Het was koud buiten de Cenakel kloosterkerk. Er waaide een gure wind en de temperatuur was slechts enkele graden boven het vriespunt. Weinigen waagden zich naar buiten. Bovendien werden wandelaars geadviseerd om het pad achter de kerk te mijden. Er klonken pistoolschoten, er waren rennende mensen in uniform, er werd iemand gereanimeerd. Gelukkig was het niet meer dan een oefening voor veiligheidspersoneel, als deel van hun opleiding. Binnen in de kerk daarentegen was de sfeer warm en open. Glimlachende mensen die onbekenden groetten en verwelkomden, bekenden werden omhelsd. Er was verbinding.
Leren hoe je geest werkt
De Cenakel kloosterkerk ligt in de gemeente Soesterberg, naast het conferentiehotel ‘Kontakt der Kontinenten’. Ze was op vrijdag 15 november de plaats waar de Vietnamese meditatieleraar Cuong Lu (spreek uit koeng loe) voor de eerste keer de jaarlijkse viering hield van zijn opleiding in de boeddhistische psychologie. Er waren meer dan 100 mensen op af gekomen, hoewel de prijs van €272 voor een enkele dag toch aan de hoge kant lag. Wat maakte deze dag voor hen zo de moeite waard?
Op de website van de school kun je lezen dat de opleiding boeddhistische psychologie een intensieve studie inhoudt van drie jaar, waarbij de studenten door Cuong Lu worden ingewijd in de leer van met name de boeddhistische meesters Vasubandhu, Asanga en Nagarjuna. Hoewel gewoonlijk beschouwd als filosofen waren dit volgens Cuong eigenlijk psychologen. Tijdens deze opleiding zouden de studenten kunnen leren hoe de menselijke geest werkt. Op de website staat te lezen:
‘de opleiding biedt de deelnemer een theoretisch en praktisch programma om boeddhistische psychologie toe te passen in het dagelijks leven, zowel beroepsmatig als privé. Het gestructureerde en interactieve programma ondersteunt de innerlijke groei van de deelnemer en reikt methodes aan om:
- De werkingen van bewustzijn te herkennen
- De trauma’s en langdurige gewoontes die lijden in stand houden te bevrijden
- Inzichten te ontdekken om geluk in het doen, spreken en denken te ervaren’
De praktijk
De middag was gewijd aan de praktijk, daarom zal ik deze eerst beschrijven. De derdejaarsstudenten van de opleiding hadden ‘workshops’ georganiseerd om degenen die nog niet met de opleiding bekend waren, een indruk te geven van de resultaten ervan. Deze ‘workshops’ bleken te bestaan uit kleine monologen in een kringgesprek waarbij de studenten voorbeelden gaven van momenten waarop ze dankzij de opleiding hun moeilijkheden hadden overwonnen of hun leven weer op de rails hadden gekregen. Zo was er iemand die bij een zware taak ‘verbinding’ had gemaakt met haar overleden moeder en andere afwezige familieleden, waardoor ze het gevoel had er niet alleen voor te staan en een legertje van helpers om zich heen te hebben. Iemand anders voelde wekenlang de aanwezigheid van zijn overleden grootvader om zich heen. Cuong noemt dit ‘verticale verbindingen’. Je kunt ook verbinding maken met een nog levende persoon en zijn of haar pijn medevoelen, waardoor zo iemand zich gesterkt voelt en er een band ontstaat waardoor je je elkaar wederzijds sterkt en troost. Dit is een horizontale verbinding.
Monologen
Het viel me op dat deze korte monologen een soort rituelen waren. Ze lijken op de getuigenissen die in Evangelische kringen gebruikelijk zijn en op het ‘sharen’ (in vertrouwen mededelen) dat in de V.S. een vast onderdeel is van elke groepstherapie. Na elk verhaaltje werd een gong geluid, vouwde iedereen de handen voor de borst en maakte een kleine buiging naar de verteller. Dit is de eerbiedige groet die in geheel Oost-Azië gebruikelijk is. Ik kan me goed voorstellen dat dit soort oefening helend werkt. Degene die het verhaal vertelt, krijgt op deze manier erkenning van de groep en er groeit een sfeer van vertrouwen. Bovendien lucht het erg op om je problemen niet meer alleen voor jezelf te hoeven houden. Volgens Cuong woedt er in het onbewuste van ieder van ons een oorlog en dit is zijn manier om er vrede te brengen.
Het gevaar is echter wel dat er een soort overgevoeligheid ontstaat waardoor elke oprisping veel te serieus wordt genomen. Na de eerste series monologen, liep ik naast een vrouw naar de ruimte waar de volgende serie zou plaatsvinden. Ik merkte op dat ik een hoog Evangelisch gehalte bespeurde aan de monologen. Ze antwoordde niet, maar het bleek even later dat ze een van de sprekers was in de volgende serie monologen. Ze vertelde wat ik had gezegd en zei dat dit bij haar aanleiding had gegeven tot angstgevoelens. Ze was bang dat ze in een verkeerde groep was beland. Ze had mijn opmerking blijkbaar erg serieus genomen en niet de plagerige speelse toon gehoord. Ze had daarvoor al eens haar afkeer uitgesproken van ‘grappen en grollen’. Blijkbaar wordt humor in de opleiding niet erg gewaardeerd en dat is jammer, want humor werkt minstens net zo bevrijdend als het luisteren naar een gong. Bovendien is de eerste les van de Boeddha dat dit nu eenmaal het leven is. We staan in de verkeerde rij bij de kassa, we stemmen op de verkeerde partij en we zitten regelmatig bij de verkeerde club. Het gaat er om ervan los te komen door in te zien dat er geen goede en geen verkeerde club is, omdat er geen clubs zijn die los bestaan van wat wij ervan vinden.
De theorie: iedereen is een boeddha
Voor de lunch waren er twee lezingen en een presentatie. De eerste lezing was van professor Dan Lusthaus van de Harvard University in de V.S. Hij was er speciaal voor overgevlogen. Ik kende hem van een boeddhologisch e-mail forum waar ik enige tijd aan heb deel genomen. Hij was veranderd: de felle en soms agressieve debater, was nu een vriendelijke opa geworden. Hij legde heel aanschouwelijk en geestig de traditionele versie van de boeddhalegende uit en de twaalf ketenen van het afhankelijk bestaan. Dit is nogal opmerkelijk omdat hij zeker zou moeten weten dat geen enkele boeddholoog nog enig geloof hecht aan deze legende en dat de traditionele uitleg van de 12 ketenen op zijn zachtste gezegd niet onomstreden is.
Cuong Lu gaf de tweede toespraak en legde uit dat geluk bij iedereen al bestaat en ontdekt moet worden door verbinding. De onwetendheid waar de Boeddha het over had, bestaat volgens Cuong uit het feit dat we ons geluk zijn vergeten. Door verbinding en het doorbreken van het onderscheid tussen subject en object kunnen we ons ervoor open stellen. Wat ook helpt, is het luisteren naar het geluid van een bel of een gong. Als we ons onze natuurlijke toestand weer herinneren, krijgen we inzicht en is het leed voorbij. Wat we nu zien als leed, is volgens Cuong eigenlijk hetzelfde als geluk.
Cuong Lu ziet zichzelf als iedereen die hij ontmoet. Hij ziet de Boeddha in de ander. In het gelaat van de ander ziet hij het geluk van de Boeddha. Hij vindt dat hij nooit is geboren, omdat hij niet gescheiden is van andere mensen. (Ik kan dit niet anders interpreteren dan dat hij zichzelf ziet als in essentie boeddhanatuur.) Daarom is een misdadiger net zo goed een boeddha als ieder ander. Het inzicht in het geluk (de boeddhanatuur) is er al bij iedereen, we zijn het alleen vergeten. Het beeld van de boeddhanatuur dat hierbij in me opdoemde was dat van een oceaan waarvan ieder mens een de golfje is. Blijkbaar kan Cuong lang onder water blijven.
Het resultaat is echter verwarrend. Als hij tegen iemand zegt ‘ik ben jou’, dan hoeft dat niet altijd een gevoel van verbondenheid op te roepen. Het voelt alsof iemand je mobieltje heeft gekraakt en nu in je privébestanden aan het snuffelen is. Het is mooi dat hij iedereen vrede wil brengen, maar daarvoor hoef je iemands besturingssysteem toch niet over te nemen? Waarschijnlijk bedoelt hij het niet zo, maar is een echte verbinding niet een dialoog, een gelegenheid waarbij je ieder juist zichzelf laat zijn?
Ik ben mijn rommel, mijn angst en mijn verlangen.
Birgit Schuurman sloot de serie af met haar project van toneel voor gevangenen. Het eerste stuk was een succes en ze heeft al een tweede stuk ingestudeerd. Ze speelde eerst in lege gevangenissen, maar vervolgens voor de gevangenen zelf. Deze leerden daardoor beter met hun situatie omgaan. Telkens gaat het over een waar gebeurd verhaal waarbij de misdadiger, die vaak zelf ook weer slachtoffer is van zijn omstandigheden, zelf aanwezig is. Birgit speelt dan de moeder van de misdadiger, een cipier en een naaste verwante van het slachtoffer. Op die manier wordt duidelijk dat er niet één enkele waarheid is: ieder beleeft het verhaal op zijn eigen manier en er is geen neutraal objectief standpunt mogelijk. Het enige dat iedereen en alles omvat is het emotionele netwerk van onontwarbare knopen.
Na de lunch liep het lezingenprogramma nog even door. De laatste spreker, Erik de Jongh, Jezuïet, gespecialiseerd in spiritualiteit en leiderschap, kwam net uit het vliegtuig gestapt om zijn lezing te geven. Hij was voorheen verbonden aan de VU te Amsterdam, waar Cuong enige tijd had gestudeerd. Hij vertelde dat hij het wereldse en het geestelijke wilde verbinden, door middel van zingeving en spiritualiteit. Het resultaat is dan tragiek en verwondering. Iedereen moet hierin volgens hem zijn eigen weg zoeken, al had hij zelf nogal wat moeite met atheïsten.
De opleiding
De conferentie bleek, naast een manier om de driejarige opleiding van Cuong onder de aandacht te brengen, ook een gelegenheid voor de studenten om af te studeren, door het houden van een monoloog. Dit was evenwaardig aan een afstudeerscriptie. De opleiding heet een opleiding in de boeddhistische psychologie te zijn, maar wie even doorleest, ontdekt dat het een inleiding is in de filosofie van de yogācāra. Er worden twee leerboeken gebruikt: ‘Buddhist Phenomenology’ van Dan Lusthaus en ‘Nāgārjuna’s Middle Way’, een vertaling van de kārika’s van Mark Siderits en Shōryū Katsura. Beide boeken zijn als leerboek niet erg geschikt, maar ze worden door de studenten nauwelijks ingekeken. De opleiding bestaat voornamelijk uit groepsoefeningen, meditaties en het onderricht van Cuong.
Het boeddhisme van Cuong wijkt nogal af van de boodschap van de Boeddha zoals deze in de Pali Canon of zelfs de Mahāyāna-soetra’s is weergegeven: het heeft een onmiskenbaar sterk confucianistische inslag, met alle gevaren van paternalisme en conservatisme. Tijdens gesprekken merkte ik dat de studenten niet op de hoogte waren van de basisprincipes van het boeddhisme en ook niet van de filosofie van de yogācāra. Een tekenend voorbeeld vind ik dat Cuong dat laatste boeddhistische psychologie noemt en zijn leerlingen de lijstjes van de abhidharma laat leren. Cuong gaat met andere woorden nogal losjes om met het boeddhisme en dat kan voor nogal wat verwarring zorgen. Misschien is dit omduiden juist een deel van zijn methode, maar het helpt niet erg bij het verbinden met andere boeddhisten.
Op intermenselijk vlak heeft hij echter veel goed gedaan. Hij heeft ongetwijfeld veel van zijn studenten en anderen met succes geholpen en vrede in hun harten gebracht.
Informatie over de cursussen en bijeenkomsten zijn te vinden op https://www.mindonly.nl/
Ruud van Bokhoven zegt
Duur betaald voor een surogaat boeddhisme. Het is het een of het ander, maar haal niet overal delen uit verschillende kasten om daar een één van te maken.
Boeddha Gautama is duidelijk in zijn dharma die de boeddhanatuur die in een ieder zit maar bij de een verder zit verborgen dan bij de ander bij je naar boven te halen.
Namesté.