Het was eruit voordat ik het in de gaten had. We zaten met een klein gezelschap genoeglijk na te tafelen toen het gesprek op huisdieren kwam. Iemand zei bang te zijn voor honden. Mij ontsnapte: ‘Ik ben vooral bang voor het mensdier’.
Later dacht ik erover na waarom ik dat zo spontaan gezegd had. Of was het eigenlijk helemaal niet spontaan, en was die uitspraak de korte samenvatting van een levensvisie die ik al langer met me mee draag?
Ik ben opgegroeid in een gematigd calvinistische omgeving. Mijn middelbare school was ooit naar Johannes Calvijn genoemd. In de kerk en op catechisatie kreeg ik mee ‘dat de mens in zonde ontvangen en geboren is’ en ‘geneigd tot alle kwaad’. In diezelfde omgeving was gelukkig voldoende bewijs van het tegendeel, maar zulke zinnetjes bleven toch haken.
Later werd ik gepokt en gemazeld in de culturele antropologie. Ik specialiseerde op religie als cultuuraspect en leerde doorzien hoe geloofsvoorstellingen en machtsprocessen in groepsprocessen samenhangen. Van die manier van kijken werd het mensbeeld uit mijn jeugd niet vrolijker, want macht deelt in de neiging tot alle kwaad. Met versmoesde geloofsvoorstellingen nestelt het kwaad zich in mensdieren – die vervolgens machtsmisbruik niet meer onderkennen.
Maar een tijd lang, zeg van 1968 tot 2001, leek het kwade mensdier zo getemd te worden dat ik er niet meer bang voor hoefde te zijn. De verbeelding kwam aan de macht. Nationalisme werd een vies woord. Ook al werden er oorlogen gevoerd, van de weeromstuit versterkten ze de vredesbeweging. Mensen demonstreerden massaal tegen kernwapens. Ontwikkelingshulp kwam op gang en welvaart werd meer gedeeld. Wereldwinkels ontstonden. Vrouwen emancipeerden. De muur viel. Apartheid werd afgeschaft. En allerlei dictaturen kwamen aan hun eindje. Tussen vertegenwoordigers van kerken en wereldreligies ontstond voorzichtig een dialoog. Zelf dacht ik door mijn soort werk, hier en overzee (Kongo en Brazilië), bij te dragen aan een betere wereld. Het was een weldadige tijd. Maar het bleek slechts het speelkwartier.
Dat is nu duidelijk voorbij. We zijn weer bij de les bepaald. De macht komt aan de verbeelding. Er is ruimschoots aanleiding om bang te zijn voor het mensdier. De wereld is ingewikkelder geworden. De democratische politieke kaders die lang het kwaad temden, blijken verouderd en machteloos. Ook versmoesd. Ze worden verdrongen door economische aansturing. Die geldt wereldwijd en heeft de wendbaarheid en werking van een bulldozer.
Uit reactie zoeken mensen, onzeker geworden, hun toevlucht tot de vluchtheuvel van het exclusieve (= uitsluitende) nationalisme. Andere mensen zien zich genoodzaakt echt te vluchten, juist vanwege betwiste nationale kaders – plus ongelijke economische verdeling.
Na een tijd waarin het mensdier er iets moois van leek te gaan maken, zijn we nu weer beland in de neerwaartse spiraal. Door die trend blijk ik al zo geconditioneerd te zijn dat ik, bijna op de automatische piloot, zeg dat ik bang ben voor het mensdier.
Valt er dan nog iets positiefs te zeggen? Het mensdier is behalve knoeier ook een knapperd, al staat die knapte nu vooral in dienst van dominante knoeiers. De weldadige periode laat zien dat het anders kan.
Het speelkwartier zou, op de getijbeweging van de geschiedenis, zomaar weer afgekondigd kunnen worden.
Wulf van Loenen zegt
Het gaat om de mensdieren die nu (gelijktijdig) op aarde zijn, wat die van hun ouders (en geschiedenis) meekregen, en weer voor later weten te investeren via de opvoeding van hun kinderen, dus voor de populaties die dan weer gelijktijdig de aarde bevolken. Een belangrijk kenmerk van het mensdier is dat ze bevangen zijn door machtswellust, niet in twijfel gebracht willen worden of ze hetzelf goed doen dus andersdenkende veroordelen of zelfs elimineren. En … ze verdommen het om lering te trekken uit de geschiedenis en ze gaan dan zich dan weer terugtrekken, dreigen en (koude)oorlog voeren. Men vertrouwt verbondenheid in het groot niet, men denkt dat de ander profiteert en parasiteert. Het herhaalt zich en het herhaalt zich. Alle religies en filosofieën ten spijt. Sterker nog … om dat laatste wordt er zelfs vaak gevochten.