebben en zijn
Op school stonden ze op het bord geschreven.
Het werkwoord hebben en het werkwoord zijn;
Hiermee was tijd, was eeuwigheid gegeven,
De ene werklijkheid, de andre schijn.Hebben is niets. Is oorlog. Is niet leven.
Is van de wereld en haar goden zijn.
Zijn is, boven die dingen uitgeheven,
Vervuld worden van goddelijke pijn.Hebben is hard. Is lichaam. Is twee borsten.
Is naar de aarde hongeren en dorsten.
Is enkel zinnen, enkel botte plicht.Zijn is de ziel, is luisteren, is wijken,
Is kind worden en naar de sterren kijken,
En daarheen langzaam worden opgelicht.
Vrij zijn van bezitzucht betekent niet dat je niets mag hebben. Het betekent in de eerste plaats dat je je nooit aan je bezit moet hechten; in de tweede plaats dat je tevreden moet zijn met wat je hebt en ten derde dat je niet méér moet willen bezitten dan je werkelijk nodig hebt. Je “niet hechten” is voor een yogi sowieso belangrijk, want je kunt je alleen ergens aan hechten wanneer jij datgene waar je je aan hecht ervaart als iets aparts, als iets buiten jezelf. Het is een dualistische gedachte. En yoga is per definitie nondualistisch: alles en allen zijn tenslotte één. Tevreden zijn met wat je hebt, sluit begeren uit en het sluit dankbaar zijn juist in. In de eenentwintigste eeuw is tevreden zijn met wat je hebt vaak het moeilijkst voor westerse mensen die al veel hebben. Ze willen nog méér. En als ze niet méér willen, dan willen ze iets anders! En als ze niet iets anders willen, dan willen ze hetzelfde, maar dan nieuwer! En ga zo maar door. Het is zelden goed, of het kan beter, mooier of handiger.
Niet méér willen hebben dan je nodig hebt, ligt in het verlengde van tevreden zijn. Wat moet je met tien paar schoenen, drie paar laarzen, zes paar sloffen en een aantal paren sandalen als jij zelf maar één paar voeten hebt die je onmogelijk overal tegelijk in kunt steken? En wat moet je met meer geld op de bank dan je nodig hebt om je vaste lasten te betalen, je eten en je kleding te kopen en wat je verder nodig hebt om gezond te blijven? Een oud gezegd stelt dat in jouw laatste kostuum géén zakken zitten, en als je die wel zou hebben, dan zit er niks in. Je bent met niets op aarde gekomen, en je gaat er met niets weer van af. Daarvan is een Raja yogi zich terdege bewust. Natuurlijk mag je “eigen spulletjes” hebben, maar zie ze meer als ‘gekregen in bruikleen’ dan als iets waar jij méér recht op hebt dan wie dan ook. Dat heb je namelijk niet. Dat jij iets ‘hebt’ en een ander niet, zadelt je op met verantwoordelijkheid voor wat je ‘hebt’. Je moet er goed voor zorgen, verstandig mee omgaan enzovoorts. Wil je dat niet, of kun je dat niet … geef het dan aan iemand die het wél kan.
Wees en blijf vrij van alle bezitterigheid. Sommige mensen gaan zelfs zover dat ze denken dat andere mensen ook te bezitten zijn. Mijn kinderen, mijn vriend(in); mijn partner; mijn, mijn, mijn … En dan heb ik het niet over ‘bij wijze van spreken’. Ik heb het over de waanzin dat iemand zelfs maar kan denken dat een kind, een vriend(in) of welk ander mens dan ook bezit kán is. Kahlil Gibran schreef het in zijn boek ‘De Profeet’:
“Je kinderen zijn je kinderen niet.
Zij zijn de zonen en dochters van ’s levens hunkering naar zichzelf.
Zij komen door je, maar zijn niet van je,
en hoewel ze bij je zijn, behoren ze je niet toe.”
enzovoorts.
En dan te bedenken dat er in deze wereld nog steeds mensen leven die ‘in bezit zijn’ van mensenhandelaren, uitbuiters, pooiers, en andere ‘slavenhouders’.