Vorig jaar waren de man en de vogel er ook al. Zo’n honderd meter van me vandaan, naar schatting op de tiende woonlaag van een flatgebouw. Vanaf mijn werkplek kijk ik er recht tegenaan. De man zat op de galerij en keek me recht aan. Tenminste dat vermoed ik. Zijn armen lagen op de balustrade, zijn hoofd erop. Zo zat hij een kwartier in de frisse wind van vandaag. Opeens was hij weg, ik moet ook werken aan de krant en kan niet de hele dag turen naar wat ook. Maar de vogelkooi, een grote groene, hing er nog wel. Net als vorig jaar. Ik kan niet zien of er een vogel inzit. Morgen maar eens kijken met de verrekijker. Ik heb er een beetje spijt van dat ik geen teken van leven heb gegeven, misschien had ik mij eigen balkon op moeten gaan. Had de man er op gerekend. We zijn toch verre buren. Misschien is altijd te laat.
Het jaar 2017 – de vijfennegentigste dag – de vogel en de man
BIJSLUITER: het lezen van deze columns kan leiden tot groot geestelijk ongemak, heimwee naar Chef, de Kloosterbunker, Bunkerstad, woedeaanvallen, depressies, onbeheerst gedrag, angstaanvallen, maagzuur, zweten, ongeloof, twijfel aan eenieder, straatvrees, lange tenen en het geloof in het eigen gelijk. Bij de lezers. Scheldpartijen en een onbedwingbare drang om te reageren zijn waargenomen. Sommigen willen mij corrigeren. Of bedanken. Of prijzen. De drang om in verzet te komen, het abonnement op te zeggen- wat niet kan. Sommigen besluiten de krant niet meer te lezen, of te boycotten. Er kwaad over te spreken. Te janken of te vloeken. De straat op te gaan om te demonstreren. De politiek de rug toe te keren. Of aan de drugs te gaan.