Ruim een op de drie Nederlanders heeft een boeddhabeeld in huis. Dit blijkt uit onderzoek in opdracht van het Tropenmuseum gehouden onder meer dan duizend Nederlanders. Boeddhabeelden zijn populair, maar wat weet Nederland over het boeddhisme? Nog niet veel, zo blijkt uit ditzelfde onderzoek. Bijna negentig procent van de Nederlanders weet een beetje tot nagenoeg niks over het boeddhisme.
Naar aanleiding van de reacties van het publiek en het succes van de tentoonstelling De Boeddha in Museum Volkenkunde liet het Tropenmuseum een onderzoek uitvoeren naar het boeddhisme in Nederland. Hieruit bleek dat ruim één op de drie Nederlanders een boeddhabeeld in huis heeft. Om deze uitkomst nog verder te onderzoeken plaatste het museum via social media een oproep om de persoonlijke verhalen van de boeddhabeelden bij mensen thuis te achterhalen. Onder de noemer Mijn Boeddha & ik werd een mini tentoonstelling samengesteld. Afgelopen woensdag is deze tentoonstelling uitgebreid met nieuwe verhalen.
Hoi! Ik ben Mick en dit is mijn Boeddha. De vorige bewoner van mijn huis heeft hem laten staan toen hij vertrok. Deze Boeddha betekent niet gek veel voor mij, maar hij misstaat zeker niet op mijn balkon. Wellicht is het er daarom zo zen. Ik ben geen boeddhisme expert, maar ik weet dat ethiek en zelfontwikkeling belangrijk zijn voor het boeddhisme.
Ik heb een Boeddha in huis omdat Boeddha mij de zin van het leven leert. Een Boeddha is een verlicht persoon. Hij draagt zijn kennis uit naar anderen om te volgen of om lessen uit te nemen. Zij inspireren de wereld om een bepaalde levenswijze aan te nemen en jezelf hierin te bekwamen. Dat wat een Boeddha de ander kan leren ervaar ik als universeel toepasbaar. Ik heb deze Orang Malu van mijn moeder gekregen omdat zij wist dat dit mijn favoriet was. Samengevoegd betekenen Orang (mens) en Malu (verlegen) letterlijk: verlegen mens. Toch betekent verlegen in dit geval bescheidenheid vanwege zijn introverte en ingetogen houding. De Orang Malu wordt gezien als een Boeddha die huilt om het leed en verdriet in de wereld. De houding die hij aanneemt is er een van intens verdriet en hij kruipt naar binnen. Al het contact met de buitenwereld afsluitend en alleen aandacht voor zichzelf. Maar… juist door de aandacht op zichzelf te richten heeft hij vrede en geluk in zichzelf gevonden. De Orang Malu leert mij dat door bescheiden te blijven en kracht te houden het leven altijd opnieuw kan beginnen.
Dit is mijn Boeddha. Ik zag haar zo’n 35 jaar geleden in een etalage staan en voelde me meteen tot haar aangetrokken. Een vrouwelijke Boeddha had ik toen nog nooit gezien. Ik heb haar mezelf cadeau gedaan en er nooit spijt van gehad. Integendeel, ze heeft me door de jaren heen beschermd, zo heb ik het gevoel. Later ontdekte ik dat ze een hindoegodheid is en dat ze Tara wordt genoemd. Haar opgeheven hand is een gebaar dat aarzeling en angst verdrijft en vertrouwen in dharma verankert. De andere hand is een gebaar dat voorspoed en verlichting van het lijden schenkt. Ik mediteer samen met haar, brand kaarsjes voor haar en neem soms cadeautjes van mijn reizen voor haar mee. Hier versier ik haar dan mee. Ik heb in de loop der jaren het boeddhisme bestudeerd. Voel me soms ook wel een boeddhist, maar nog meer voel ik me aangetrokken tot het taoïsme. Eigenlijk een vreemde mengeling van oosterse wijzen, door wie ik me gesteund voel en van wie ik veel heb geleerd.
Boeddhabeelden geven mij een soort van harmonie en rust. Zij zijn altijd in mijn huis gebleven, terwijl andere objecten wel eens vervangen worden. Deze beelden heb ik van een oude vriend. Hij heeft de Boeddha’s ooit eens gekocht in de jaren ’70. Mede door dit gegeven heb ik het sterke vermoeden dat het om originele stukken uit de Tang-dynastie gaan. Deze Boeddhabeelden horen bij ons. Ze zijn oud en bijzonder en mijn zoon vindt de Boeddha’s geweldig. Ze mogen ook niet weg van hem. Over het boeddhisme weet ik meer dan de gemiddelde mens, maar minder dan een boeddhist.