Tientallen jaren al mediteren er in de wouden van Thailand zogenoemde bosmonniken. De bossen vormen een perfecte plaats voor deze theravada-boeddhisten om de dhamma te beoefenen en te reflecteren op de relatie mens en natuur. Het land telt ongeveer zesduizend bostempels waarin de monniken de dhamma beoefenen.
Monniken genieten in Thailand, ondanks de schandalen die zich in hun kringen afspelen, nog steeds veel aanzien. Dat geldt ook voor de bosmonniken. Echter, niet het spel maar de regels voor de Thaise bosmonniken zijn de laatste twintig jaar veranderd. Toen de gebieden waarin ze leven een beschermde status kregen, bleken ze ineens in nationale parken en wildreservaten te wonen en moesten ze zich onderwerpen aan regels die voor die beschermde omgeving gingen gelden.
De regels schreven al voor dat monniken het land moeten conserveren en herbebossen. Maar sinds in 1995 een nationale commissie onderzoek deed naar het aantal bostempels in de beschermde gebieden, werd er bij decreet een bouwverbod voor nieuwe tempels afgekondigd. Monniken die toch de spade ter hand namen en een tempel gingen bouwen, zouden uit het bos verwijderd worden. Tenminste, dat was de theorie. In 2009 bleek het aantal tempels tot ongeveer zesduizend te zijn toegenomen. Plannen om tempels en in afwateringsgebieden te ontruimen stuitten op sterke weerstand. Dus in dat jaar werden de bestaande tempels gelegaliseerd, mits de monniken zich aan de regels zouden houden.
Veel monniken doen dat ook en leven in harmonie met de natuur. Ze beschermen het bos en het milieu en doen aan herbebossing om de door de tempels en hun bezoekers veroorzaakte schade te herstellen. Maar bij het National Office of Buddhism, dat over de bosmonniken gaat, komen er ook klachten binnen over onder meer de bouw van nieuwe tempels. Het kantoor adviseert de ambtenaren die daar over gaan hard op te treden tegen deze monniken. In de praktijk komt daar weinig van terecht omdat de ambtenaren de drive van die monniken wel begrijpen. Bosmonniken bestaan al sinds de tijd dat de Boeddha leefde. En vroeger was een bos een bos waar boeddhisten vrijelijk in konden verblijven. Sinds de regels veranderd zijn hebben de monniken een vergunning nodig om er te mogen zijn.
Niemand in Thailand stelt de goede bedoelingen van de bosmonniken ter discussie. Waar het tientallen jaren Thaise ambtenaren niet lukte om de bevolking over te halen gekapte bossen her te beplanten en nieuwe aanplant door de bevolking werd vernield of verbrand, lukte dat de monniken door hun preken, onderwijs en goede voorbeeld wel.
Ajahn Mun, die leefde van 1870 tot 1949, en van wie de volledige naam Ajahn Mun Bhuridatta Thera luidde, is de eerste, voornaamste en meest bekende leraar van het theravada-boeddhisme van de Thaise bostraditie. Bhuridatta was zijn monniksnaam, dat zoiets betekent als ‘de gave van wijsheid’. Hij stond bekend om zijn determinatie, inventiviteit en grote inspanning in meditatie en de optionele ascetische praktijken, de dhutanghas van het boeddhisme.
Ajahn Mun werd in het dorpje Baan Khambong geboren in een traditioneel boeddhistisch gezin. Van zijn vijftiende tot zijn zeventiende was hij novice-monnik tot zijn vader hem vroeg uit te treden en weer bij het gezin te komen wonen. Na enkele jaren als zanger en artiest te hebben opgetreden werd hij op zijn tweeëntwintigste jaar tot bhikkhu gewijd.
Ajahn Mun was in alle opzichten een bijzondere man. Zijn leerling Ajahn Maha Boowa beschreef hem eens als ‘een persoon met een waarlijk nobel karakter; met een snelle, avontuurlijke geest die zichzelf trainde met niet aflatende determinatie. Zijn ruige trainingsmethoden waren vaak uniek. Hij had een ingenieuze manier om coersieve druk te combineren met zachtaardig overtuigen, om zijn dynamische geest, die hem makkelijk in problemen kon brengen wanneer die uit concentratie viel, te temmen.’
Ajahn Mun wilde zichzelf compleet richten op meditatie en mentale cultivatie, en verbleef daarom veelal in de bossen. Hier kon hij alleen en in kalmte en eenvoud leven, en zich richten op de leer van de Boeddha. Hij probeerde de drukkere dorps- en stadskloosters te vermijden. Hij richtte zijn leven compleet op de leer van de Boeddha en leefde het leven van een rondreizende monnik zoals dit in de Pali Canon beschreven wordt; hij verbleef in onherbergzame plaatsen en was tevreden met weinig. Voor zijn eten was hij afhankelijk van spontane giften van voedsel gegeven door lokale dorpelingen, die soms niet wisten dat hij een monnik was en om eten bedelde. Zijn kleding maakte hij zelf, waarbij hij stukken stof gebruikte die hij vond, afgedankt aan de kant van de weg, in een dorp of stad.
Hij was lid van de kleine maar relatief invloedrijke stroming van de Dhammayoettika Nikaya maar voor een lange tijd werd hij door de andere monniken in de Dhammayoettika Nikaya tegengewerkt en vreemd aangekeken, en stond bekend als iemand die zichzelf niet wilde conformeren. Monniken die hoog in de hiërarchie zaten oefenden veel druk op hem (en zijn leerlingen) uit om zich te vestigen in een dorpsklooster, om te helpen de Dhammayoettika Nikaya groter en bekender te maken. Dit heeft Ajahn Mun nooit gedaan, en slechts aan het einde van zijn leven werd hij alom gerespecteerd als iemand die werkelijk de leer van de Boeddha uitgevoerd had, en die doorgaf aan zijn leerlingen.
In het begin verbleef hij als jonge monnik bij zijn vriend en (vroege) leraar Ajahn Sao. Toen hij zichzelf voldoende kundig achtte in meditatie trok hij er alleen op uit, de bossen in. Hij verbleef in grotten, in de wildernis, in verlaten kloosters en in kleine hutjes, en wanneer hij de tijd rijp achtte verliet hij de plaats waar hij verbleef, en ging door naar de volgende. Hij verkreeg een steeds hogere mate van concentratie en kunde in het beheersen van zijn geest en het behalen van hoge staten van meditatie. Later ontmoette hij Ajahn Sao weer en leerde hem de methodes die hij zelf gebruikt had, zodat ze uiteindelijk elkaars leraar waren.
Hij verkreeg langzamerhand een grotere bekendheid, en de dorpelingen, die eerst soms uit angst wegrenden wanneer ze hem uit de bossen zagen aankomen, werden meer met hem bekend en kregen steeds meer vertrouwen en inspiratie in hem. Toen hij meer en meer discipelen kreeg en minder tijd en zorg aan zijn eigen praktijk kon besteden, vluchtte hij weg naar de verre provincie van Chiang Mai, waar hij meer dan tien jaar verbleef en zijn praktijk perfectioneerde. Uiteindelijk kwam Chao Khoen Upali, een jeugdvriend van Ajahn Mun en de toenmalige Sangharaja (de hoogste monnik) van Thailand, hem verzoeken terug te keren om zijn oude (en nieuwe) discipelen weer te onderwijzen. Dit deed hij tot aan zijn dood in 1949.
Ajahn Mun was een veeleisende leraar, en was erg gerespecteerd, geliefd en gevreesd door zijn discipelen. Veel van zijn discipelen werden later ook meesters en hielden contact met elkaar, en op die manier kwam de Thaise bostraditie tot stand. Veel mensen in Thailand dachten aan het begin van de twintigste eeuw dat het heden ten dage onmogelijk was om nog een graad van heiligheid te behalen, maar dit veranderde met de groeiende bekendheid van Ajahn Mun en de opkomst van de bostraditie. Ajahn Mun gaf, vooral in de laatste periode van zijn leven, regelmatig publieke leringen maar slechts enkele fragmenten daarvan zijn opgetekend en bewaard gebleven. Ajahn Mun zelf liet slechts één zelfgeschreven tekst achter, gevonden in zijn persoonlijke bezittingen na zijn dood, genaamd de ‘Ballade van de Bevrijding van de khandas.’
Ajahn Mun en de Thaise bostraditie zijn later ook in het westen bekend geworden, via de leer van onder andere Ajahn Lee, Ajahn Tate, Ajahn Maha Boowa en Ajahn Chah, die veel voor westerse leerlingen heeft betekend. Deze monniken waren allen leerlingen van Ajahn Mun.
Na zijn overlijden waren er verschillende van zijn leerlingen die de rol van centraal figuur binnen de Thaise bostraditie innamen. Er waren meerdere leraren die tegelijkertijd als ‘zeer voornaam’ beschouwd werden, al waren sommigen natuurlijk meer voornaam dan anderen en vaak was er wel een van hen die als ‘het meest voornaam’ beschouwd werd. Dit was echter altijd afhankelijk van zijn kunde in het onderwijzen en van zijn spirituele staat van geest, en niet van een formele status of functie die aan hem toegekend werd. De voornaamste monniken binnen de Thaise bostraditie zijn wars van formele status en zien dit veelal als nietszeggend over de persoon zelf, al handelen ze wel vaak volgens de veronderstelde conventies.
De Thaise bostraditie is in haar leer opmerkelijk gevarieerd en divers. Verschillende monniken benadrukken verschillende aspecten van de leer, en de leer van verschillende monniken spreekt aan tot verschillende personen. De leraren in de Thaise bostraditie baseren hun leer op de Pali Canon, de training die ze van hun eigen leraar ontvangen hebben en op hun eigen praktische ervaringen. Soms komen hun eigen inzichten niet voor honderd procent overeen met het orthodoxe theravada standpunt.
De Thaise bostraditie legt grote nadruk op meditatie, en neigt ernaar de formele studie van de geschriften van de Pali Canon minder belangrijk te vinden, al hebben sommige van de voorname monniken hier wél een goede basis in en wordt de formele studie van de geschriften door sommige monniken wel als belangrijk gezien. Over het algemeen neemt de leer van de eigen leraar de belangrijkste plaats in in het leven van de student. Hij woont immers in het klooster van zijn leraar en is afhankelijk van zijn leer.
De correcte persoonlijke ervaring van de leer is in de Thaise bostraditie belangrijker dan orthodoxe correctheid, en de correcte praktijk en de feitelijke resultaten hebben in de Thaise Bostraditie voorrang over de theorie en het (filosofisch) commentaar. Sommige zeer orthodoxe Theravada boeddhisten die zich voornamelijk richten op de studie van de geschriften van de Pali Canon (en het commentaar daarop) kunnen hierdoor soms weinig respect opbrengen voor sommige leraren in de Thaise bostraditie.
De Thaise bostraditie is tegenwoordig ook buiten Thailand aanwezig. De meeste kloosters van deze traditie buiten Thailand herbergen echter voornamelijk Thaise monniken die veelal slecht de lokale taal kunnen spreken. Alleen de traditie van Ajahn Chah beschikt over kloosters waar voornamelijk westerse monniken wonen en waar dus niet slechts de Thaise ‘expatriats’ onderwezen worden.
Het leven in de Thaise moessonbossen is zwaar. Voor de monniken was en is het een enorme uitdaging om met en minimum aan uitrusting in de bossen te overleven en zich aan hun sila’s te houden. De gevaren in het onherbergzame gebied waren en zijn reëel. Zeker in vroegere tijden toen de ontmoetingen met tijgers en wilde olifanten veel realistischer waren dan tegenwoordig. De leefregels van de monniken verbiedt ze om in hun eigen levensonderhoud te voorzien. Monniken mogen ook niet jagen, hoewel het eten van vlees niet verboden is. In principe waren de bosmonniken dus van de lekengemeenschap afhankelijk. Waardoor ze vaak gedwongen waren om in de omgeving van dorpsgemeenschappen te blijven. Dorpelingen waren het gewend om aalmoezen te geven aan monniken. Maar in de diepe wouden en over de grens met Birma kon de bevolking zelf nauwelijks iets missen. In Noord-Laos kregen ze ’s avonds eten aangeboden, tegen de regels in dat na twaalf uur niet meer gegeten mag worden. Soms moesten ze zelfs hun eigen eten kopen. Ook andere ontberingen zoals regen, ziekte, pijn, insecten, vermoeidheid, stelden de bosmonniken fysiek en geestelijk zwaar op de proef. De meesten gingen stug door. Hun houvast waren de vinaya en meditatie.
In de bossen van Thailand, Birma en andere boeddhistische landen, leven (leefden) ook Nederlanders als bosmonnik. Een van hen is (was) de Rotterdamse boeddhist Joeri Schoute die in 1999 naar het oerwoud in Thailand vertrok om zich daar in boeddhistisch opzicht verder te ontwikkelen. Later trok hij als monnik door de bossen van Birma en werd hij regelmatig door Birmese militairen opgepakt en soms ziek de grens overgezet. Joeri had geen enkel reisdocument op zak. In de bossen was het afzien voor hem. Ik sprak hem een paar keer toen hij bij zijn ouders in Hoek van Holland woonde. Op straat kwam hij nauwelijks ‘om negatieve en onheilzame indrukken van buitenaf te vermijden’.
Ook een Rotterdammer die bosmonnik is en momenteel in Sri Lanka woont, is Ajahn Medhino. Sinds 1993 gewijd in de traditie van Ajahn Chah in Wat Pah Nanachat, het eerste boeddhistische woudklooster voor westerlingen. Hij was abt van een klein klooster in Thailand en staat bekend als een doorgewinterde woudmonnik die zijn beoefening uitermate serieus neemt. Regelmatig is hij in Nederland waar hij dhamma-bijeenkomsten verzorgt. Ajahn Medhino, heeft twee keer inwijding genomen, de eerste keer is hij na een aantal jaren uitgetreden maar is daarna (1993) weer monnik geworden. Ajahn Chah heeft erg veel gedaan voor de westerse discipelen.
In 2009 veroorzaakte een andere bosmonnik, de westerling en dharmaleraar Ajahn Brahmavamso, een enorme heisa door in Australië vier vrouwen in de theravadatraditie tot boeddhistisch non te wijden. Hij werd geëxcommuniceerd door de leden van Wat Pah Nanachat en uit zijn traditie van Ajahn Chah en nu Ajahn Sumedho in Thailand gezet. Volgens de regels kunnen vrouwen nooit tot volwaardig non worden gewijd, maar kunnen alleen enkele voorschriften krijgen. In die traditie worden vrouwen inferieur aan mannen gezien. Met name veel westerlingen steunden Brahm in zijn besluit.
.
Ellen zegt
Op dit moment woont Ajahn Medhino in Australië.
Samaneri Vimala zegt
Ik wil even reageren op de volgende zin:
“Volgens de regels kunnen vrouwen nooit tot volwaardig non worden gewijd, maar kunnen alleen enkele voorschriften krijgen.”
Dit is uitsluitend een kwestie van interpretatie van deze regels. Ajahn Brahm heeft de regels zeer nauwgezet toegepast volgens hoe hij na lange studie de Vinaya (regels van monniken en nonnen) interpreteerde.
In de tijd van de Boeddha was er wel degelijk gelijkheid tussen monniken en nonnen. De Boeddha was voor zijn tijd zeer revolutionair want in andere tradities bestond deze gelijkheid niet. Dit is iets wat later historisch gegroeid is, vooral omdat door oorlogen en hongersnoden de nonnen-orde in verschillende landen is uitgestorven.
Voor meer informatie verwijs ik u naar het boek “Bhikkhuni Vinaya Studies” van Bhante Sujato (http://santifm.org/santipada/2010/bhikkhuni-vinaya-studies/) en Bhikkhu Analayo’s boek “The Legality of Bhikkhuni Ordination” (Universiteit Hamburg).
Ook de documentaire “The Buddhas Forgotten Nuns” geeft een goed beeld van de situatie.(http://www.bhikkhunidocumentary.com/)
Sjoerd van Leent zegt
Ik ondersteun dit commentaar. De Vinaya is duidelijk. Vrouwlijke leden mogen wel degelijk intreden en hebben dezelfde rechten en plichten als hun mannelijke tegenhanger.
Het is echter zo dat in veel traditionele Boeddhistische landen vreemd genoeg vrouwen moeilijk tot onmogelijk wordt gemaakt om dit daadwerkelijk in actie om te zetten. Vaak door de mannelijke Sangha, maar ook veelvuldig door wetgeving.
Zelfs in Europa zijn er hindernissen genoeg, zie: https://sujatoeurope.wordpress.com/
Nirvair Kaur Curtis de Ruiter zegt
In de traditionele forest monasteries in Thailand, Burma en Sri Lanka zijn er geen volledig geinitieerde nonnen. Volgens de traditie stierf de lineage zo’n 1000 jaar geleden uit in Sri Lanka. Alle vrouwen in de meeste woud kloosters zijn “lay”, nemen 8 precepts, dragen witte kleding, (rose in Burma, Laos en Cambodia)scheren net als de monks hun haar en wenkbrauwen elke volle maan en leven een simpel en religieus leven.
Er zijn echter veel vrouwen in Thailand bv. die volledige ordinatie zouden nemen als dit mogelijk zou zijn. Deze vorm van discriminatie is er zolang het Boedhisme bestaat (in de Theravada)
Ik verbleef een aantal jaren geleden in een forest monastery aan de grens van Burma in Kanchanuburi Provence (voor vele maanden in noble silence) Geweldige ervaring, maar ook uitdagend! Als vrouw opzij te moeten stappen en te buigen als er een jonge novice op je pad je tegemoet komt. De prachtige jongen een novice voor een maand , ik in dit geval een Vipassana lerares voor 25 jaar. Interesant om de gedachtegang waar te nemen, de feministe in me had er de eerste keer hele andere gedachtes over dan de boeddhiste…Goed voor het Ego om je identiteit los te laten voor een poos!
Het zou prachtig zijn als er opnieuw een lineage van Bhikkhunis zou kunnen zijn. Maar dan toch, is het echt zo belangrijk? Misschien enkel een ander etiketje om van los te komen…
With Love en kindness
Borisboyo zegt
Zou ook leuk zijn als de novice voor jou opzij zou stappen en zou buigen toch? Zo kan het ook toch… Zodat deze novice zijn ego opzijzet. En ik ben als een vrije vrouw in het westen zeer dankbaar voor de feministen die hun ego in de strijd hebben gegooid B-)
Arjan Schrier zegt
Op Borisboyo:
Het gaat hier natuurlijk om conventies. In het gewone leven is het mooi als een man de deur open houdt voor een vrouw en als het even kan ook haar stoel aanschuift :-). Ook zullen de jonge edellieden of militairen in de entourage van een koningin haar met alle egards behandelen. Verder zal een echtgenoot die moe van het werk thuis komt het fijn vinden als zijn favoriete drankje voor hem neergezet wordt. Dat is niet perse bedoelt als leuk of goed voor je ego (of de afbreuk daarvan), hoewel dat laatste mooi megenomen is, maar dat zijn prettige omgangsvormen.
Feminisme had zijn goede kanten, maar de nadruk op gelijkheid verdoezeld soms met hoeveel liefde je ook in (schijnbare?) ongelijkheid kan leven.
Het doel van het leven naar de Boeddha’s leer is het achterlaten van alle trots, ook die over leeftijd en man, vrouw, hermafrodiet of anderszins iets “zijn”. Want wat ben je echt als het leven een flux is en onherroepelijk eindigt in een einde?
nic schrijver zegt
Kom je evengoed uit op Borisboyo’s reactie want hetzelfde geldt voor de novice.
Veel geluk,
Borisboyo zegt
” Het doel van het leven naar Boeddha’s leer is het achterlaten van alle trots, ook die over man/vrouw, leeftijd enz… Ik vraag mijzelf af of dit werkelijk het doel van Boeddha’s leer is. Ik zelf denk dat een deel van het doel van Boeddha’s leer is, om wel te zien dat je meer bent dan trots, man, vrouw enz, en dat dat etiketten zijn, dus je er niet volledig mee te identificeren, maar om in de wereld te functioneren zijn er nou eenmaal etiketten nodig. Dat is gewoon menselijk. Ik had een voorbeeld gehoord van een Tibetaanse monnik die het ook had over het ego en etiketten, maar ook hij legde uit dat je ook niet helemaal zonder kan en hoeft. Als een kapitein op een boot die dreigt te zinken, ineens gaat zeggen, he, ik ben maar kapitein, dat is niet wie ik werkelijk ben, dat is maar een etiket, en de boel de boel laat, ja dan zinkt alles. Komt het ook niet goed.
Maar goed, daar zullen we in mening verschillen. En zolang er in vele landen in de wereld de vrouw nog steeds ondergeschikt is aan de man, mag van mij het feminisme nog steeds zijn best doen.
Tevens vraag ik me af, zoals het voorbeeld om te buigen voor een novice, alleen maar voortkomt uit conventie, of dat je vanuit jezelf, je eigen intentie, wil buigen voor de novice, dat vind ik ook een verschil. Maar ik ben sowieso wars, en dat zal mijn ego ;-) wel zijn, van opkijken, buigen, de koning Majesteit noemen en dat soort conventies, omdat die ander zg een bepaalde status heeft.
Moge iedereen gelukkig zijn!!
Borisboyo zegt
Ps, mijn vader was kapitein en ook op een schip heb je als kapitein een status en heeft het zijn functie om respect te hebben voor de kapitein en zin wil is wet en ben je als bemanning ondergeschikt. Ik snap waarom, nochtans vond ik het belachelijk dat ik een keer ging meevaren en we in een kroegje zaten in een stadje in Denemarken en de bemanning en wij (kapitein, stuurman, de vrouw van mijn vader en ik)apart zaten, want dat hoorde niet de bemanning samen met de kapitein aan één tafel…:-)
Arjan Schrier zegt
Goede punten. Dank jullie wel. Ik moet er over nadenken. Waarom zou de conventie niet zo kunnen zijn dat de novice opzijstapt en buigt? Het zijn ook niet slechts conventies, er is (kan) ook sprake zijn van daadwerkelijke verschillen in kennis waaruit macht voortvloeit die gunstig aangewend (kan) worden. Ik hoop dat ik het zo goed samenvat.
Een deel van deze zaak ligt in het woord moeten. Maar niemand moet iets (moeten geldt alleen als het de wc betreft zij een vriend eens). Ook niet in een klooster.
De novice heeft er voor gekozen in een klooster te blijven in de wetenschap dat verwacht wordt dat hij opzijstapt en buigt voor oudere monniken. Dus hij zal daar wel geen moeite mee hebben. In the old days waren de mannen en vrouwen in kloosters sterker gescheiden voor zover ik het begrijp.
Vrouwen die in kloosters zouden moeten buigen kwam daardoor minder of niet voor. In de sutta’s staat het er maar een keer in, dat buigen. Een oude geleerde Brahmaanse man buigt voor de Boeddha. Dit doet hij bij zijn bezoek, nadat zijn leerling een maand lang de Boeddha had geobserveerd om te zien of hij er wel een Boeddha was. De Boeddha zei iets in de trant van zo is het genoeg, waarom zou je dit vieze lichaam van mij vereren.
De Boeddha miegelde van de goede eigenschppen, kundigheden en kwaliteiten. Hij had daarom orders kunnen geven maar deed dat niet. Omdat ieder, met de Boeddha’s aanwijzingen, zijn eigen beslissingen neemt en zo het pad vindt. Hoe dan ook. Niemand voor een ander beslissingen neemt. Een dooddoener, ik geef het toe. Het helpt mij enorm om beslissingen te nemen op basis van vertrouwen in de Boeddha. Hij heet niet voor niets de leraar van goden en mensen (sattha deva manusam) en onvegelijkbare coach voor diegenen die getemd willen worden (annutaro purisa-dhamma-sarathi).
Labels zijn onontbeerlijk in de omgang en taal,dat ben ik met je eens. Alleen al deze symbolen zijn nutteloos zonder conventies. Het is ook slimmer om op een boot te zitten met een kapitein als een met een wereld kampioen dammen als kapitein te zitten. Costa Concordia daar gelaten uiteraard.
Elk label waar trots bij opkomt is een probleem. Niet het label, wel de trots. Ook het idee ik ben een stommert (minderwaardigheids trots) en ook het idee ik ben even belangrijk (gelijkwaardigheids trots). Samen met je beter voelen heeft trots dus in totaal 3 aspecten.
Feminisme gaat volgens mij voor emancipatie, en dan specifiek voor vrouwen. Emancipatie betekent bevrijding en laat dat nou net de bestemming van het pad zijn. De volledige bevrijding (nibbana is de hoogste vrijheid, geluk en veiligheid). Op het laatst is er vrijheid van alle ismes: boeddhisme, feminisme, nationalisme, male-chauvinisme. Omdat er niets is dat nog bevrijding behoeft.
Ik weet alleen niet of kapitein Boeddha ooit aan een tafel at met de monniken :-).
Borisboyo zegt
Ja, dat woordje “moeten”. Dat wordt al teveel gebezigd in de wereld op zich. Er is een hoop moeten. En moeten zal nooit naar bevrijding leiden. By the way, mijn buurvrouw zegt het enige wat we “moeten” is ademhalen, maar een toiletbezoek valt er ook wel onder :-)). Ik ben het er helemaal mee eens dat een ieder zijn eigen pad moet bewandelen, en dan denk ik vooral het pad naar binnen. En daarbij kan een leraar of lerares je helpen en begeleiden. En de Boeddha vooral…
En idd het gevoel wat iemand bij een label zegt meer dan het label zelf. Maar de identificatie kan groot zijn en hoe meer identificatie hoe meer problemen meestal, bv voetbal en de hooligans. Maar goed dat weten jullie natuurlijk ook wel hoe dat zit. Ik heb verder niks tegen omgangsregels, het is net als verkeersregels. Maar voor mij zijn er wel grenzen. Ik ben wel van de gelijkwaardigheid, omdat we allemaal in eerste instantie mens zijn, en we niet zelf als mens hebben bepaald dat we hier op aarde geboren zijn.
Ps ik hoop het laatste wel van het aan tafelzitten met de monniken, maar dat zullen we helaas nooit weten :-)
Arjan Schrier zegt
Ze tafelde toch met elkaar herinner ik me nu. Soms nodigde iemand de hele bhikkhu-sangha in een stad uit. En daar maakten ze soms een feestje van. Inclusief olifanten die parasols ophielden boven de bhikkhu’s.
Borisboyo zegt
Aha, mooi zo :-)
Nirvair Kaur Curtis de Ruiter zegt
Op het laatst is er vrijheid van alle ismes: boeddhisme, feminisme, nationalisme, male-chauvinisme. Omdat er niets is dat nog bevrijding behoeft.
Interessante reakties… ikzelf heb er absoluut geen probleem mee om van het pad te stappen, of m’n hoofd in eerbied te buigen. Het is echter interessant om de reakties in onze gedachte en gedrags patronen waar te nemen die oordeeld over wat wel en wat niet ok zou zijn. We zien er de restanten van conditionering, inderdaad van al de ‘isms’. De regels in de Vinaya is ook een conditionering, wie voor wie moet buigen of wie er hoger of lager moet zitten al naar gelang status en rang. Wat wel of niet kan of mag….waar we in moeten geloven of wie we moeten gehoorzamen…dit zijn dikwijls antwoorden op vragen die we nooit gesteld hebben! (Een gehoorzaamheid zonder dat we de inhoud ervan kennen)
Mijn reaktie was in relatie tot het artikel ‘Bosmonikken’ m.n het laatste gedeelte ervan ‘waarom vrouwen in de Theravada nooit tot volwaardig non kunnen worden gewijd’
Het is dankzij de vele vrouwen (en mannen) in de vorige eeuw (Suffragettes en Feminists)dat er stemrecht en gelijke rechten bestaan voor vrouwen. (in het westen) Dit is echter nog steeds niet zo in een systeem (Boeddhisme) welke vrijheid van geest en ‘verlichting’ benadrukt! Deze zg. ‘Verlichting’ betekent voor veel mensen niet zo veel als er nog steeds geen gelijke rechten bestaan voor vrouwen binnenin de mannelijke dominante Boeddistische hiearchy. En als emancipatie bevrijding betekent en dit de bestemming van het pad is, dan horen daar gelijke rechten bij voor een ieder die dit pad bewandelt.
Voor mijzelf is het onbelangrijk, de tijd die ik doorbreng in meditatie waar ook maar is als mens, niet specifiek als vrouw…maar voor diegene onder ons voor wie dit belangrijk is, de vrouwen in de Dharma (die non willen worden) is het tijd dat dit verouderde systeem emancipeert!
Arjan Schrier zegt
Hallo allemaal,
Een stimulerende gedachten wisseling.
De vinaya (de klooster regels voor nonnen en monnikken) zijn inderdaad een conditionering. Als het goed is een de-conditionering van onhebbelijkheden en een conditionering van etiquette en moraliteit. Het geldt op fysiek gedragsniveau. En het is te hopen en te verwachten dat het ook op de zuivering van de geest doorwerkt.
In de Sri-Lankaanse kloosters zitten novieten van 6 jaar die de regels niet per se snappen. Uit vertrouwen gaan ze er in mee. Voor intelectuele krachtpatsers zoals wij is vertouwen en meegaandheid minder vanzelfsprekend. Een deel van de kloosterregels zijn ook overbodig, de Boeddha zei al dat de kleine regels niet allemaal opgehouden hoeven te worden.
De Boeddha stemde slechts na aandringen van Ananda toe om de nonnenorde te stichten. Met zijn pleegmoeder als eerste non. Daarna zei hij dat de leer korter zou voortduren nu er een nonnenorde gesticht was. De reden was dat mannen en vrouwen dan eerder in dezelfde kloostergebouwen zouden gaan wonen (rond deze eeuwen). Het is, behalve voor een Arahant, een uitdaging om niet-sensueel met iemand van de andere sexe om te gaan. Ananda himself stond een keer of 4 aan verleidingspogingen bloot. Eenmaal deelde hij de Boeddha ook mee dat hij monnik af wou zijn vanwege een vrouw. De vrouw zei als hij op aalmoesronde langskwam steeds “kom snel weer”. Ananda kon haar niet uit zijn gedachten zetten. Hij zou overigens een ideale echtgenoot geweest zijn, maar ging helaas in het klooster. De Boeddha had natuurlijk een of ander truukje waarmee hij zijn neef tot inkeer kon brengen.
Omdat van de aangenaam-sensorische indrukken die van een vrouw op een man (en vice versa) de grootste zijn adviseerde de Boeddha om de zintuigen te kalmeren en daar waakzaam op te zijn. Op een vraag van Ananda hoe hij zich met vrouwen moest gedargen zei de Boeddha om succesievelijk niet naar ze te kijken, en als dat niet lukt, niet met ze te spreken, en als je wel met ze moet spreken dan erg goed op te passen. (voor homo’s gaat dit natuurlijk ook op maar dan voor dezelfde sexe, dat maakt niet uit).
Het “buiten de deur” willen houden van vrouwen door monniken heeft veel te maken met deze achilleshiel voor mannen. Het kan wel bij sommigen vrouwonvriendelijk overkomen. Er is wat dat betreft inderdaad geen plaats voor vrouwen binnen de mannelijke monniken orde en de hyarchie daarbinnen. Als een stel mannen zich echter zo wil organiseren is dat hun goed recht.
Het idee dat er een hyarchie is lijkt evident als je de huidige gang van zaken bekijkt in theravada boeddhistische gemenschappen. Maar in de teksten staat eigenlijk maar een belangrijke hyarchie:
Waardige (Arahant) – niet-terugkerende – eenmaal-terugkerende – stroombinnengaander (v/m).
De vier gradaties van “heiligheid”. Dit is de echte Sangha. De vier klassen van Waardige personen.
Iedereen kan daartoe gaan behoren. Zo verandert een putthajana (iemand uit velen)in een mens met Nobele kwaliteiten. De overgang is direct met het inzicht in de vier edel-makende-waarheden. Door een helder begrip en inzicht.
Een stroombinnengaander wordt nog hoogstens 7 maal als mens of als hemeling/brahma herboren. Ze worden nooit meer in de lagere bestaansferen geboren. De heilzame neigingen zijn voor zo’n iemand sterker geworden dan de onheilzame neigingen. En dan kan het alleen nog maar de goede kant op gaan.
Stroombinnengaanders verschillen in drie dingen van putthajana’s. Ze zijn van het geloof in een permanente persoonlijkheid afgevallen, ze geloven niet meer dat rituelen of enkel moraliteit de verlichting brengt en de skeptische twijfel over of er wel een pad is en of er verlichte wezens zijn zijn ze kwijt. Dit zijn de drie lagere bindingen (samyojana) aan samsara. De andere bindingen gaan er bij de hogere verlichting stadia aan.
Daarnaast is er in de gewone monniken-sangha zoals je die in Thailand en zo voort ziet ook de conventionele hyarchie binnen de monniken. Het gaat daarin (in de Vinaya) niet om status of aanzien maar om het aantal monnikjaren. Deze worden in het aantal doorgebrachte regentijd retraites geteld (vassa). Degene met de meeste jaren loopt vooraan. Ook Sariputta, de maarschalk van de Dhamma, betuigde zijn respect aan een oudere monnik toen die tijdens een lezing naar binnen kwam lopen. Hij stond op begroete hem liefdevol en ging weer door met de uiteenzetting vanaf de dhammazetel. Hij was volkomen bescheiden. De echte leeftijd doet er dus niet toe. De sutta’s stellen: respect = liefde.
Het heeft alszodanig niks van doen met beter-minder, hoger-lager, aanzienlijker-onaanzienlijker verhoudingen.
Als ‘de vrouwen in de dhamma’ die een celibatair leven willen leiden een nonnen orde willen dan let hun niks om zo te gaan leven. Succes niet verzekerd, zoals met alles in het leven. Petje af voor wie het doet. De tweede weiding, van een novice non door de monnikken is dan, als de vinaya slechts een conditionering is, een formaliteit waar men het wellicht ook zonder kan stellen. Als het gevoel is Ook de in de bhikhunni vinaya opgenomen regels die als grievend, verouderd e.d. opgevat worden kunnen bij het grofvuil.
Het is het feestje van de nonnen. Als het goed is heeft geen kerel daar wat over in te brengen. Ik ben benieuwd hoe de vrouwlijke Boeddhistische orde zich zou (her-) ontpoppen. Volgens mij gebeurt er al veel. Er zijn (waren) een paar centra: https://en.wikipedia.org/wiki/Dhammadharini_Vihara
De vrouwen centra hebben het overigens moeilijk. Ik weet niet precies waarom er minder steun voor is. Het zou mooi zijn als er een maatschappelijke verandering komt waarin de steun voor religieuze onderzoekers (m/v) ongeacht gezindte toeneemt en hoog gehouden wordt.
Het oude systeem van de monniken is m.i. zo slecht nog niet, voor die mannen. En anders kunnen monniken er gewoon uitstappen. Dat de meerderheid van de monniken niets zien in een (her?-) oprichten van de nonnen orde (en schijnbaar ook veel vrouwen) hoeft iemand op het practiseren en leven naar het pad niet te beletten. Er bestaan geen rechten op het Pad, alleen het recht van kamma en het tot rijping komen van kamma. En die wet is volkomen onpartijdig.
Geluk en vrede.
p.s. De monniken zouden er goed aan doen om vrijgevigheid aan nonnen en nonnenkloosters te prijzen. Geven is immens waardevol. Het weerhouden van iemand om te geven is tamelijk slecht kamma. Sterker nog de Boeddha stel dat iemand zichzelf vernietigd als hij anderen weerhoud te geven. We dreigen aan materialisme ten onder te gaan.
Helen zegt
Het klinkt allemaal heel mooi maar ook naïef. Verdiep je eens in de realiteit van bijvoorbeeld de nonnen in Ladakh.
Arjan Schrier zegt
Je reactie is wat kort. Het klinkt mooi….Is er een nobel-makende-waarheid die mooi is? Dacht het niet, ontnuchterend zijn ze. Misselijkmakend is de wereld, welbezien, zeker als vluchteling in een overbevolkte rubberboot. Naif…, ooit leer ik die dubbele puntjes te maken, wil je dat misschien toelichten? De eerste twee nobele waarheden zijn onverteerbaar zonder de derde en de vierde.
Nu vraag je me me te verdiepen in de nonnen van Ladakh. Heb je een link-je voor me? Ik heb alleen geen idee wat ik vanaf een groene imitatieleer twee-zits bank op 2 hoog in Wormerveer kan bijdragen aan hun situatie.
Of hoe zij mij kunnen helpen.
Nic Schrijver zegt
Misschien weet Marlies Bos het antwoord.
http://www.droomnet.nl/gastcolumn/de-droom-van–marlies-bosch-gelijke-kansen-voor-nonnen-in-ladakh
Nirvair Kaur Curtis de Ruiter zegt
Hi Arjan,
‘Als ‘de vrouwen in de dhamma’ die een celibatair leven willen leiden een nonnen orde willen dan let hun niks om zo te gaan leven’ en ‘Er bestaan geen rechten op het Pad, alleen het recht van kamma en het tot rijping komen van kamma. En die wet is volkomen onpartijdig’.
Twee van je uitspraken… Ik kan niet voor Helen spreken, maar denk dat het vanuit het oogpunt van vrouwen die proberen de Dhamma als Non te volgen niet aanvoelt dat de wet van Kamma onpartijdig is zelfs als dat in principe zo is….Veel vrouwen die als nonnen in bv. Tibet, Ladakh of Thailand een gemeenschap willen vormen ondervinden veel obstakels. Bv… slechte, discriminerende, en ja zelfs sexuele mishandeling door monniken. Moeilijk voor te stellen, en ja, zoals je zegt wat kun je er aan doen?’ Waarschijnlijk enkel door er meer bewust van te zijn dat ook in het Boeddhisme het niet altijd is zoals men denkt.. zo te lezen doe je dat sowieso al… check http://www.ladakhnuns.com of http://www.droomnet.nl. (PS. non en activist Tsering Palmo heeft veel geschreven over de werkelijke toestanden voor nonnen in bv Tibet “Nonnen waren slaven”) Love and kindness from Australia