Eens, lang geleden, werd de toekomstige zesde zenpatriarch Dajiang Huineng achternagezeten door de monnik Datong Shenxiu, helemaal tot op de berg Zhiru.
Toen Huineng de monnik aan zag komen, legde hij het kleed en de bedelnap die Hongren, de vijfde zenpatriarch, aan hem had overgedragen op een steen en zei: ‘Dit gewaad staat voor vertrouwen, niet voor strijd. Als u het per se wilt hebben, neem het dan maar.’
De monnik probeerde het op te tillen, maar kreeg er geen beweging in, het was zo zwaar als een berg. Beschaamd zei hij: ‘Ik kom voor de leer, niet voor een kleed. Geeft u mij onderricht alstublieft.’
Huineng vroeg: ‘Zonder te denken in termen van goed en fout, wat is op dit moment het ware gezicht van de monnik Shenxiu?’
Bij deze woorden brak er iets in de monnik. Hij zweette over heel zijn lichaam, weende en boog. De monnik vroeg: ‘Is er behalve de geheime woorden en betekenissen die u mij zojuist hebt onthuld nog iets anders, iets diepers wellicht?’
Huineng antwoordde: ‘Wat ik je heb verteld is geen geheim en er is niets diepers dan je ware gezicht.’
Shenxiu zei: ‘Jarenlang heb ik bij onze meester Hongren gezeten zonder mijn ware gezicht te zien. Door uw onderricht weet ik nu dat een man die zich laaft aan de bron zelf ogenblikkelijk voelt of het water warm of koud is. Lekenbroeder, hierbij verklaar ik u tot mijn meester.’
De toekomstige patriarch antwoordde: ‘Zo u wilt, maar laten we Hongren onze meester blijven noemen en koester alleen hetgeen u zelf hebt gerealiseerd.’
Deze tekst maakt deel uit van de serie Niet om door te komen, de Poortloze Poort. Woord: Hans van Dam. Beeld: Lucienne van Dam. Alle teksten van deze serie. De Poortloze Poort op NietWeten.nl. Alle publicaties van Hans van Dam in het Boeddhistisch Dagblad.