Kun je boeddhisme combineren met tàijí? Het lijkt aantrekkelijk, maar het is in weinig retraites echt aan de orde. Het komt alleen in China regelmatig voor. Natuurlijk kun je in veel meditatiecentrum wel een tàijí-cursus volgen, maar meestal wordt dat niet gecombineerd met vipassana of zen. Hier volgt een korte evaluatie.
Een retraite
Het is alweer enige tijd geleden dat ik een vipassanaretraite deed in het Buddhadāsa-Centrum in de plaats Chaya in het zuiden van Thailand. Zoals gebruikelijk had iedereen te kampen met pijn in de rug en de benen als gevolg van de vele uren meditatie die je dan doet. Om deze problemen enigszins te verlichten stond er elke dag een vol uur yoga op het programma. Natuurlijk was dat niet genoeg en naarmate de tijd verstreek was het voor vooral de beginners steeds meer afzien.
Tijdens de evaluatie aan het einde van de retraite waren er verschillende mensen die zich hardop afvroeg waarom er niet meer uren beweging waren ingelast. Sommigen hadden graag wat tàijí willen doen om de spieren wat te ontspannen. Iedereen had natuurlijk wel veel loopmeditatie gedaan, maar daar word je niet echt soepel van.
Verschillende culturen?
De organisatie ging niet in op deze voorstellen, blijkbaar vonden ze dat tàijí niet met meditatie te combineren viel. Tàijí komt nu eenmaal uit een andere cultuur dan de vipassanatraditie. Aan de ene kant ligt deze afwijzing niet voor de hand, want bij het praktiseren van tàijí heb je heel wat concentratie nodig, maar aan de andere kant staat tàijí nu eenmaal bekend als een vechtsport. Vechten en mediteren gaan nu eenmaal niet samen. Als je vecht probeer je iets aan de wereld te veranderen, je probeert namelijk het welzijn van je tegenstander te verminderen, en als je mediteert probeer je de wereld juist te aanvaarden zoals die is.
De mythe van tàijí
Er is sinds de jaren vijftig een hele industrie opgekomen van vechtfilms waarin wordt gesuggereerd dat je op een hele meditatieve manier kunt vechten en dat je dan bovendien altijd wint. Tàijí zou het geheim hiervan bewaren, door dat te beoefenen krijg je immers een soort innerlijke kracht. In 2017 heeft de Chinese MMA (mixed martial arts) beoefenaar Xù Xiăodōng echter laten zien dat dit verhaal een fabeltje is. Hij daagde de tàijí meester Wei Lei, die nogal eens had gezegd dat hij onverslaanbaar was, uit voor een openbaar gevecht. Het kostte hem minder dan 20 seconden om deze onverslaanbare meester tegen de grond te werken. Als men hem niet had tegengehouden, was deze grote meester ongetwijfeld in het ziekenhuis beland. Sindsdien heeft meneer Xù verschillende andere meesters bevochten en nog meer uitgedaagd, maar steeds moesten deze beoefenaars van de innerlijke vechtkunst al snel het onderspit delven. Hij werd er in de pers van beschuldigd de Chinese cultuur te grabbel te gooien en hij heeft nu zo weinig sociale kredietpunten dat hij niet meer met het vliegtuig of de sneltrein mag reizen.
De voordelen van tàijí
Wat leer je dan wel van tàijí? Nou, dat is heel wat.
- Om te beginnen leer je een ontspannende lichaamshouding aan te nemen en op een ontspannen manier te bewegen. Daardoor word je ook geestelijk meer ontspannen
- Je wordt je meer bewust van hoe je in je vel zit.
- Je leert je bewust te worden van hoe je je beweegt en tegelijkertijd je aandacht op een vast doel gericht te houden.
- Je leert hoe je je doelen kunt bereiken zonder geweld te gebruiken.
- Je leert je evenwicht beter te bewaren, zowel geestelijk als lichamelijk.
- Door moeilijke bewegingen te leren word je handiger.
- Het in een vloeiende opeenvolging langzaam uitvoeren van de bewegingen brengt een inwendige massage op gang die de gezondheid bevordert en versterkt.
Dit is nog maar een kleine opsomming. Een voorwaarde voor het leerproces is wel dat je het leert van iemand die weet hoe het moet, dat je het een paar jaar moet volhouden en elke dag wat moet oefenen. Als je al deze voordelen ziet, dan lijkt het toch wel een goed idee om tàijí te gebruiken als ondersteuning van meditatie. In China wordt dat dan ook wel gedaan.
Is yoga beter?
Natuurlijk is yoga ook goed om de conditie van het lichaam op peil te houden. De meeste yogaoefeningen zijn echter nogal statisch en als je een tijd hebt gemediteerd, heb je juist behoefte aan wat beweging. Door het lange stilzitten hopen zich afvalstoffen op in het lichaam en worden de spieren zwak. Bovendien merk je juist tijdens de meditatie dat je lichaamsgevoel voortdurend in beweging is en daarbij de oorzaak van veel onrust waarmee je tijdens de meditatie te kampen hebt. Mediteren is vaak ploeteren en het lichaam speelt daarbij een belangrijke rol. Als je bijvoorbeeld de drie kenmerken van alles wat verschijnt echt wilt begrijpen: vergankelijkheid, zelfloosheid en onbevredigendheid, dan moet je dat niet alleen in je hoofd doen. Je moet het ook ervaren in je lichaam. Het voordeel van loopmeditatie is dat je een diepere verzonkenheid ervaart, bij tàijí ervaar je meer oplettendheid. Misschien hangt het wel af van de persoon en de omstandigheden welke van de twee het beste de meditatie ondersteunt.
Stigma
Het lijkt er dus op dat het stigma van een vechtkunst dat aankleeft aan tàijí een van de belangrijkste redenen is waarom het zo weinig wordt beoefend tijdens meditatiecursussen. Dit stigma is veroorzaakt door een filmindustrie en door een traditie die weinig meer met de werkelijkheid te maken heeft. Yoga heeft dat stigma niet, omdat slechts weinigen weten dat een groot deel van de yogaoefeningen zijn ontleend aan de conditietraining die in het Britse leger gebruikelijk was tijdens de tweede helft van de 19e eeuw. Er zijn trouwens wel dynamische vormen van yoga, bijvoorbeeld de zogenaamde Yantrayoga, die beoefend wordt door leerlingen van Namkhai Norbu Rinpoche. Deze oefeningen stammen uit de achtste of negende eeuw. Ze zijn dynamischer dan de klassieke yoga en ze lijken veel op de Chinese gezondheidsoefeningen die bekend staan als qìkōng.
Conclusie
Het boeddhistische pad is niet gemakkelijk en zij die het willen begaan kunnen elk hulpmiddel gebruiken. Sommige tradities beweren dat ze meer effectief zijn en beloven sneller resultaten op te leveren. Als die inderdaad een voordeel is, waarom zou je niet profiteren van een methode als tàijí? Misschien zijn er trouwens nog meer lichaamsoefeningen die meditatie ondersteunen. Ik herinner me een Tibetaanse geleerde (khenpo) die erg hield van zwemmen en de gunstige effecten ervan hoog aanprees.
Het is wel erg stoer om af te zien en tot het gaatje te gaan, maar is het ook niet een beetje narcisme? Is het wel zo effectief? Misschien moet de praktijk dat uitwijzen, laten we er open voor staan.
G.J. Smeets zegt
“Kun je boeddhisme combineren met tàijí?”
Zou kunnen, tàijí is goed voor iedereen, ook boeddhisten. Of tàijí beoefenaars iets hebben aan boeddhisme betwijfel ik. ?
Marianne zegt
Twee keer een retraite gedaan waar T’ai chi of Chi Qung en meditatie werden gecombineerd. Tien jaar geleden bij Metta Vihara en vorige maand bij stichting voor Rust en bezinning.
Het is inderdaad een perfecte combinatie!