Het waren niet alleen zijn leringen over geslacht en klasse, die zelfs vandaag de dag nog modern lijken. Andrew Olendzki over alles waardoor de Boeddha een van de radicaalste mensen aller tijden was.
Toen, met de glinster van de nacht,
Kort voor de opkomst van de zon,
Is mijn gehunker opgedroogd
Terwijl ik met gekruiste benen zat.
Uit: de Theragatha
Elke afbeelding van de Boeddha die we zien, weerspiegelt zoveel kalme, geamuseerde aanvaarding, dat het niet makkelijk te beseffen is wat een radicale figuur Siddharta Gautama Boeddha in feite was. Maar als we eens beter kijken naar zijn handelwijze in de wereld waarin hij leefde, en naar de leringen die hij ons naliet, kun je volgens mij gerust zeggen dat de Boeddha een van de radicaalste mensen was die ooit op aarde hebben rondgelopen.
Het woord ‘radicaal’ betekent volgens het woordenboek eenvoudigweg ‘met een hang naar fundamentele verandering’. Deze definitie is verrassend, maar past beslist goed bij de Boeddha.
De eerste radicale daad van de Boeddha was dat hij het comfortabele leven van prins en troonopvolger in een weliswaar klein koninkrijk, achter zich liet. Zoiets gebeurt wel vaker, maar het was opmerkelijk omdat de aanleiding niet was de dood van een geliefde, een plotseling optredende ziekte, een politieke omslag of een andere ontregelende gebeurtenis.
De tegencultuur die hem riep, was zelf nogal radicaal. Die propageerde het opgeven van alle bezit, het verbreken van alle sociale banden, en het vrijwillig aannemen van een strenge levenswijze. De Boeddha maakte zich de yogische meditatietechnieken van die tijd snel eigen en kreeg de eervolle functie aangeboden van mede-leider bij niet een, maar twee meditatiegroepen.
Hij verliet een veelbelovende carrière als meditatieleraar, waarbij hij ook nog veel tijd zou hebben doorgebracht in een staat van ‘aangenaam verblijven in het hier en nu’. Dat was de tweede radicale daad van de Boeddha. In beide gevallen koos hij voor fundamentele verandering in plaats van zich neer te leggen bij de status quo.
Vervolgens begon hij met extreme ascetische praktijken. Hij hongerde zich bijvoorbeeld uit tot hij op het randje van de dood was. Het radicale was echter dat hij die praktijken ook weer verliet toen hij zich realiseerde dat ze niet hielpen om zijn geest te zuiveren.
Hij zei niet dat sommige dingen veranderlijk zijn, maar dat alles veranderlijk is. Dat is en blijft een radicale uitspraak.
Binnen de ascetische groepen waarin hij leefde, werd dit gezien als een volledige mislukking. Hij werd belachelijk gemaakt door zijn mede-asceten toen hij terugkeerde naar een luxe leven door meer dan een rijstkorrel per dag te eten. De ‘middenweg’ levenswijze die hij toen koos en de rest van zijn leven volhield, was op zich een dappere afwijzing van twee uitersten: zich te buiten gaan en ascetisch leven. Zijn aristocratische familieleden en ook zijn rondtrekkende landgenoten zouden dat radicaal hebben gevonden.
Maar het werd nog veel radicaler toen hij verklaarde dat in de door hem opgerichte gemeenschap absoluut geen kaste-onderscheid zou bestaan, en toen hij vrouwen gelijke (alhoewel parallelle) waardigheid bood. Hij stond erop dat voormalige brahmanen naast voormalige onaanraakbaren zouden zitten tijdens het eten en drinken. Hij hield vol dat vrouwen dezelfde aggregaten, gevoelsgronden en elementen hadden als mannen, en daarom net zo goed tot wijsheid en ontwaken konden komen. Dat betekende een uiterst radicale verandering in de sociale orde van die tijd.
Maar het zijn de leringen van de Boeddha die het meest indruisten tegen de wijsheid die al generaties lang was doorgegeven. Die leringen zijn vandaag de dag nog steeds een uitdaging voor ons. Als je niet zegt dat sommige dingen veranderlijk zijn, maar dat alles onderhevig aan verandering is, dat er nergens stabiliteit is, was dat vroeger een radicale uitspraak en dat is het nu nog steeds.
Als je dat inzicht vervolgens niet alleen op de buitenwereld toepast, maar ook op jezelf, is dat zowat het toppunt van radicaliteit. Er is geen ware zelf achter het schijnbare zelf, geen groter zelf dat het kleine zelf omvat, geen universeel zelf dat het persoonlijke zelf doordringt en omsluit – er is gewoon helemaal geen zelf. ‘Zelf’ is een mooi idee, maar helaas een vergissing. Het zelf dat er is, vervormt en verandert, komt op en valt weg, wordt geboren en sterft, net als al het andere in dit evoluerende heelal.
Het is ook radicaal om lijden te erkennen als edele waarheid, terwijl mensen juist hun best doen om het te verdoezelen of te ontkennen. Anderen hebben gezegd dat het leven zwaar is, maar dat je aan ontbering kunt ontsnappen in een volgend leven, of dat ontbering in dit leven een test is waarvoor je kunt slagen, waarna er eeuwigdurende beloning volgt, of dat je goddelijke hulp kunt inroepen om uitdagingen het hoofd te bieden. De Boeddha accepteerde daarentegen als fundamentele waarheid dat pijn een onvermijdelijk, onontkoombaar onderdeel van het menselijk bestaan is, en dat elk van ons dit in de intimiteit van onze eigen ervaring onder ogen moet zien.
Maar hij verklaarde ook dat lijden oorzaken heeft in de natuurlijke wereld, en daarom ook kan worden aangepakt met de beschikbare natuurlijke middelen. Lijden wordt veroorzaakt door weerstand tegen pijn en gehechtheid aan plezier, met als gevolg niet openstaan voor de verandering, die zo fundamenteel is voor de natuurlijke orde. Het is een radicale aanmoediging om te zeggen dat lijden wordt veroorzaakt doordat mensen zich slecht aanpassen aan een gegeven situatie, en dat het kan worden geëlimineerd door een psychologische bijstelling – door meer begrip te ontwikkelen en te leren om anders te reageren.
Als we dit voor elkaar krijgen, net als de Boeddha, kunnen we een staat van radicaal welzijn bereiken. Het is mogelijk om je in de huidige wereld, met al zijn uitdagingen, dusdanig op te stellen dat je niet door plezier wordt verleid tot verslaving en ook niet door vrees voor pijn tot afkeer komt. Dat alle mentale toestanden worden gekenmerkt door een houding van vrijgevigheid, vriendelijkheid, compassie, medevreugde en een diep doordringende wijsheid die alle dingen precies ziet zoals ze zijn.
Ook als we dat fascinerende ideaal niet bereiken, biedt de Boeddha ons in de huidige tijd het transformerende inzicht dat de wereld waarin we leven, wordt gemaakt en geregeerd door onze eigen geest. Elk probleem dat we tegenkomen, als soort die langzamerhand zijn habitat plundert, wordt veroorzaakt door onze eigen hebzucht, haat en verwarring. Daarom kan het worden aangepakt en overwonnen door onze geest van deze vergiften te zuiveren.
Ik denk dat de Boeddha een beetje glimlacht als hij dit alles welwillend en geamuseerd beziet, omdat hij weet dat wij allen in staat zijn om diep gelukkig in een gezonde wereld te leven. We hoeven alleen maar ‘voor fundamentele verandering te zijn’ en daarbij het meest radicale van alles te ontdekken – vrijheid.
Ruud van Bokhoven zegt
Mooi geschreven en inspirerend.
Ik heb hem opgeslagen om hem meerdere keren te lezen. Namesté.